Als school geen bijzaak was, wordt ze het welDe afgelopen weken werden weer de nodige plannen gelanceerd om het Nederlandse onderwijs te herstructureren. Scholen moeten weer kleiner worden, lieten de bestuurskundigen In 't Veld en Rinnooy Kan weten. Kort daarvoor hadden minister Hermans en staatssecretaris Adelmund scholen al meer vrijheid toegezegd. Paul Ophey meent dat deze peptalk moet verhullen dat het onderwijs in Nederland alleen maar achter de feiten van de markt aan holt, de markt die zowel school als puberteit opslokt. Leerlingen vinden school vervelend, aldus het rapport Bij de les, ingevuld door politicoloog In 't Veld en banktopman Rinnooy Kan en begeleid en betaald door organisatieadviesbureau McKinsey. Docenten zijn volstrekt gedemotiveerd. Het onderwijs moet dus uitdagender en vooral gevarieerder worden, aldus het rapport. Elke school mag dan ook een eigen pedagogische en didactische aanpak kiezen en de scholen die voldoende klanten trekken, mogen blijven. Die in de rode cijfers raken, moeten verdwijnen. Ziedaar het onderwijs van de 21e eeuw. Want de begin november gelanceerde notitie van minister Hermans en staatssecretaris Adelmund getiteld Onderwijs in stelling: kracht en creativiteit voor de kennissamenleving wijkt niet wezenlijk af van genoemd rapport. Ook van Hermans en Adelmund krijgen scholen meer ruimte om hun lot in eigen hand te nemen. En ook hier zijn de gevleugelde woorden variëteit, maatwerk en niet te vergeten kwaliteit. Want ook wat het bellenblazen betreft doen politiek en markt tegenwoordig nauwelijks voor elkaar onder. Makke schapen Docenten zijn gestopt met nadenken, zei Winsemius van bureau McKinsey bij de presentatie. In zekere zin heeft de man ook nog gelijk ook al zal me dit niet in dank worden afgenomen door collega's. Docenten zijn over het algemeen makke schapen. Net zoals huisartsen hebben ze zo maar laten gebeuren dat het vak van leraar langzaam maar zeker uitgekleed werd. Zoals huisartsen zich tot ordinaire praatmeesters hebben laten devalueren, zo zijn docenten de afgelopen decennia de clowns geworden in het vernieuwingscircus van het ministerie in Zoetermeer. Docenten hebben de centraal verordonneerde pedagogiek en didactiek braaf over zich heen laten komen; vrijwel geen docent die de afgelopen decennia echt in de bres sprong voor een heel ander kennisideaal (wat deden Nederlandse docenten trouwens in de oorlog?). Waardoor het vak van docent verbureaucratiseerde en het niet denkbeeldig is dat het opdrachten aftekenen en punten uitdelen binnenkort door de computer zal worden overgenomen. Of, zoals dat heet in de taal van In 't Veld en Rinnooy Kan: De klassen mogen best groter, mits er behoorlijke computerondersteuning komt. Waarmee we bij het onderwijs in de moderne informatiesamenleving zijn aanbeland. Die samenleving redeneerde eerst het verschil weg tussen informatie (berichten), kennis (weten om te leren) en wijsheid (het in-, na-, over- en herdenken van kennis), om vervolgens informatie tot handelswaar om te toveren en de leraar in het beste geval tot een ordinaire afhaalboer. Waarvoor zouden jongeren de docent immers nog nodig hebben als ze het waarom van de informatie niet hoeven te bevragen en de context ervan niet hoeven te begrijpen? Bovendien: het verplaatsen van de informatie van de computer naar hun werkstuk kunnen zij zelf beter dan menig docent. Verschijnsel jeugd Waarbij het bovendien niet denkbeeldig is dat de vrij toegankelijke informatie via internet nog veel verder reikende consequenties heeft, zegt communicatiewetenschapper Neil Postman in zijn boek Denken voor de spiegel (2000). Postman maakt zich zorgen over het feit dat we door de informatierevolutie niets meer geheim zullen kunnen houden voor de jeugd. En dat zou wel eens een reden temeer kunnen zijn, zegt hij, waardoor het verschijnsel jeugd langzaam maar zeker wegkwijnt. Andere redenen daarvoor die hij noemt zijn het afkalvende gezin (de werkende moeder!) en, daar zijn we weer, het onbelangrijker worden van de school, traditioneel de buffer tussen jeugd en volwassenheid. En er zijn nog wel meer redenen te bedenken waarom het inderdaad niet zo zeker is dat de categorieën jeugd en puberteit en daarmee de (traditionele) school voor altijd zullen voortbestaan. Wat te zeggen van onze overheid, een eeuw lang jeugdhoeder nummer een, die de arbeidstijden voor jongeren almaar verruimt en rammelt aan de poort van het strafrecht. Een overheid die bovendien een lerarentekort liet ontstaan en daarmee de discussie over de duur van de schoolweek vanzelf op gang hielp. Ook dit is een kwestie van gewenning. En natuurlijk een arbeidsmarkt die schreeuwt om vakkenvullers. Jongeren zijn steeds vaker niet meer alleen consumenten, maar ook gewoon producenten, net als ieder ander. En niet te vergeten: zo lang de markt roept, zullen de media diezelfde jongeren weglokken van school met bakerpraat over het bijbaantje als belangrijke, zo niet belangrijkste, leerschool in het leven. Als de school nog geen bijzaak was, dan wordt ze het zo vanzelf wel alle 'kennissamenlevingen' ten spijt. Trouwens, wie had ooit kunnen bedenken dat het de generatie van de jaren zestig zou zijn die de puberteit afschafte? Middeleeuwen In de Middeleeuwen kende men de woorden jeugd en puberteit niet eens. Waarom zou onze puberteit dan altijd voortduren? De jeugd is bovendien geen biologisch gegeven, schrijft Postman, maar een sociale constructie, een afspraak die we met zijn allen gemaakt hebben en, vindt hij, in ere moeten houden. Niet dat ik Postmans romantische opvatting over de jeugdige onschuld deel, want het is juist die opvatting waardoor we de jeugd zo veel excuseren en in de watten leggen. En waardoor het kennisideaal in het onderwijs zo verwaterde. Anders gezegd: het is die opvatting waarom we de jeugd niet echt serieus nemen. Waar het me hier echter werkelijk om te doen is, is dat we beter in gaan zien dat de markt onze samenleving sneller verandert dan menigeen denkt. En dat al die veranderingen ons alleen maar overkomen als we niet beter opletten. Dat we slechts het nakijken hebben en niet mee invulling kunnen geven aan het onderwijs van de toekomst. En daarmee de jeugd nog meer aan haar lot overlaten. We moeten er alles aan doen om het onderwijs van de toekomst of dat nu op school gebeurt, uit de computer komt of uit de muur jongeren verantwoordelijkheid te laten aanleren en zeker ook sceptischer te laten maken over de almaar uitdijende markt. Het studiehuis bevat elementen daartoe, al kan er over die scepsis natuurlijk nooit genoeg worden nagedacht. Het onderwijs, in welke vorm dan ook, moet er alles aan doen te helpen voorkomen dat jongeren gewillige slachtoffers worden van de markt (zie nu al het grote aantal roodkredietlopers). Hoe meer greep die markt zelf op het onderwijs krijgt, hoe alerter we moeten zijn. Dit om te voorkomen dat we de Middeleeuwen helemaal terug in huis te halen. De auteur is historicus en freelance journalist. |