Forum 30 november 2000

Hoogleraar moet luisteren naar synodaal vermaan

Helaas verhardt
Den Heyer zich

Vanaf volgende week ligt de autobiografie waarin prof. dr. C. J. den Heyer rekenschap geeft van zijn standpunten in de winkel. Dr. B. Wentsel las de drukproeven van ”Ruim geloven; Een theologisch zelfportret” in één adem uit. Hem trof dat de hoogleraar Nieuwe Testament in Kampen zo star vasthoudt aan zijn eenmaal ingenomen standpunt.

Op verzoek van de kerkredactie van deze krant reageer ik op het boeiend geschreven verweerschrift (?) van Den Heyer. De auteur tekent duidelijk, levendig en eerlijk zijn ontwikkeling en loopbaan en draait nergens omheen. Dat is in hem te prijzen. Hij wenst als vrijzinnige niet gunstiger (orthodoxer) geïnterpreteerd te worden dan hij is, zoals sommigen dit wel deden. Ook ik zal nergens omheen draaien en eerlijk schrijven hoe ik over hem en zijn geschrift denk.

Eeuwige Zoon
Den Heyer volhardt in zijn loochening dat Jezus van Nazareth de eniggeboren, eeuwige en met de Vader wezensgelijke Zoon van God is. Hoe komt hij hiertoe? Dat heeft diverse oorzaken. Met een beroep op dr. H. Berkhof (1914-1995) stelt hij dat het Nieuwe Testament van 'achteren' vanuit het Oude Testament vertolkt dient te worden. Zoals in Exodus 4:22 en Hosea 11:1 Israël Gods zoon genoemd wordt vanwege de innige band met de Heilige, zo heeft ook Jezus de band van wilseenheid met zijn Vader gehad. „Jezus is één met God omdat hij ééns-Geestes is met de Vader” (blz. 228). Jezus is volgens Den Heyer exclusief een Jood, een bijzondere persoon vol van Gods Geest, een charismaticus maar geen God.

Deze leer is volledig in strijd met de belijdenis van Nicea-Constantinopel en alle reformatorische belijdenisgeschriften. Het concilie van Nicea (325) beleed inzake de Zoon: „God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet geschapen, één van wezen (”homo-ousios”) met de Vader en door Wie alles is geworden.” Inderdaad, erkent Den Heyer, „maar kerk en theologie moeten heel wat inleveren en achter deze uitspraken teruggaan tot het Oude Testament en het talmoedisch Jodendom, waarvan zij zich heilloos losmaakten” (blz. 227, 243).

Voortgang
Wat is hierop mijn reactie? Allereerst: zoals het even noodzakelijk is om het Nieuwe Testament te vertolken vanuit het Oude zo nodig is het om het Oude vanuit het Nieuwe te interpreteren. Er is voortgang, progressie in de heilsgeschiedenis. En wat zien we al in het oudste evangelie Marcus? Als Jezus tegen de storm roept: „Zwijg, wees stil”, wordt deze helemaal stil zodat de discipelen huiverend tegen elkaar zeggen: „Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?” Reikt de macht van een charismaticus zo ver dat Hij over storm en zee gebiedt? Demonen kennen zijn goddelijke identiteit en roepen: „Ik ken U, wie Gij zijt: namelijk de Heilige Gods”, Markus 1:24b.

Helaas, heel wat theologen weten niet meer Wie Hij is; de demonen wel. De discipelen vallen op hun knieën voor Jezus bij Zijn vertrek naar de hemel (Lukas 24:52a). Dat doet men niet voor een mens. Den Heyer kan niet meer voor Jezus knielen als zijn Heer en God; dat is volgens hem Godslasterlijk; hij kan bij het luisteren naar Bachs Hohe Messe de grote meester niet meer volgen als deze Jezus muzikaal aanroept of bejubelt als Kurie, Heer.

Vervolgens kritiseer ik Den Heyer op het punt van de breuk met de gemeenschap der kerk. Ik betreur het diep dat hij zo star vasthoudt aan zijn eenmaal ingenomen standpunt. Het is toch hoogst bedenkelijk om twintig eeuwen kerkgeschiedenis, waarin de Geest der waarheid de kerk leidde, in te leveren? Zal nu echt pas in de 21e het licht over de identiteit van Jezus van Nazareth opgaan?

