Financië en Economie

„EU probeert te veel dingen tegelijk te doen”

Met de euro van wal

Door mr. S. de Jong
Voorstanders van de euro zien de invoering van de munt als tussentijds hoogtepunt op weg naar Europese eenwording. De Duitse europarlementariër Werner Langen is zo iemand. Kritisch ingestelde geesten vrezen dat de expeditie voor hetzelfde geld jammerlijk kan stranden. Hans Blokland maant de reizigers daarom tot uiterste voorzichtigheid. En dan zijn er degenen die nu nog niet meedoen. De Brit David Hallam bijvoorbeeld, die zijn land voorlopig graag aan de zijlijn ziet staan.

Finse markka, Nederlandse gulden, Duitse mark, Oostenrijkse schilling, Belgisch/Luxemburgse frank, Franse frank, Ierse pond, Italiaanse lire, Spaanse peseta, Portugese escudo. Vanaf de start van de Europese Monetaire en Economische Unie op 1 januari 1999 bestaat een elftal munteenheden in feite nog slechts op papier. Vanaf dat moment liggen de koersen onwrikbaar vast. Vandaag beslissen de staatshoofden en regeringsleiders in Brussel welke lidstaten van de Europese Unie (EU) aan de toetredingscriteria van het Verdrag van Maastricht voldoen. Liefst elf landen rekenen onvoorwaardelijk op een diploma.

Concurrent
Zo niet het grote eiland aan de andere kant van het Kanaal. „Als de andere landen ermee willen doorgaan, vind ik dat best”, zegt Hallam. „Ik kan ze niet tegenhouden. Maar de Britse economie bevindt zich in een ander gedeelte van de economische cyclus. Ons land heeft een lage werkloosheid en hoge rentetarieven. Bij de meeste landen is dat andersom. De twee cirkels moeten dichter bij elkaar komen. Eerst synchronisatie, dan meedoen, anders vraag je om negatieve gevolgen”.

De socialistische europarlementariër beaamt dat Groot-Brittannië in een comfortabele positie verkeert. Niet meedoen aan de Europese Economische en Monetaire Unie (EMU), maar rustig afwachten hoe een en ander gaat uitpakken, het kan slechter. Hallam: „Het is zeer verstandig voor de Britten een stapje terug te doen. We moeten andere landen die deelnemen nauwkeurig in de gaten houden. Als je sterke economieën naast zwakke gaat zetten, moet je nog maar zien hoe dat in de praktijk uitpakt”.

Dezelfde vrees leeft bij de Nederlandse politicus Blokland. „Tussen de lidstaten kunnen allerlei spanningen ontstaan. De euro kan als een splijtzwam fungeren”, stelt de vertegenwoordiger van de kleine christelijke partijen in het Europees Parlement (EP) met nadruk. Hij wijst met instemming op een recent artikel geschreven door oud-directeur van De Nederlandsche Bank A. Szász. Deze is uiterst kritisch over de ontwikkeling van de EMU van oorspronkelijk project voor staten die eraan toe waren tot politiek proces waaraan iedereen koste wat kost zal meedoen.

„De euro wordt minstens zo sterk en stabiel als de Duitse mark”, daarvan is Langen rotsvast overtuigd. In snel tempo noemt hij de overwegingen die deze opvatting moeten staven. De Europese Centrale Bank (ECB) draagt op monetair gebied alleen verantwoordelijkheid met de nationale centrale banken als bijkantoren. Door de gemeenschappelijke financiële politiek is van een wederzijdse controle sprake. De eisen ten aanzien van de inflatie en de staatsschuld zijn bovendien zeer streng.

Daarnaast beschouwt de Duitse christen-democraat deelname van liefst elf landen niet als teken van zwakte, maar van kracht: „Met bijna driehonderd miljoen inwoners overstijgt het economische aandeel van de eurozone in de wereldhandel dat van de Verenigde Staten. De grootste economische ruimte krijgt nu naast de binnenmarkt een eigen munteenheid. Wat de mark tot op heden alleen voor elkaar moest krijgen, kan in het vervolg in een grote Europese economische ruimte plaatsvinden. Ik ben er volledig van overtuigd dat de euro een echte concurrent van de dollar kan worden”.

Sluipweg
Vooralsnog bestaat in de Verenigde Staten geen zorg over concurrentie van de Europese geldeenheid. „Zeker in de nabije toekomst zal de dollar verreweg de belangrijkste munt blijven”, zei vorig jaar een zelfverzekerde Amerikaanse onderminister van financiën Larry Summers. Maar in de Financial Times kwam vorige week een landgenoot van Summers aan het woord met een heel andere mening. De rol van de euro als internationale munteenheid is een „kwestie van maanden, niet van jaren”, luidt de inschatting van Avinah Persaud, topbankier bij J. P. Morgan.

