Forum 9 januari 2001

Gereformeerden op
hervormd sleeptouw

Drs. L. C. van Drimmelen vindt het vreemd dat de gereformeerde synode aan de kerkorde van de verenigde kerk een invulling geeft die spoort met een hervormde uitleg van de hervormde kerkorde. Hij verwacht dat deze opstelling van de zijde van de gereformeerde synode door de kerkenraden niet onweersproken zal blijven.

Op 12 december 2000 zond de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland aan de gereformeerde kerkenraden, classes en particuliere synoden een brief. Daarin wordt hen gevraagd of zij wel beseffen dat het na de vorming van de verenigde SoW-kerk gedaan is met de door de gereformeerden gekoesterde zelfstandigheid van de plaatselijke kerk. En dat een gereformeerde kerk die zich aan de verenigde kerk onttrekt met lege handen op straat komt te staan. Wie daar moeite mee heeft, kan dat vóór 1 april 2001 aan de synode laten weten.

Al tien jaar wordt hard gewerkt aan de formulering van een kerkorde voor de verenigde kerk. Daarbij zijn een en andermaal de geledingen uit de drie SoW-kerken geraadpleegd.

De ontwerp-kerkorde is in 1994 aan de kerkenraden en de andere ambtelijke vergaderingen voorgelegd. Na verwerking van de reacties is deze in 1997 in tweede lezing vastgesteld. Hetzelfde gebeurde in 1997 met de ordinanties (uitwerkingen van de kerkorde). Daarop kon men tot zomer 1998 commentaar leveren. Met de verwerking van deze reacties is men nog druk bezig.

Extra inspraakronde
Wat de gereformeerde synode nu doet, lijkt veel op het aan de gereformeerden geven van een extra inspraakronde. Wat vinden de hervormde en de evangelisch-lutherse synode daarvan? Voor de hervormden en de lutheranen zijn ook nog wel een paar spannende vragen te bedenken...

En waarom nú deze actie aan gereformeerde zijde, op dit moment? Heeft de gereformeerde synode ontdekt dat zij in 1994 en in 1997 de gereformeerde kerkenraden niet goed heeft voorgelicht? Of staat er in de reeds in tweede lezing vastgestelde kerkorde iets wat de synode zelf tot nu toe niet in de gaten had? Of is er iets aan de hand met de behandeling van de ordinanties? Als daar iets in staat wat niet door de gereformeerde beugel kan, dan kan de gereformeerde synode daar nog van alles aan doen.

Wellicht zijn de ogen van de gereformeerde synode opengegaan toen onlangs op de hervormde synode de vraag aan de orde kwam of een hervormde gemeente zich los kan maken van het geheel van de Nederlandse Hervormde Kerk. Daar is door de hervormde commissie voor kerkordelijke aangelegenheden een nota over geschreven die de titel draagt ”Om de heelheid van de kerk”. Daarin wordt de gestelde vraag met klem ontkennend beantwoord. Gewezen wordt daarbij naar de (hervormde) leer omtrent de kerk en naar de hervormde kerkorde.

Het gaat om een interessante en belangrijke kwestie. Niet alleen omdat de gereformeerde synode er mee aan de slag gegaan is, maar ook omdat de nota in hervormde kring niet zonder tegenspraak gebleven is. De nota is dan ook nog niet definitief door de hervormde synode aanvaard.

Hervormde kerkvisie
De hervormde leer omtrent de kerk, zoals die althans in de nota verwoord wordt, komt in het kort hier op neer:

Christus vergadert Zijn volk, Zijn kerk. Dáárop is de eenheid van de kerk en de gemeente gebaseerd. Je aan de kerk onttrekken –oftewel: afscheiding– is ingaan tegen het werk van Christus. Ook als velen weglopen, dan nog blijft er een gemeente waar de kerkelijke goederen toe blijven behoren. Wat Christus heeft samengevoegd, scheide de mens niet. Afgewezen wordt de gedachte dat gelovigen zich aaneensluiten tot gemeenten en dat gemeenten zich aaneensluiten tot kerk.

