Landbouw heeft 'nieuwe economie' nodigDe landbouwsector staat onder grote druk. Regelgeving, liberalisering van de wereldhandel en de uitbreiding van de Europese Unie eisen hun tol van de Nederlandse boer. Bovendien vraagt de productiviteitsrace steeds meer van agrariërs. Te veel, vindt dr. ir. R. Jongeneel. Hij pleit voor een nieuwe methode van denken en werken in de landbouw en voor een beschermend landbouwbeleid, waarin voor maatschappelijk verantwoorde landbouwproductie een rechtvaardige beloning wordt gegeven. Er komt veel op de landbouw af. De economische kaders worden steeds strakker. En met de Millennium Ronde over liberalisatie van de wereldhandel in landbouwproducten nog in gang en de uitbreiding van de Europese Unie met een aantal Midden- en Oost-Europese landen op de agenda kan men de broekriem alvast verder aanhalen. Ook het milieu stelt nieuwe eisen aan de landbouw. Hoewel bijvoorbeeld de laatste tien jaar het verbruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen met circa 40 procent is verminderd, moet men nog een stuk verder. Evenzo met de mineralen. De mineralenoverschotten laten een geleidelijke daling zien, maar de eindstreep is nog niet in zicht. Intussen verdient een aanzienlijk deel van de agrariërs minder dan het minimuminkomen. Al een aantal jaren achtereen zijn de prijzen slecht en loopt de netto toegevoegde waarde per arbeidskracht terug. De landbouw blijft achter bij de rest van de economie, concludeerde het Landbouw Economisch Instituut onlangs in haar Landbouw Economisch Bericht 2000. Ook vergeleken met de andere lidstaten van de Europese Unie laat Nederland sinds de jaren negentig een in negatieve zin afwijkend beeld zien. De spanning tussen de tegenvallende inkomens en de toenemende maatschappelijke eisen was ook voelbaar tijdens de onlangs gehouden landelijke ontmoetingsdag van het Contact Christen Agrariërs (CCA). Gevaarlijke blik De vraag is of het beeld van de landbouw als een sector die achterblijft en een bron is van steeds weer nieuwe problemen, niet iets verraadt van een gevaarlijke blikrichting in de maatschappij. Professor Goudzwaard gebruikte op de CCA-dag het beeld van iemand die zich in een voortsnellende trein bevindt en naar buiten kijkend bemerkt dat het landschap en de boerderijen aan de horizon achteruit lijken te bewegen. Dat wijzen op achterblijvers, de achterblijvende landbouw of de achterblijvende ontwikkelingslanden, is typisch iets wat opkomt vanuit een kritiekloos geaccepteerde, dynamische vooruitgangssamenleving. Vanuit de trein van de snelle vooruitgang lijkt het of alles wat niet op dezelfde wijze meekomt, achterblijver is. En de stap van achterblijver naar afvaller lijkt niet groot meer. Impliciet zit daar het oordeel achter dat de landbouw met de rest van de economie moet proberen mee te komen en dat als ze dat maar doet, ze ook succesvol zal zijn. De landbouw moet een voorbeeld nemen aan de industrie, meer innoveren, marktgerichter denken, meer aandacht besteden aan kwaliteit etcetera, zo luidt het. Ik denk dat deze visie weliswaar waardevolle elementen bevat, maar geen oplossing biedt voor de problematiek waarin de landbouw zich op dit moment bevindt. Ik denk dat we de landbouw eerder als voorloper en voorbode moeten zien dan als achterblijver. Juist in de landbouw zien we dat het vooruitgangs- en expansie-ideaal op zijn grenzen stuit. Dat kon wel eens een teken aan de wand zijn voor de rest van de economie. Wat nu in de landbouw gebeurt, gaan we waarschijnlijk over een aantal jaren zien met betrekking tot de laaggeschoolde arbeid elders in onze economie. Immers, in een globaliserende economie lijkt dat de eerstvolgende factor te zijn die in de knel gaat komen, omdat ze de productiviteitsrace met de rest van de wereld uiteindelijk niet bij kan houden. Anders denken De landbouw heeft een 'nieuwe economie' nodig. Niet zozeer de moderne interneteconomie, maar een nieuwe manier van economisch denken en handelen. Die nieuwe economie heeft overigens al oude papieren. Teruggrijpend op het Oude Testament is het boeiend om te zien dat daarin enerzijds