„Het hangt af van respect in de internationale handel voor de euro”, stelt Hallam. Volgens hem lijdt het weinig twijfel dat deze op kleiner schaal spoedig effect zal sorteren. „Ik verwacht dat Groot-Brittannië spoedig een duale muntzone zal zijn, waarin het Britse pond en de euro naast elkaar in omloop zijn. Van banken tot supermarkten zijn bedrijven nu al bezig zich voor de euro klaar te maken. Dat zal de overgang in de toekomst alleen maar vergemakkelijken”. Vertrouwen is hierbij het sleutelwoord. Net als iedere andere munt staat of valt de euro met het vertrouwen dat de gebruikers in de munt stellen.

Als de euroschuit toch te water gaat, is het voor degenen die aan boord zijn zaak drijvende te blijven. Kopje onder gaan heeft weinig zin, ook voor tegenstanders van de EMU niet. Drijven klinkt wat minimalistisch, mooier zou het zijn wanneer de euro op het juiste kompas gaat varen. Blokland, passagier tegen wil en dank: „We krijgen een nieuwe taak, namelijk zorgen dat de euro een stabiele munt wordt”. Daarin past geen waardedaling. „De overheid heeft zich te houden aan het gebod “Gij zult niet stelen”. Dus niet via de sluipweg van een zwakke munt burgers geld ontfutselen”.

Speculeren
Wat Langen betreft, kunnen de burgers rustig gaan slapen. De ECB is immers verplicht een stabiele geldwaarde te handhaven, en politieke manipulatie op het instituut zou niet mogelijk zijn. „In tegenstelling tot nu kan geen enkele nationale staat meer geld drukken, dat in de markt brengen en daarmee de inflatie aanwakkeren. Europa heeft geen financieel ruilsysteem –met uitzondering van de landbouw- en structuurpolitiek–, dus iedere staat betaalt zijn eigen schuld. Overigens hoop ik dat Duisenberg president wordt”.

Het Stabiliteitspact, door sommige waarnemers als “dwangbuis” gekenschetst, voorziet in maatregelen die staten kunnen treffen om tijdelijke problemen op te vangen. In geval van asymmetrische schokken mag een nationale overheid de uitgaven verhogen. Voor zaken als bijvoorbeeld een conjunctuuromslag of natuurrampen bestaan voorzieningen. Als een land de regels overtreedt moet het een boete betalen. Langen: „De deelnemers hebben er daarom zelf belang bij niet van het pad van de deugd af te wijken”.

Toch heerst vooral bij hardemuntlanden de vrees dat 'zwakke broeders' als Italië stiekem de hand met de voorschriften zullen proberen te lichten. Het kost Blokland geen moeite uit de losse pols wat bedenkingen te schudden. „Italië heeft een grote inspanning geleverd, maar het is de vraag of dat niet alleen resultaat is van veel kunst- en vliegwerk. De staatsschuld is nog altijd dubbel zo groot als toegestaan. Het land kent weinig politieke stabiliteit en wordt moeizaam geregeerd. Daar moet nog zo enorm veel gebeuren. En dan spreek ik niet eens over de problemen in Duitsland en Frankrijk. Bovendien, ook in ons eigen land loopt het begrotingstekort weer op”.

In het licht van deze negatieve ontwikkelingen zou Hallam graag zien dat het EP meer zeggenschap over het doen en laten van de ECB krijgt. „Een democratisch gelegitimeerd controlemechanisme betekent een extra garantie”, stelt hij. Maar volgens Blokland „zit 'm daar nu net de kneep. Linkse partijen stellen er helemaal geen belang in de prijsstabiliteit te waarborgen. De financiële markten zullen onverbiddelijk reageren in de trant van: „Voor ons is het niet duidelijk dat dit een sterke munt is, dus laten we er eens tegen speculeren”. Dan zijn de gevolgen pas echt niet te overzien”.

Spiraal
In politiek opzicht zijn de gevolgen zonder meer onduidelijk. Blokland vreest dat de invloed van de EU door de invoering van de EMU zal toenemen. „De vorming van een muntunie zoals deze heeft nooit in de geschiedenis plaatsgevonden. Via de EMU krijgt de Europese integratie een enorme impuls. De euro heeft een politiek vliegwieleffect. De eigen nationale identiteit van de lidstaten loopt daardoor groot gevaar”. Hallam: „Volgens 'Maastricht' is er geen weg terug. Als je er eenmaal in bent kun je niet meer van gedachten veranderen”.

