De eeuw in het hart

Opinie-onderzoek

Door dr. A. van Brummelen
Het Reformatorisch Dagblad hield ter gelegenheid van het zilveren jubileum van de hoofdredacteur een opinieonderzoek omtrent diverse leefgewoonten en levensopvattingen. Het blijkt volgens dit onderzoek dat steeds meer aanpassing aan de moderne tijd plaatsvindt bij bevindelijk gereformeerden. Er is minder stelligheid gekomen in hun opvattingen over leer en leven. Zaken zoals inenting en verzekering stuiten nauwelijks nog op een afwijzende reactie. Maar ook de meningen over een grote deelname aan het Avondmaal en het schriftgezag zijn aan het schuiven. Nu moet eerlijkheidshalve worden gezegd, dat dit opinie-onderzoek werd gehouden onder leerlingen van verschillende reformatorische scholen en hun ouders. Deze scholen bestrijken niet de gehele gereformeerde gezindte. Er zijn veel leden onder van afgescheiden kerken. Maar het komt ons wel voor, dat de uitkomst van dit onderzoek een eerlijk beeld geeft van de levensopvatting van velen ook in onze gemeenten. Ten onzent bestond van oudsher al een bredere opvatting ten aanzien van inenting en verzekering. Men gaf daar ook een bijbelse verdediging van. Maar laat ons niet op details ingaan – het is niet gelukt een dam tegen de tijdgeest op te werpen. Wel heeft de eigen zuil wellicht de verwereldlijking wat afgeremd.

Wat is ons oordeel?
We zeiden zoëven al dat er ten aanzien van verzekering en inenting altijd al een verscheiden mening heerste. Ten opzichte van voorbehoedsmiddelen, abortus en euthanasie was er meer samenbinding. Er was een grijs gebied aan opvattingen ten opzichte van vele andere heikele punten. Dat zullen wij nu maar laten liggen. Wij laten nu onze gedachten gaan over de vraag: hoe staan wij in deze huidige wereld? Het is dunkt ons geen kwestie van mening te verschillen over het apostolische woord: „En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehaaglijke en volmaakte wil van God zij”. U vindt dit woord in Romeinen 12:2. Wat bedoelt de apostel Paulus daar? Wordt dezer wereld niet gelijkvormig. Dat zou Paulus niet kunnen zeggen tot mensen wier heden nog niet van hun verleden onderscheiden was. Tot wie nog de wereld toebehoren kan men niet zeggen: wordt aan de wereld niet gelijkvormig. Daar was met de eerste lezers van deze brief iets gebeurd. Eerst waren zij joden of heidenen geweest, maar zij waren ertoe gebracht in Christus te geloven. Dat had een onderscheid als tussen dag en nacht, tussen leven en dood, teweeggebracht. Omdat zij Christus toebehoorden, waren zij niet meer van de wereld, die Hem verwierp. Toch was die vermaning niet overbodig, zo min voor die eerste lezers, als voor wie later door geloof en bekering tot de gemeente van Christus zijn gaan behoren. Immers, bij het ontstaan van het nieuwe leven is nog niet aanstonds het oude leven dood en verstorven. Daar zijn en blijven nog strevingen, die uitgaan van het van God afkerige leven. Daar zijn nog overblijfselen van het oude bestaan, die door een gestadig afsterven vernietigd kunnen worden. Ook al is er dus nog zulk een ideale kerk of gemeente, er blijft iets werelds nagloeien in welke vorm ook. Dat kunnen wij nooit wegkrijgen door welk een organisatie of systeem ook. Het is alleen de Heilige Geest, Die de dorsvloer reinigt. Het roept dus meer dan ooit om de doorwerking van de Geest der genade. Deze oordeelt onze vermetele gedachte door ons werk een zuivere kerk te kunnen bouwen. Maar deze wil aan de andere kant gebruikmaken van zwakke instrumenten om alle ongerechtigheid te weren.

Het bovengenoemd opinieonderzoek vormt voor ons geen nieuws. Wie open ogen en oren heeft kon de uitkomst verwachten. Maar het brengt ons tot de erkenning van een andere waarheid. Zal het met ons beter worden, dan moet het met ons allen nog meer naar de diepte. Altijd is het hart van de mensen in beweging, hetzij in deze of in de andere richting. Het was te verwachten dat ook de bevolkingsgroep van de bevindelijke gereformeerden de zuigkracht van het moderne leven niet zou kunnen weerstaan. Daarvoor is deze te sterk. Wij erkennen bovendien, dat omtrent enkele punten ook verschil van mening heerst. Dat zal ook blijven. Waar liet op aankomt is, dat, dwars door onderlinge verschillen heen, de hoofdzaak zal blijven. Dat zegt dezelfde apostel in Romeinen 12:16: Weest eensgezind onder elkander. Men zou zo zeggen, dat moesten die eerste christenen vanzelf zijn, waar zulk een vijandige macht aan jodendom en heidendom tegenover elkaar staan. Dat doet vanzelf de gelederen aaneensluiten, over kleinigheden heenzien, ter oorzake van de grote tegenstelling met degenen, die buiten de gemeente stonden. Men zou dat zo zeggen – indien men de menselijke natuur en geschiedenis niet kende. De menselijke natuur doet persoonlijke mening en persoonlijk belang altijd van het hoogste gewicht rekenen, terwijl de blik niet ruim genoeg is om de grote tegenstellingen in het oog te vatten. De geschiedenis toont dan ook, dat ernstige bestrijding door de buitenstaander niet de innerlijke twisten dooft. Men denke maar aan de onderlinge twisten der protestanten in de zestiende eeuw, terwijl Rome hen allen samen poogde te onderdrukken. Denk ook maar aan al de onderlinge strijd der Christusbelijders, terwijl intussen de afval van de levende Christus telkens grotere afmetingen aanneemt.

Waar ligt de genezing?
De vermaning tot eensgezindheid blijft voortdurend nodig. En wat nu een beletsel tegen die eensgezindheid kan zijn, zegt Paulus even verder. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Het is een kenteken der gevallen menselijke natuur zich steeds te willen uitstrekken tot het hoge, het opzienbarende, het geprezene. Voor allerlei werk, dat roem geeft, zijn altijd velen te vinden, die zich aanbieden. Het geringe, het onopgemerkte wordt meest voorbijgegaan. Doe zo niet, maant de apostel. Voor dat schitterende zijn er genoeg, het zoeken en dat geringe, waaraan zo weinigen zich geven zullen, moet toch ook gedaan worden. Wil het met de christenheid in ons land beter gaan, dan moet het naar de nederigheid toe. Naar de diepte, naar verootmoediging: „Daar ligt de samenbinding, daar ligt de weerstandskracht, daar ware opbouw”.

Dit is een publicatie uit De Hervormde Vrouw, november 1998.