Forum 28 november 2000

Vuurwerk

Door drs. J. A. Coster

In Daniël 5 wordt beschreven hoe deze profeet de derde heerser over het rijk van de Chaldeeën werd. De geschiedenis is bekend: Bélsazar organiseert een groot feest. Eten, drinken en vrolijk zijn. Aan het vervolg van deze zin –„want morgen sterven wij”– wordt niet gedacht. Toch wordt de feestvierende menigte er wel aan herinnerd.

Een vinger schrijft op de wand van het paleis: „Mené, Mené, Tekel, Upharsin.”

Niets is bedreigender dan het onbekende. Dat blijkt ook hier. Als Daniël de tekst heeft verklaard, gaat het feest door. Als dat de uitleg is? ach, dat hebben we meer gehoord.

Thuis, aan tafel, viel altijd even een stilte voor het laatste vers gelezen werd: „In diezelfde nacht, werd Bélsazar, der Chaldeeën koning, gedood.” Het is niet eens meer „morgen” geworden. Een huiveringwekkende waarschuwing.

De geschiedenis werd ook wel eens als een liefdevolle waarschuwing meegegeven. Wil je dat nu echt? Wil je daar echt naartoe? Kun je er God ontmoeten? En als er voor jou nu eens een handschrift op de muur van je hart zou komen, werd het dan met een doorboorde hand geschreven? Of stopte het met: te licht bevonden? Punt.

De jongens van de buurt waar ik opgroeide, voerden in de dagen tussen Kerst en oudjaar ware veldslagen om de kerstbomen voor het vreugdevuur tijdens de jaarwisseling. In de jaren vijftig was er natuurlijk ook al vuurwerk, maar lang zo veel en zo gevarieerd niet als nu. Er was geen geld voor. Maar toch…

Natuurlijk was je graag op straat. Natuurlijk gaat er bekoring uit van zo'n gezamenlijke viering. We moeten niet te snel zeggen: Dat doet me niets. Feestvreugde trekt altijd. Zonde trekt altijd.

Zonde? Wie noemt zo'n onschuldig feest nu zo? Enkele uren eerder op oudejaarsavond klinkt echter wel het „Geteld, geteld, zij die ons dit jaar ontvielen; Heere, Gij zijt ons geweest een Toevlucht van geslacht tot geslacht.” Enkele uren later –op nieuwjaarsmorgen– nemen we weer de toevlucht in Gods huis. Aan Zijn zegen is immers alles gelegen? In de tussentijd: vuurwerk, een heildronk(enschap), gewoon gezellig zijn?

Een enkeling wijst op Daniël 5 vers 30: „In die zelfde nacht…”

Vooruitzicht
Het bovenstaande is weer knap negatief. Je mag ook niets.

Ooit bracht ik twee mensen bij elkaar die God als hun Vader kenden. Na de begroeting de onvermijdelijke vraag: Hoe gaat het ermee? Er kwam een wonderlijk antwoord: „Ik ben het zondigen zo moe.” „Jij ook al? Dat begrijp ik, want…” Toen werden aan twee kanten de sluizen van de Godsverheerlijking opengezet. Zij getuigden van het blij vooruitzicht dat zij hadden. Met Paulus klonk het; „…hebbende begeerte om ontbonden te worden en met Christus te zijn, want dat is zeer verre het beste.” Begeerte naar een eeuwigdurend feest.

Zo'n ontmoeting blijft je bij. Zo'n getuigenis klinkt als er beslissingen genomen moeten worden waarbij op de achtergrond de vraag dreint: Kan dat? Kan ik God ontmoeten? Mag het?

Wij hebben zo onze uitvluchten. De goddelooste is: Laten we eten en drinken, …als God me bekeert, wordt het wel anders. Dat zeggen we natuurlijk niet, we leven wel zo. Mijn kennissen hadden andere dingen aan het hoofd, in het hart. Zij wandelden als Job, oprecht en vroom, en weken van het kwaad. Niet omdat zij Farizeeërs waren, maar omdat zij wisten wat zij 'gekost' hadden.

Jaarwisseling
Ik schrijf dit ruimschoots voor de jaarwisseling. Dat heeft een reden. Vuurwerk is zo verleidelijk. Er wordt voor gespaard. Er is natuurlijk een aantal redenen op te sommen om niet mee te doen. Dit jaar valt oudejaar op zondag, we hebben net 'Enschede' achter de rug, lees de actieverhalen over Pakistan in het RD als voorbeeld van het leed op aarde en vraag je af of we zo veel geld mogen vermorsen. Veel belangrijker zijn echter de vragen of we … nou ja, ik heb hierboven geprobeerd ze aan te geven. Eigenlijk gaat het om één vraag: Dien ik er God mee? Ten overvloede moet onderstreept worden dat het dan bepaald niet alleen over vuurwerk gaat.

Er is me iets bijgebleven. Ooit werd ergens op catechisatie, omstreeks deze tijd, over het doorbrengen van de jaarwisseling gesproken. Dus ook over vuurwerk. Afgesproken werd dat er tot de jaarwisseling een bus zou staan waarin het geld dat voor vuurwerk bestemd was, gedeponeerd kon worden. Gezamenlijk werd een goed doel gezocht.

Leer en leven horen immers bij elkaar.