Zou de hervormde kerkvisie zo ongenuanceerd in elkaar zitten? Wie de eenheid van de kerk eenzijdig baseert op het koningschap van Christus en zich daarbij beroept op de door Hem gegeven volmacht komt meestal uit bij een autoritaire kerkstructuur waarin het priesterschap van alle gelovigen in het gedrang komt. Kijk maar naar Rome.

Het kan ook anders. Dan wordt als uitgangspunt genomen dat de Heilige Geest de mensen tot geloof en tot elkaar brengt. Maar dan krijgt de mondigheid van de door de Geest geleide gelovigen zóveel nadruk, dat er geen kerkstructuur meer overblijft. In het beste geval komen gelovigen op voet van vrijwilligheid samen in gemeenten en die gemeenten kunnen zich dan los-vast verbinden tot grotere verbanden.

Gereformeerd is het, bij het nadenken over de kerk het werk van Christus en het werk van de Heilige Geest beide in gedachten te houden: Christus regeert Zijn kerk door Zijn Woord en Zijn Geest beide. Aan het vergaderende werk van Christus door zijn Woord beantwoordt de gehoorzaamheid die het werk is van zijn Geest. En zó (en zo alléén) krijgt de Kerk van Christus haar zichtbare gestalte.

Beginnen bij genadeverbond
Daarom kan bij het verwoorden van wat we geloven omtrent de kerk beter begonnen worden bij het genadeverbond. De leer omtrent het genadeverbond geeft het inzicht dat het verbond éénzijdig is in zijn ontstaan: God kiest. Maar het verbond is tweezijdig in de uitwerking; de verantwoordelijkheid van de gelovigen gaat meedoen. De gelovigen zijn vólgelingen en getúigen.

Alleen zo zien we de wisselende lotgevallen van de kerk in de geschiedenis aan. De kerkgeschiedenis laat zien dat zelfs een hele kerkgemeenschap kan dwalen en dat soms een enkele gemeente of een enkele gelovige in het goede spoor blijft. Zo is het voorgekomen dat een gemeente zich uit gehoorzaamheid aan Gods Woord als geméénte losmaakte uit een dwalende kerkgemeenschap. Hoe is anders de kerkhervorming in Nederland begonnen?

In de tijd van de Doleantie werd aan hervormde zijde eenzijdig de nadruk gelegd op de landelijke kerk. En aan gereformeerde zijde op de plaatselijke gemeente (de plaatselijke kérk). Sindsdien zijn hervormden en gereformeerden een heel eind naar elkaar opgeschoven.

De nota ”Om de heelheid van de kerk” maakt dan ook melding van de Verklaring van overeenstemming, die in 1986 door de hervormde en de gereformeerde generale synoden samen aanvaard is en waarin onder meer wordt uitgesproken: „Omdat in beide kerken erkend wordt dat het geheel en de delen elkaar voortdurend nodig hebben, mag een verschil in accentuering van de twee polen geen motief vormen om het gescheiden bestaan der kerken te continueren.” Zo zijn de eenzijdigheden teruggebracht tot een verschil in accent.

Maar als de zaken zo staan, kun je moeilijk tot zulke stellige conclusies komen als de hervormde nota doet. Als een plaatselijke gemeente méér is dan een onderafdeling van de landelijke kerk en als gemeente alle facetten van kerk-zijn kerk bevat, waarom zou het dan onmogelijk zijn dat zij in bijzondere omstandigheden haar eigen weg gaat?

Kerkvisie gaat mank
Maar, zegt de genoemde nota, zo zit de hervormde kerk niet in elkaar. Hoor maar:

Artikel I: De Nederlandse Hervormde Kerk (...) bestaat uit al de hervormde gemeenten (...).

Artikel II: Krachtens het genadeverbond behoren tot een Hervormde gemeente en mitsdien tot de Nederlandse Hervormde Kerk (...) (samengevat:) zij die belijdenis hebben gedaan, zij die gedoopt zijn en zij die uit hervormde ouders zijn geboren.

Door deze twee regels wordt volgens de nota de verhouding tussen de plaatselijke gemeente en de landelijke kerk helder bepaald. Een gemeente behoort niet tot de kerk krachtens besluit van de kerkenraad maar als organisch deel van het grote geheel. En een gelovige behoort niet tot de gemeente door eigen beslissing maar krachtens Gods keus.