plaats en waardering is voor datgene wat wordt voortgebracht. Het voedsel wordt gegeten, genoten en ook gedeeld met de behoeftigen. Anderzijds is er bijzondere zorg voor dat wat we nu de productiefactoren noemen. Arbeid wordt beschermd door middel van uitgebreide regelgeving en ook door de sabbat en het sabbatsjaar. De grond krijgt tijd om zich te herstellen (het jubeljaar). En kapitaal wordt om niet ter beschikking gesteld aan hen die het nodig hebben. In het Nieuwe Testament keert deze zorg voor de middelen, datgene wat je is toevertrouwd, terug in het appèl tot rentmeesterschap. Wordt de wijsheid die in dit bijbelse perspectief ligt opgesloten, genegeerd omdat alles op de kaart van de productiegroei wordt gezet, dan loopt een economie en een samenleving uiteindelijk vast. Het begint met een stuk roofbouw op grond, natuur en mensen en niet lang daarna komen de problemen. Dat blijkt niet alleen in de landbouw, maar raakt ook nu al de rest van de economie. Een op de drie werknemers voelt zich niet gelukkig in zijn huidige baan. Een op de zes werknemers raakt burn-out. En de steeds maar oplopende werkdruk wordt algemeen als knellend ervaren. Het is tekenend dat op dit moment meer dan 60 procent van alle uitgaven in de gezondheidszorg worden betaald voor ziekteverschijnselen die met stress te maken hebben. Het is dus geen zaak van idealisme, maar juist van realisme om te onderkennen dat, zowel in de landbouw als daarbuiten, een ander perspectief nodig is. Geen agribusiness Ik denk dat deze visie voor de landbouw een aantal consequenties heeft, die verdere uitwerking behoeven. Allereerst moeten we voor het landbouwbeleid van de toekomst niet het anker bij de agribusiness uitgooien. Juist die agribusiness is de exponent van het achterhaalde oude groei- en expansiemodel. De agribusiness wil wereldwijd kunnen concurreren. Meedoen in die wedloop van wereldwijde concurrentie betekent een nog verdere opvoering van de productiviteit en de output. De zorg voor de middelen komt dan alleen nog maar meer in de knel. Bovendien zie je binnen de agribusiness een versterking van de economische machtsvorming, die zich net zo gemakkelijk tegen de boer als tegen de consument kan richten. Er is juist een beschermend landbouwbeleid nodig, waarin voor maatschappelijk verantwoorde landbouwproductie een rechtvaardige beloning wordt gegeven. Europa moet haar landbouw niet uitleveren aan de grillen en de willekeur van de wereldmarkt. Het paarse landbouwbeleid moet dus anders. In de tweede plaats vraagt de huidige situatie om een nieuw perspectief op de agrarische beroepspraktijk. Rentmeesterschap moet namelijk ook een heel praktische vertaling krijgen. De landbouw kan in dat opzicht wat leren van de rest van de economie. De belangstelling voor bedrijfsethiek en (ethische) codes die we daar zien, zou ook door de landbouw meer opgepikt kunnen worden. Het CCA zou daar bijvoorbeeld haar volgende agendapunt van kunnen maken. Het normatief doordenken van wat een goede en verantwoorde agrarische beroepspraktijk is, is een mes dat aan twee kanten snijdt. Het helpt christenagrariërs om concreter aan de beleving van rentmeesterschap in hun beroep toe te komen. Bovendien heeft het iets van een aanbod naar de samenleving toe waarmee de agrariërs duidelijk maken wat zij als hun maatschappelijk verantwoorde bijdrage aan de samenleving zien. Imago verbeteren Ik denk dat zo'n aanbod om twee redenen nodig is. Het vormt een bijdrage aan het huidige imagoprobleem, waarbij een boer in de media voorgesteld wordt als iemand die op een ronkende trekker met spuitende mestkar rondscheurt. Tegelijkertijd biedt het een constructieve bijdrage en zet de landbouw een stap in de richting van de nieuwe economie die we samenlevingsbreed nodig hebben. De Europese boer vraagt aan de consument een klein beetje extra in de prijs, maar maakt dan ook duidelijk en transparant wat men daarvoor levert in termen van verantwoorde productiewijzen, waarin zorg voor natuur, milieu, dier en arbeid meetelt. De auteur is universitair docent agrarische economie aan Wageningen Universiteit. |