Ten derde lever ik kritiek op zijn dogmatische bril. De auteur is zo eerlijk om te zeggen dat hij is beïnvloed door het talmoedisch Jodendom en door G. von Rad. Jezus zou in een reeks herinterpretaties een nieuw gezicht gegeven zijn, onder meer door (de school van) Johannes en Paulus. Ik stel hier tegenover dat de verhoogde Heere beide apostelen als openbaringsgetuigen in Zijn dienst gebruikte om het Evangelie te verdiepen en hen daartoe door de Heilige Geest beademde.

Zo leest Den Heyer de Bijbel niet. Hij leest de boekenverzameling de Bijbel –strengdogmatisch, ja u leest het goed– door een leesbril van de theorie van herscheppingen en herinterpretaties. Was het niet het Duitse idealisme dat sterk is in dit soort dwangtheorieën? Zijn talmoedische en idealistische dogmatiek ketst op de nieuwtestamentische en kerkelijke dogmatiek, welke laatste sterke exegetische gronden heeft.

Vermaan
Ik koesterde de hoop dat Den Heyer zou luisteren naar het vermaan van de generale synoden van Goes en Enkhuizen om vanuit de exegese het verzoeningswerk te verdiepen en de dogmatiek en de exegese te verbinden (de formulering was gebrekkig). Alle goede dogmatiek berust immers op de Heilige Schrift: sola scriptura!

Tot mijn teleurstelling diept Den Heyer geen enkele tekst uit. Hij beroept zich op O. Jager (1928-1992) en brieven van kerkleden die gunstig voor hem zijn. Ja, toch, hij beroept zich op de zondebok (Azazel) uit Leviticus 16, die op de grote verzoendag beladen met de zonden vrijgelaten werd zonder te sterven, maar hij vermeldt niet dat op diezelfde dag Aäron een stier moest offeren voor zijn zonden en die van de priesters (ambtsdragers) en een bok voor het volk. Allen hadden als schuldigen voor de Heilige moeten sterven, maar hun zonden werden bedekt of gedelgd door het plaatsvervangende bloed dat tegen het altaar werd gesprenkeld.

Zo zijn miljoenen dieren geofferd op Gods bevel opdat godvrezenden niet door Zijn toorn getroffen zouden worden maar vergeving zouden ontvangen, vergelijk Psalm 103. Eeuwenlang stond het verzoendeksel boven op de verbondsark centraal in de dagelijkse eredienst totdat Christus' Zijn definitieve offer op Golgotha bracht tot uitdelging van onze schuld.

Den Heyer vermeldt van dit alles niets. Waarom niet? Het is mij een raadsel. Waarom gaat hij niet in op Paulus' beroemde verzoeningspassage in 2 Korinthiërs 5:11-21 en 2 Korinthiërs 6, waar deze in één adem noemt de toerekening van onze zonden aan de Zondeloze, onze rechtvaardiging, navolging en heiliging? Waarom niet? Komt dat omdat hij Paulus niet wil erkennen als dertiende gezaghebbende apostel, speciaal gezonden door onze Heere Jezus Christus als zendeling en als (hoog)leraar voor de kerk? Een wetenschapper mag toch niet selectief boeken kiezen uit de bibliotheek en het waarheidstotaal van de verbondsboeken en teksten plukken die hem liggen in een privé-canon? Dan wordt het individualisme troef!

Gereformeerd nest
Wat zit er psychologisch nu achter Den Heyers verzet tegen belijdenis, verzoening en gereformeerde traditie? Beiden groeiden wij op in een gereformeerd nest en dorp: hij in Scheveningen/Barendrecht, ik in de pastorie in Ridderkerk, waar mijn vader (1888-1969) 37 jaren predikant was. Beiden delen we het enthousiasme voor de theologie. Ikzelf studeer nog dagelijks, soms de hele dag met het gevoel: Ik begin pas. Den Heyer noemt de Bijbel terecht een schitterende en moeilijke bibliotheek; mijn zeven banden dogmatiek bouwde ik op vanuit de exegese daarvan. Zelfs hebben we vanuit de Afscheiding een bevindelijke achtergrond gemeen.