En het woord ”mitsdien” betekent dat je niet rechtstreeks lid kunt zijn van de Hervormde Kerk maar ook dat je het lidmaatschap niet kunt beperken tot de plaatselijke gemeente. Je kunt niet voor de Hervormde Kerk bedanken en samen met anderen de hervormde gemeente voortzetten.

Op grond van deze twee kerkordeartikelen kun je, kijkend naar de betekenis van de woorden, net zo goed zeggen: wie zich aan de hervormde gemeente onttrekt, is niet hervormd meer. En als een gemeente zich losmaakt van de Hervormde Kerk is het geen hervormde gemeente meer. Maar dat houdt toch niet per se in dat afscheiding onmogelijk is?

Nu moet je bij het uitleggen van de kerkorde niet alleen op de woorden letten maar ook op de kerkvisie die aan de kerkorde ten grondslag ligt. Alleen: de in de nota verwoorde kerkvisie gaat mank. Het is beter het in artikel II van de kerkorde genoemde genadeverbond tot uitgangspunt te nemen. Als je dat doet, kom je tot een andere uitleg: de verbondstrouw van God kan door zijn Geest een gemeente op een andere weg leiden dan die welke door de synode wordt gewezen.

Op hervormd spoor
Verbazend is het dat de gereformeerde generale synode in haar brief op hervormd spoor gaat rijden. Misschien gebeurt dat, omdat in oktober 1990, bij het geven van de opdracht tot het ontwerpen van een kerkorde voor de verenigde kerk, gezegd is dat de structuur van de hervormde kerkorde in engere zin als beginpunt en hoofdlijn dient te fungeren. Daar is de hand aan gehouden. En zo is er een ontwerp-kerkorde met ordinanties gekomen die inderdaad dezelfde structuur heeft als de hervormde kerkorde. Maar dat is de buitenkant.

Inhoudelijk is er door de ontwerpers geen enkele keuze gemaakt met het argument dat nu eenmaal de hervormde situatie zo is. Ook de keuze voor het woord ”kerk” (enkelvoud!) in de naam van de verenigde kerk is gemaakt op grond van door hervormden, gereformeerden en lutheranen gezamenlijk gevonden argumenten.

Dat niet zonder meer gekozen is voor het hervormde model blijkt alleen al daaruit, dat in de ontwerp-kerkorde het lidmaatschap van de gemeente samenvalt met gedoopt zijn. Er kan niet meer gesproken worden van lidmaatschap op grond van geboorte. De verenigde kerk zal dan ook geen volkskerk zijn; elke doopsbediening zal door de dopeling, of de ouders daarvan, worden gewenst en aangevraagd. En daarin wordt aan beide zijden aan een evenwichtige kerkvisie recht gedaan: Christus, Die zijn kerk vergadert, roept en de gelovige geeft, geleid door Zijn Geest, antwoord.

Maar nu gaat de gereformeerde synode ineens aan de kerkorde van de verenigde kerk een invulling geven die spoort met een hervormde uitleg van de hervormde kerkorde.

En dat gebeurt met de laconieke opmerking dat we van de zelfstandigheid van de plaatselijke gereformeerde kerk binnen het gereformeerde bestel niet zo hoog moeten opgeven. „Alsof het een plaatselijke kerk vrij zou staan zomaar te besluiten het kerkverband te verlaten.”

Maar hoe zit het dan? Blijft het mogelijk ”om des gewetens wil” als plaatselijke kerk het kerkverband te verlaten (en dan met behoud van de bezittingen)? Of is afscheiding bij voorbaat uit den boze en verboden? Voor het laatste heeft de gereformeerde synode nu gekozen.

Maar beseft de synode dan wel dat zij door dit hervormde standpunt in te nemen impliciet zowel de Afscheiding als de Doleantie veroordeelt? Zouden alle gereformeerden dáár aan toe zijn? De Gereformeerde Kerken zijn niet Samen op Weg omdat Afscheiding en Doleantie missers waren, maar omdat de Nederlandse Hervormde Kerk van tegenwoordig anders is dan het ”Hervormd kerkgenootschap” uit de 19e eeuw.

