Forum 12 december 2000

Bse wel verwant aan
Creutzfeldt-Jakob

Dr. H. L. Zaaijer
Volgens dr. H. L. Zaaijer is het verband tussen bse en de nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob groter dan G. Roos suggereert. Dr. H. L. Zaaijer reageert op verzoek van de redactie.

De epidemie van gekkekoeienziekte (bse) onder Brits rundvee bracht zware tijden voor Britse veehouders. Ook Nederlandse veehouders krijgen nu te maken met ingrijpende maatregelen. Het artikel van de Nederlandse (melk)veehouders vraagt terecht aandacht voor hun problemen. In het onderstaande weerspreek ik eerst enige uitspraken in het artikel van de veehouders op technische gronden. Vervolgens ga ik in op de genomen maatregelen, op de oorzaak van de bse-crisis en op de toekomst van de veehouderij.

Onze kennis van bse en van de nieuwe variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob (CJD) schiet tekort. Veel zaken zijn echter wel helder. De volgende punten betreffen onjuistheden in het stuk van de veehouders:

•  1. Er is wel degelijk een directe relatie tussen bse en CJD. Er bestaat overeenstemming onder de betrokken deskundigen dat CJD hoogstwaarschijnlijk ontstaat door besmetting van de mens met het bse-agens.

•  2. De besmettelijke stof die bse veroorzaakt komt niet alleen voor in hersenen en ruggenmerg van besmette runderen, maar ook in grote zenuwknopen, dunne darm en milt.

•  3. Het feit dat tot nu toe weinig Britten CJD ontwikkelden is geen bewijs voor het ontbreken van een relatie tussen bse en CJD. De gemiddelde tijdsduur tussen besmetting en ziek worden door CJD (de incubatietijd) is namelijk onbekend. De incubatietijd van de aan CJD verwante hersenziekte Kuru bedraagt drie tot veertig jaar of langer. Misschien is de gemiddelde incubatietijd voor CJD bijvoorbeeld 25 jaar. Het is dus mogelijk dat in de komende twintig jaar 100.000 Britten overlijden aan CJD, een door de Britse overheid erkend scenario. In 1999 overleden vijftien Britten aan CJD, 2000 telt 31 gevallen. Als deze verdubbeling doorzet bedraagt het aantal CJD-doden in 2010 zo'n 30.000.

•  4. Risicomateriaal komt misschien wel in ons voedsel terecht. De Europese markt is open. In Nederland is het toezicht bij de slacht in het algemeen goed. Wie garandeert mij echter dat risicomateriaal ontbreekt in een worst uit Spanje, in een bouillonblokje uit Portugal of in drop (gelatine) uit België?

•  5. Het is juist om alle dieren af te maken op een bedrijf waar één geval van bse optrad. Immers, dat geval maakt aannemelijk dat op dat bedrijf besmet voer gebruikt is. Ook maakt het testen van alle runderen op bse het ruimingsprotocol niet overbodig. De gevoeligheid van de test is namelijk beperkt. Runderen die zich vroeg in de incubatiefase van bse bevinden worden niet opgespoord door de test.

•  6. Bse is misschien wel enigszins besmettelijk. Overdracht van koe op kalf lijkt voor te komen. Een Britse baby, geboren uit een jonge vrouw die aan CJD stierf, zou neurologische afwijkingen vertonen.

Onjuiste informatie
Ik onderschrijf de aanklacht dat de consument onjuiste informatie krijgt. Inderdaad: rundvlees brengt voorzover bekend geen bse over van rund op mens. Toch ondersteun ik de draconische maatregelen tegen bse. Met de komst van bse is een fatale ziekte verspreid onder runderen, katten en mensen. Mogelijk is bse gecamoufleerd aanwezig bij schapen met scrapie. Dat varkens niet ook ziek worden, is puur geluk. Het feit dat het bse-agens niet aanwezig lijkt te zijn in rundvlees doet niets af aan de noodzaak deze ziekte met wortel en tak uit te roeien.

Tot slot wil ik een uitlating in het stuk weerspreken op een meer bespiegelend niveau. Ik schrijf hierbij als kritische consument. Sommigen zullen zich ergeren aan het hierna volgende, aan hen vraag ik dit stukje toch uit te lezen. Men stelt dat „het bse-probleem is ontstaan door laksheid en fouten van ambtenaren, controle-instanties en overheden.”

Ik stel dat het bse-probleem is ontstaan door het voeren van slachtresten van runderen aan runderen. Sinds mensenheugenis aten runderen plantaardig voedsel. Vanuit economische motieven voerden veehouders de laatste decennia hun runderen 'kannibalistisch' veevoer, bereid uit slachtafval. Het had goed af kunnen lopen, maar helaas: een ongekende epidemie brak uit, voorlopig onder runderen, binnenkort misschien ook onder mensen. Als microbioloog bezie ik de (pluim)veehouderij met verbazing: vanwege economische motieven is de varkensstapel weer even groot als tijdens de varkenspestepidemie. Vanuit economische motieven worden tonnen antibiotica als 'voedselbespaarders' door het veevoer gemengd. Vanwege economische motieven is het inmiddels normaal dat kippenvlees besmet is met campylobacter en salmonella.

Overstappen
Vanwege deze misstanden zie ik aan de bse/CJD-crisis een positieve kant. Hopelijk is deze crisis aanleiding om over te gaan van vervuilende, dieronvriendelijke massaproductie van goedkope producten van matige kwaliteit, op kleinschalige schone productie van dure producten van topkwaliteit. Terecht meldt het artikel het gevaar van te veel en te vet eten. De oplossing is driemaal minder vlees eten, dat driemaal duurder is, maar dat niet-vervuilend, niet-kannibalistisch, diervriendelijk is en zonder antibiotica is geproduceerd. Uiteindelijk kan de veehouder in dit systeem evengoed een boterham verdienen als in het huidige systeem. De overgangsperiode zal echter voor velen moeilijk zijn.

De auteur is als arts-microbioloog werkzaam in het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit in Amsterdam.