Gelukkige inconsequentie vraagt om bezinningTheologische discussie doet veel stof opwaaien in kerkelijk Nederland. Maar waar dient het toe? Ds. C. Harinck vreest dat het zicht op het wonder van Gods genade erdoor verloren is gegaan. De theologische discussie over het genadeverbond die recent is ontstaan, geeft de doorsnee lezer en kerkganger nu niet de indruk dat de leer van het genadeverbond behoort tot Gods genadig en ontfermend handelen met de mens. Door alle opgeworpen stof van de discussie zijn we het zicht op het wonder van Gods genade, dat er in de plaats van het werkverbond een nieuw verbond is geopenbaard, kwijtgeraakt. Wij staan niet verwonderd over het feit dat God in Christus een nieuwe weg heeft ontsloten, waarlangs de relatie tussen God en ons hersteld kan worden. In plaats daarvan twisten wij over twee of drie verbonden, de schenking en de aanbieding van de beloften, en de vereenzelviging van aanbod en belofte. Op zichzelf zijn dit wel belangrijke zaken. Wanneer wij daar in plaats van ons eigen licht en het licht van onze kerkelijke denominatie, het licht van de Schrift over laten schijnen, kunnen deze zaken ons wel tot een beter verstaan van Gods genadeverbond brengen. Maar nu zie ik alleen maar het omgekeerde gebeuren. Dit verdriet mij in meer dan één opzicht, en wel het meest omdat dit mensen afhoudt van het belangrijkste element van het genadeverbond, namelijk het persoonlijk overgaan in het verbond of de inwilliging van het genadeverbond. De grote vraag moet immers zijn: Hoe krijg ik deel aan dat nieuwe verbond, waarin zulke grote zegeningen voor tijd en eeuwigheid zijn weggelegd? Ik zou de inwilliging van het verbond het vergeten hoofdstuk van de gereformeerde theologie willen noemen. Indien wij daar weer meer zicht op kregen, zouden wij heel wat tegenstellingen overstijgen. Teneinde daar meer zicht op te krijgen, zouden wij eigenlijk eens moeten ophouden met altijd maar achter de tijd te willen kijken en te willen weten wat er nu eigenlijk in de eeuwigheid in Gods raad gepasseerd is. Wij moeten meer aandacht geven aan Mozes' boodschap: De verborgen dingen zijn voor de Heere onze God; maar de geopenbaarde dingen zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet (Deuteronomium 29:29). De bediening van het verbond der genade moet meer aandacht krijgen. Boston Wat is dat, de bediening van het verbond der genade? Wanneer Thomas Boston uiteengezet heeft welke onderhandeling er in de eeuwigheid heeft plaatsgevonden tussen God de Vader en Christus als het Hoofd van Zijn uitverkoren gemeente, komt hij toe aan het voor ons gevallen mensen belangrijkste deel van het genadeverbond, namelijk de besturing, de uitvoering of de bediening van het verbond in de tijd. Wat doet God om Zijn uitverkorenen in het bezit te stellen van de verbondsgoederen? Boston zegt dat Christus daartoe twee instrumenten ter beschikking staan. Ten eerste de prediking van het Evangelie, en de zaligmakende werking van de Heilige Geest. Het in bezit stellen van de goederen begint met de prediking van het Evangelie. Dit is de weg die God inslaat. God laat het verbond bekendmaken en tot het verbond nodigen. Maar wie nodigt God tot Zijn verbond? Wanneer wij eeuwigheid en tijd bij elkaar willen brengen en kloppend willen maken, zeggen wij: Natuurlijk alleen de mensen voor wie het heil van eeuwigheid bedoeld is, namelijk de uitverkorenen. Nee, zegt dan Thomas Boston: God biedt de goederen van het genadeverbond onbepaald en zonder onderscheid aan, aan zondaren van Adams geslacht. Ieder die dit Evangelie hoort, mag op de roepende stem van Christus tot Hem vluchten en het verbond aannemen en de weldaden zich toeëigenen. De uitnodiging van het Evangelie om dit verbond van God te aanvaarden is niet gegrond op de verborgen verkiezing, maar op het bevel van God en de oneindige genoegzaamheid en gehoorzaamheid van Christus. Al staat het verbond der genade onder de beheersing van de verkiezing, de prediking staat onder de beheersing van Gods bevel om allen tot de bruiloft te nodigen en rust op de algenoegzaamheid van Christus' offer. Dit lijkt inconsequent, maar is in werkelijkheid bijbels en calvinistisch en daarom een gelukkige inconsequentie. Boston heeft er geen moeite mee om de beperkte verkiezing en de algemene aanbieding van het verbond naast elkaar te plaatsen. Christus doet precies hetzelfde in Johannes 6:39 en 40 en Paulus in Romeinen 10:20 en 21. Verklaren Onze fout is, dat wij alles vanuit de eeuwigheid willen verklaren. De verst doorgevoerde consequentie is dan dat er alleen evangelieprediking voor de uitverkorenen is en dat de doop alleen voor de uitverkorenen betekenis heeft. Dan ontbreekt één van de middelen die Christus gebruikt om zondaren deelgenoten van het verbond te maken, namelijk de nodiging tot het verbond der genade. Er zal dan niet veel vrucht te verwachten zijn. Het tweede middel dat Christus ten dienste staat, is de zaligmakende genade van de Geest. Daardoor overwint Hij alle tegenstand en brengt zondaren zover, dat zij instemmen met al de eisen en de beloften van het verbond. Natuurlijk is dit Jezus' sterkste wapen. Daardoor zijn Zijn pijlen scherp en treffen ze in het hart van zondaren. Maar het begint met de prediking. Dat is onze opdracht. Het verbond prediken, bekendmaken