Plaatselijke gemeente
Daarom moet maar even duidelijk gezegd worden dat de gereformeerden die meegewerkt hebben aan het ontwerpen van de kerkorde van de verenigde kerk niet zomaar de gereformeerde opvattingen hebben prijsgegeven. Er staat geen regel in de ontwerp-kerkorde die alleen maar uitgelegd kan worden op de manier waarop de hervormde nota de hervormde kerkorde uitlegt.

Evenals in de hervormde kerkorde staat in de ontwerp-kerkorde dat de verenigde kerk bestaat uit al de gemeenten. Maar dat betekent niet anders dan dat de gemeenten de bouwstenen zijn van de kerk. En ook al is de landelijke kerk méér dan de optelsom van de gemeenten, een gemeente is méér dan een plaatselijke afdeling van de landelijke organisatie. De landelijke kerk wordt het duidelijkst zichtbaar in de gemeenten want dáár worden het Woord en de sacramenten bediend.

Verder staat in de ontwerp-kerkorde: Tot een gemeente –en daarmee tot de verenigde kerk– behoren zij die gedoopt zijn en als zodanig zijn ingeschreven als lid van de gemeente. Dat betekent in de eerste plaats dat (net als nu in de hervormde kerk) het lidmaatschap van de plaatselijke gemeente samenvalt met lidmaatschap van de landelijke kerk. En tegelijk wordt daarin tot uitdrukking gebracht dat voor elk gemeentelid ook de landelijke kerk ertoe doet.

Als het over de gemeente zelf gaat, wordt het denken vanuit het verbond, dat eenzijdig ontstaat maar tweezijdig functioneert, als volgt onder woorden gebracht: De gemeente is de gemeenschap die, geroepen tot eenheid, getuigenis en dienst, samenkomt rondom Woord en sacrament (Ordinantie 2 artikel 1).

Natuurlijk is in de ontwerp-kerkorde niet geregeld dat en hoe een gemeente zich kan onttrekken aan de landelijke kerk. Dat doet geen enkele kerkorde. Maar dat wil niet zeggen dat afscheiding vanuit een visie op de kerk die uitgaat van het verbond onvoorstelbaar is!

Wereldlijk recht
De hervormde nota ”Om de heelheid van de kerk” verwijst ook naar het Burgerlijk Wetboek. Daar staat in artikel 2 van Boek 2 dat kerkgenootschappen, hun zelfstandige onderdelen en lichamen waarin zij zich hebben verenigd rechtspersoonlijkheid bezitten. In de nota wordt dan gezegd: De Nederlandse Hervormde Kerk is volgens het burgerlijk recht een kerkgenootschap en de gemeenten zijn daarvan zelfstandige onderdelen. Een onderdeel kan zich dus niet zomaar losmaken van het geheel.

Maar zo eenvoudig is het niet. Neem nu de diaconie van een hervormde gemeente. Die diaconie is rechtspersoon. Maar het is geen kerkgenootschap. Dus is het een zelfstandig onderdeel. Waarvan? Van de Hervormde Kerk? Nee toch! De diaconie is iets van de geméénte. En de gemeente is zelfstandig onderdeel van de Hervormde Kerk. Maar is de diaconie dan een zelfstandig onderdeel van een zelfstandig onderdeel? Die mogelijkheid wordt niet genoemd in het aangehaalde artikel uit het Burgerlijk Wetboek.

We kunnen dus niet zomaar uit het Burgerlijk Wetboek iets over de organisatie van een kerk afleiden. Er is in Nederland vrijheid van godsdienst en in het verlengde daarvan vrijheid om het geloof tezamen met anderen te belijden en dat te doen in een geloofsgemeenschap die georganiseerd is volgens de kerkvisie van die gelovigen. Het aangehaalde artikel gaat dan ook verder met de woorden: zij worden geregeerd volgens hun eigen statuut. Dus, wie iets wil weten over de verhouding tussen plaatselijke gemeente en landelijke kerk moet in de desbetreffende kerkorde kijken. Iets anders is er niet.