Toch gingen we andere wegen. Voor mij is de reformatorische belijdenis nog steeds een rijke erfenis, al zijn er onderdelen die kritiek behoeven, en de gereformeerde dogmatiek de meest evenwichtige en wetenschappelijke. Komt dit verschil daaruit voort dat hij zich dompelde in de historische kritiek en ik daarvan afstand bewaarde? Nog steeds vind ik Kuypers waarschuwing voor het „intellectueel clericalisme” als aanduiding van het overheersen van 'scholen' of 'richtingen' over de Bijbel en kerk in plaats van de paus, een meesterlijke vondst en rood licht.

Of moet ik dieper peilen? Ik probeer het. Op blz. 38 van zijn boek memoreert de auteur dat hij in zijn jeugdjaren al moeite had met het aanvaarden dat Christus' sterven op Golgotha voor hem van essentiële betekenis was. Hij schrijft: „op dit punt aangekomen had ik het gevoel te moeten afhaken.” Welnu, dat gevoel heb ik nooit gehad; ik besefte intuïtief dat dit ook voor mij noodzakelijk is geweest, al had ik wel moeite met zondekennis, berouw en schuldbelijdenis. Was dit een zwak punt in veler opvoeding en geloofsleven?

Ook de pedagogische regel van het ”houden voor wedergeboren” vond ik steeds meer een gevaarlijke theorie: zeker in deze tijd moeten we er veeleer van uitgaan dat kinderen van gelovige ouders (nog) niet wedergeboren zijn en aandringen op ommekeer. Ik zoek het verschil dus in de doopervaring: het sterven met Christus en opstaan met Hem. De Heilige Geest –te prijzen tot in eeuwigheid– moet ons dit leren, maar ouders kunnen het ons voorleven. Nicodémus erkent Jezus ten volle als profeet (”wij weten”), maar krijgt te horen dat hij, als hij niet van boven geboren wordt, niet in Gods Rijk komt (Johannes 3:5). Geleerden zijn niet altijd bekeerden.

In heel het boek van Den Heyer heb ik geen enkele schuldbelijdenis gelezen; en toch is juist hij er echt de oorzaak van dat drie synoden zich met hem bezighouden hebben en dat duizenden grote smart om hem hebben en er partijvorming rondom zijn persoon ontstaat en er een scheur door de kerk loopt. Heeft hij nu echt niet door wat er aan hem mankeert en wat hij veroorzaakt?

Ja, Kees, de verzoening op Golgotha behoort tot de kern van het christelijk geloof; sta als paaschristen op van je verharding in een dwaling tot het bevrijdende geloof dat de Verrezene gekruisigd is met het oog op je eeuwig behoud! Maak met je ommekeer Hem en de Samen-op-Wegkerken blij zodat een derde gereformeerde synode zich niet meer met jou behoeft bezig te houden.

Schrik
Ik veroorloof mij nog twee opmerkingen, waarvan ik hoop dat de SoW-kerken deze ter harte nemen. Toen de Theologische Hogeschool in Kampen een zelfstandige positie tegenover de kerk ging innemen als universiteit, sloeg de schrik mij om het hart; ik dacht: dit gaat mis. De vroegere hoogleraren waren een soort bisschoppen, die de leer en kerken beschermden tegen valse profeten (pseudo-leraren). En het ging ook mis, ook bij benoemingen.

Toen ik ontdekte dat hoogleraren benoemd werden die geen gemeente-ervaring hadden, schrok ik nog veel meer; hoe kan een docent jongeren voor predikant opleiden terwijl hij geen ambtelijke ervaring heeft? Wetenschap en geloof, praktijk en theorie moeten een eenheid vormen. Natuurlijk zijn er (filologische en andere) vakken die door docenten gegeven kunnen worden die geen gemeente-ervaring hebben, maar de regel behoort te zijn dat hoogleraren in de heilige godgeleerdheid gerekruteerd worden uit de gemeente. Zo de (hoog)leraren, zo de herders, zo de schapen!

Satans dwalingen banen zich een verwoestende weg van katheder naar kansel en kerkbank. De waarheden van de Betrouwbare bouwen de gemeenten en maken die blij.

De auteur is emeritus predikant van de Gereformeerde Kerken.