en de deur van de toegang openen voor de grootste van de zondaren. Verbondsinwilliging Wanneer er gehandeld wordt over de inwilliging van het verbond, beginnen onze oudvaders altijd met op twee belangrijke zaken te wijzen. Zij wijzen op wat God in dit werk doet en op wat de zondaar doet. Opvallend is, dat zij stellen dat God dit werk begint met Zijn verbond en verbondszegeningen de zondaar aan te bieden. Zo kom je dat tegen bij Hellenbroek, Justus Vermeer, Brakel, Koelman, Groenewegen, Petrus Immens en anderen. Op de vraag van Hellenbroek: Hoe gaat de zondaar over in dit verbond?, is het antwoord: God nadert eerst tot hem, als Hij de zondaar vriendelijk nodigt en bidt. Dit is de eerste stap die God zet. Justus Vermeer werkt dit alles uitvoerig uit en noemt als tweede stap: Daarbij lokt God de zondaar uit naar Christus, door hem alle ongewone voordelen aan te bieden. God lokt hem, met volheden van zaligheid te beloven. Het blijft echter niet bij aanbieden en lokken. Indien God niet meer deed, zou de mens het verbond nooit inwilligen. Wij willen immers wel de voordelen van het verbond, maar hebben een afkeer van de eisen en de weg van het verbond. Justus Vermeer zegt dan: Maar God toont Zijn kracht en legt Zijn hand krachtdadig aan, zowel door in de zondaar een vrijwillig hart te maken op dezen dag van Gods heirkracht, Psalm 110:3, als in hem dadelijk op te nemen in dat verbond en onder dien zaligen band. De Heere overtuigt de zondaar door Zijn Geest van zijn schuld en ellende. Hij stelt hem voor de eis van Zijn heilige wet. Op die wijze wordt het verzet gebroken en een verlangen geboren om Gods verbond te aanvaarden. God lost ook al de bezwaren van de verlegen gemaakte zondaar op door Christus aan hem voor te stellen als een gewillige en gepaste Zaligmaker. Het gevolg is dat de zondaar gewillig wordt en het verbond aanvaardt, zeggende: Ziet, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de Heere onze God (Jeremia 3:22). Dichtbij Ongeveer dezelfde zaken vinden wij bij Immens, Brakel en anderen. Zij brengen het verbond der genade dicht bij de mensen. Hun spreken over het genadeverbond gaat niet op in allerlei theologische discussies, maar richt zich op de noodzaak van een persoonlijke verbondsrelatie met God. Hoe heerlijk spreken zij over het genadeverbond! Zij stellen het de mensen voor als een verbond waarin alles om niet te verkrijgen is wat de gevallen mens tot zijn verlossing van Gods toorn en de vloek van de overtreden wet nodig heeft. Zo lezen wij bij P. Immens: Tot u moet ik zeggen, dat ik een brief heb van de God des hemels, waarvan het begin en het einde, en van achteren tot voren, niets anders is dan een aanminnelijk aanbod, om u te nodigen, dat gij met God in een verbond zoudt komen. En deze nodiging wordt u in Gods Naam op het allerkrachtigst en ernstig voorgesteld, om, was het mogelijk, uw hart in te winnen. Hier is een God, Die staat met uitgebreide armen, met rommelende ingewanden van barmhartigheid, u toeroepende: Zondaar, wat zal u de dienst van de zonden en de wereld baten? Wendt u naar Mij toe. In Mijn dienst is leven en zaligheid. En wat kan of mag u hier toch terughouden? De aanbieding is algemeen, aan allen die leven onder de bediening der genade. Daar wordt niemand uitgezonderd. Die maar wil, die kome. Onvrijmoedig En hoe stallen zij Christus en de verworven goederen van het verbond der genade uit voor een schuldverslagen mens als zij zeggen: Ziedaar dan een volle Jezus, Die, omdat Hij zo algenoegzaam is, kan, en omdat Hij zo gewillig is, ook waarlijk zal zalig maken allen die tot Hem komen en door hem tot God gaan. Kom nu, alle overtuigde en verlegen zielen, die, door de Goddelijke genade geraakt zijnde, indruk hebt gekregen van uw ellende. Die wel genegen zijt om met God in een verbond te treden, maar door onvrijmoedigheid u laat tegenhouden. Ziet hier de grote Middelaar u voorgesteld, waarin alle gronden zijn om u op te wekken. Niets kan of mag u langer terughouden. Neem de toevlucht tot Hem, al deed u het al bevende en met beroering, hikkende en snikkende, met een betraand oog en met een bevende hand. Het zal Jezus niet minder aangenaam zijn. Zo functioneerde het genadeverbond en zijn bediening bij onze oudvaders. En hoe functioneert het bij ons? Gelukkig De oudvaders konden het verbond op deze wijze laten functioneren omdat zij het wezen van het verbond stelden onder de beheersing van de verkiezing, maar de bediening van het verbond plaatsten in het licht van Gods bevel en de algenoegzaamheid van Christus' Persoon en werk. Zij lieten de verkiezing niet heersen over het Evangelie. Deze gelukkige inconsequentie is ook terug te vinden in de uitspraken van de Dordtse Leeregels, en ik meen toch ook in de uitspraken omtrent het genadeverbond door de generale synode van de Gereformeerde Gemeenten van 1931. De vraag is alleen: Waarom functioneert dit dan bij ons dikwijls niet zoals dit bij de oudvaders functioneerde? Bezinning zou hier zegenrijk kunnen zijn. Hoe men het ook bekijkt, de angst voor misbruik mag niet van het rechte gebruik afhouden. Wij mogen niet ongehoorzaam zijn aan Christus' opdracht: Dwing ze om in te komen. De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Terneuzen en publiceerde eerder over de Schotse verbondsleer. | |