Kerkelijke conflicten
Dat blijkt als een kerkelijk conflict wordt voorgelegd aan een wereldlijke rechter. Die zal dan kijken naar de kerkorde van de kerkgemeenschap waarmee hij te maken heeft. Alleen waar die kerkorde zwijgt, moet hij zelf een uitweg vinden. Bij voorbeeld als het gaat om de vraag wat er met de bezittingen moet gebeuren als een gemeente zich losmaakt uit de landelijke kerkgemeenschap of als een gemeente uit elkaar valt.

Het is de vraag of een rechter van vandaag tot dezelfde conclusies komt als in de tijd van de Doleantie, toen hervormde gemeenten, die kozen voor de Dordtse kerkorde, buiten de Hervormde Kerk kwamen te staan en daarbij alle bezittingen kwijtraakten. De rechter heeft nu te maken met de hervormde kerkorde van 1951 en niet meer met het 19e-eeuwse Algemeen Reglement.

En wat weten we nu van de rechtspraak door een rechter die te maken heeft met de kerkorde van de verenigde kerk?

De wereldlijke rechter kijkt ook, behalve naar de desbetreffende kerkorde, naar wat redelijk en billijk is. Dat is gebleken toen de Hoge Raad in 1976 in een arrest inzake de gereformeerde kerk te Katwijk –anders dan je zou verwachten op grond van de kerkorde van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt)– de bezittingen naar redelijkheid en billijkheid heeft verdeeld over de twee groepen die door een conflict uit elkaar gingen.

Stel je voor, er is ergens sinds 1975 een gereformeerde kerk. Het kerkelijk leven is met grote offers van de grond af opgebouwd, ook financieel. Behalve de gereformeerde kerk is er in het dorp een hervormde gemeente. De gereformeerde kerk is niet met de hervormde gemeente Samen op Weg gegaan vanwege de vrijzinnige ligging van de hervormde gemeente. Na de totstandkoming van de verenigde kerk (landelijk) voelt de genoemde gereformeerde kerk zich geroepen over te gaan naar het kerkverband van de Nederlands gereformeerden. Raakt ze bij die overstap al haar bezittingen kwijt? Omdat de synode vindt dat er een gemeente (zonder leden) blijft bestaan die met het aanwezige kapitaal opnieuw moet worden opgebouwd? Terwijl er ter plaatse een gemeente aanwezig is, die tot de SoW-kerk behoort? Dat is toch niet redelijk en billijk!

Gereformeerde voorbarigheid
Daar komt nog iets bij. Binnen de gemeenschap van de Gereformeerde Kerken in Nederland is het beheer van de bezittingen geheel en al een aangelegenheid van de plaatselijke kerk zelf. Dat kan de synode niet veranderen, ook niet door een wijziging van de kerkorde, want de synode is volgens artikel 30 van de gereformeerde kerkorde niet bevoegd zich met het beheer van een plaatselijke kerk te bemoeien. De kerken kunnen alleen zelf verandering aanbrengen in hun eigendomsrecht. Wat gebeurt er wanneer een aantal gereformeerde kerken na de totstandkoming van de landelijke SoW-kerk gaat dwarsliggen? Zit de gereformeerde synode soms verlegen om een slepende kwestie over het beheer? Daar zullen de hervormde en evangelisch-lutherse SoW-partners blij mee zijn! Het lijkt er op dat de gereformeerde synode voor het gemak dit burgerrechtelijk aspect van de kerkvereniging maar vergeten is.

De hervormde nota ”Om de heelheid van de kerk” heeft onverwacht bijval gekregen van gereformeerde zijde. Hoewel het in die nota gaat om uitleg van de hervormde kerkorde. De gereformeerde synode begint alvast met het uitleggen van de kerkorde van de verenigde kerk. Alsof de uitkomst van de discussie in hervormde kring op voorhand bepalend is voor de situatie in de verenigde kerk.

Typisch gereformeerd: zoveel voorbarigheid. Merkwaardig.

Het is te hopen dat de gereformeerde generale synode nog eens goed bedenkt waar ze mee bezig is. En het is te verwachten dat veel gereformeerde kerkenraden, classes en particuliere synoden vóór 1 april 2001 aan hun generale synode laten weten dat ze op déze manier verkéérd bezig is.

De auteur doceert kerkelijk recht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en is mede-opsteller van de ontwerp-kerkorde en ontwerp-ordinanties voor de toekomstige verenigde kerk.