Forum 16 november 2000

Oostenrijk en
massatoerisme

Door Marie van Beijnum
Het zal bijna vier jaar geleden zijn geweest dat schrijver dezes zich in een idyllisch dorp in het Rhônedal bevond, om zich vandaaruit dagelijks naar de bergtoppen te laten hijsen teneinde op de latten te kruipen. Wie de ski- of snowboardsport wilde praktiseren, moest zich naar hooggelegen delen van het gebied verplaatsen omdat daar sneeuw lag. Hij of zij was daartoe aangewezen op een cabine die via een kabel op en neer liep. Het gevaarte kon naar schatting zo'n twintig tot dertig mensen bevatten.

Eenmaal overgeleverd aan de techniek begon dan een rit van zo'n twaalf minuten. Op een zonnige februarimorgen werd de tocht ietwat later dan de spitsdrukte ondernomen, zodat er slechts drie inzittenden waren, inclusief een monteur, die altijd meereisde. Hangend boven dal kwam de rode cabine opeens tot stilstand. Er gebeurde echter niets. Een vraag leverde het antwoord op dat er sprake was van een routineuze ”Gummiballekontrolle”. De cabine bleef een kwartier lang op één plek schommelen. Wie wil weten hoe dat voelt, zou het zelf moeten uitproberen. Een dag later zei een Duitser langs zijn neus weg dat de Zwitsers volgens hem niet erg nauwkeurig waren in het onderhoud van kabelbanen.

De catastrofale afloop van de tocht naar de gletsjer van Kaprun, de Kitzsteinhorn, roept herinneringen op. Niet alleen aan angstige momenten aan een ”Luftseilbahn” zoals hiervoor beschreven, maar ook aan eerdere rampen van dien aard. Het is namelijk nog geen twee jaar geleden dat lawines hele dorpen bedolven in Tirol. Een grootschalige reddingsactie kon niet verhinderen dat er daarbij tientallen mensen om het leven kwamen. Talrijk zijn eveneens de incidenten met cabines die naar beneden stortten waarbij mensenlevens waren te betreuren. Het ging in alle gevallen om rampen die op welke wijze ook het massatoerisme (be)troffen.

'Kaprun' confronteert de mensheid niet alleen met de vraag over veiligheid in tunnels, maar vooral ook met de vraag waar het heen moet met het massatoerisme naar en in de bergen. Wie bijvoorbeeld de hellingen van Oostenrijk, Frankrijk en Zwitserland jaar in jaar uit afsuist, en dan hebben we het alleen over de winter, ontkomt niet aan de indruk dat er iets grondig mis is. In de achterliggende decennia zijn op majestueuze bergtoppen reusachtige stenen terminals verrezen, die dagelijks horden skiërs en snowboarders uitspugen. De intieme hutten waar een consumptie kon worden genuttigd, hebben al lang plaatsgemaakt voor grootschalige centra, waar modieus uitgedoste toeristen zich in kuddeverband kunnen laven.

Bleef het aanvankelijk bij de gewone ski's, weldra deed ook het snowboard zijn intrede. Dit is een brede monoski waarop de bestuurder behendig naar beneden laveert. Op zich kan dat een kunst zijn, ware het niet dat velen zich op een dergelijke plank begeven om roekeloos de pistes af te jakkeren en zelfs bomen en struiken te schampen. Kortom, de romantiek van het skiën is grotendeels verdwenen. De nieuwe vorm waarin deze sport wordt beoefend, is daarentegen meer en meer een zware hypotheek gaan leggen op het milieu.

Kaprun –met de welhaast magische naam en faam bij de skiër– voer natuurlijk wel bij het toerisme. Het gemoedelijke plaatsje ligt in een dal en groeide uit tot een plaats waar per jaar 700.000 mensen overnachtten. Door de enorme toename van het toerisme was de ontsluiting van de Kitzsteinhorngletsjer op 3029 meter hoogte noodzakelijk geworden. Het treintje stond te boek als revolutionair en een staaltje van technisch meesterschap. Inzittenden van het treintje, nog maar vijf jaar oud, zullen eerder verbaasd hebben gestaan van het vernuft dan van mogelijke risico's en gevaren.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de bevolking hoofdzakelijk van de toeristische inkomsten moet leven. Ze bleven trouwens toestromen, die toeristen. De reden is dat een wintersportvakantie voor iedereen betaalbaar is geworden en dat dus ook zeer velen een dergelijke verpozing in de praktijk brengen, als het kan elk jaar. Het lijkt een cynische rekensom, maar het is eveneens zo dat hoe meer mensen zich in een plaats verzamelen, hoe groter de kans is dat er grotere aantallen betrokken raken wanneer er iets gebeurt.

Een ander aspect van 'Kaprun' is dat de lokale middenstand en de nationale regeringen al te gulzig zijn ingesprongen op de komst van de sneeuw- en zonzoeker. Zonder schroom werden kabeltreinen, liften, cabines, hotels en huisjes aangelegd. Kritische geluiden van milieuliefhebbers dat deze ontwikkeling de natuurlijke gesteldheid van de bergen ernstig aantastte, werden als zwartgallig en pessimistisch betiteld.

De ramp in Kaprun plaatst iedereen voor vragen. De Oostenrijkse transportfaciliteiten gelden als de veiligste ter wereld. Is hier sprake van nalatigheid? Zo had er volgens topman Schröer van de Weense brandweer een sproei-installatie in de tunnel gebouwd moeten worden. Dan zou de brand die zaterdag ontstond in de kiem zijn gesmoord. Oostenrijk, bij uitstek het land der tunnels, zou volgens Schröer achterlopen bij de toepassing van dergelijke technieken. Zolang het oude functioneert, is er geen reden dure apparatuur aan te schaffen. Schröer is teleurgesteld dat zijn aanbod om na de ramp in de Tauerntunnel (1999) zo'n sproei-installatie aan te leggen, is weggewimpeld.

Toch lijkt het erop dat er meer aan de hand is dan menselijke nalatigheid en moet de juiste diagnose worden gesteld. Het massatoerisme heeft in de bergen het maximum bereikt. Ten gunste van het ultieme gewin werd alle ethiek overboord gegooid. De Kitzsteinhorngletsjer had even goed maagdelijk –zonder kabeltrein– kunnen blijven. Met andere woorden: het wordt tijd dat landen als Oostenrijk de architectuur van het toeristische landschap opnieuw gaan aankleden. Met respect voor de natuur en dus ook voor de bezoeker.