Voor Langen is politieke eenwording geen bedreiging, maar doel. Het argument dat de Verenigde Staten eerst een politieke eenheid werden, en pas daarna een gezamenlijke munt overeenkwamen, schuift hij terzijde. „De kans ligt er nú. Als we wachten tot alle politieke problemen zijn opgelost, verspelen we die. Europa zal dan in het concert van de industriestaten terugvallen. Zoals het nu loopt, is het beter dan omgekeerd. De politieke eenwording zal op verschillende terreinen inderdaad worden geforceerd, maar mag niet als voorwaarde vooraf voor de muntunie gelden. Er is geen alternatief”.

„Die onherroepbaarheid is nu juist het punt waar ik me zorgen over maak”, zegt Hallam. „Als het goed gaat, komen er enorme voordelen. Maar als het fout gaat, heb je een ramp”. Groot-Brittannië kan echter nog alle kanten op, wat voor Nederland niet geldt. Blokland zou ook graag hebben gezien dat Nederland zich terughoudender had getoond. Het had bijvoorbeeld de gulden op afstand de euro kunnen laten volgen, zoals het jarenlang met succes de mark schaduwt. „Voor een groot land is het echter gemakkelijk de onafhankelijkheid te handhaven”.

„Voor mij staat voorop: wat is goed voor mijn land?”, aldus Hallam. „Wij bevinden ons niet noodzakelijkerwijze in een gemakkelijke positie”, voegt hij daar snel aan toe. „Ik zeg altijd tegen het Britse publiek: we moeten hópen dat de euro een succes wordt. Of ons land erin of eruit is, wij zullen de gevolgen zónder twijfel delen. Stel dat de euro in waarde daalt. Het zou de koers van het pond omhoog kunnen jagen. Onze export zou duurder worden. Maar ook als wij zouden devalueren zouden we in een neerwaartse spiraal terecht kunnen komen”.

Prijs
In zekere zin hebben Groot-Brittannië en Denemarken –een kléin land dat toch hardnekkig aan de soevereiniteit vastklampt– met een luxeprobleem te maken. Als ze hun monetair beleid enigszins met het EMU-blok in de pas laten lopen, kunnen ze op ieder gewenst moment alsnog aan tafel aanschuiven. De uitzonderingsclausules in het Verdrag van Maastricht bewijzen nu hun waarde.

Voor de Oost-Europese landen die graag tot EU zouden willen toetreden, liggen de zaken iets gecompliceerder. „De EMU heeft een extra drempel voor de uitbreiding opgeworpen”, meent Blokland. „Kandidaat-lidstaten moeten goed beseffen in welke situatie ze door 'Maastricht' en 'Amsterdam' terechtkomen. Landen die vijftig jaar en langer onder dictaturen hebben geleefd, moeten vrijwillig een zeer groot stuk van hun onafhankelijkheid afstaan. Die hebben ze net verworven”.

Ook voor de Oost-Europeanen die hun soevereiniteit gaarne op het altaar van de West-Europese welvaart zouden willen offeren, heeft de weg naar Brussel meer bochten gekregen. Hallam: „De EMU maakt toetreding tot de EU tot een kostbare aangelegenheid. Ik zie niet in waarom we het lidmaatschap moeilijker zouden moeten maken. Mijn zorg is dat sommige kandidaten de EU de rug zouden kunnen toekeren omdat de prijs voor het lidmaatschap te hoog is”.

„We proberen op dezelfde tijd uit te breiden én te verdiepen. We proberen teveel dingen tegelijk te doen. Ik ben er niet zeker van of dat wel kan”, vervolgt Hallam. „Ik zou uitbreiding voorrang geven. Het ligt voor mijn gevoel vast dat een van beide niet zo succesvol zal zijn als we wel zouden willen”. Langen relativeert: „De toetredingsonderhandelingen zullen zeer moeilijk zijn, maar zijn nog maar pas begonnen. Ze hoeven niet morgen klaar te zijn”.

Te laat
Liever dan op de problemen van Oost-Europa richt de Duitse politicus zich voorlopig op de „grootste bedreiging voor de EMU”. En dat is de hoge werkloosheid, 10 procent gemiddeld in de EU. „De werkloosheid kan tot het verkeerde denkbeeld leiden dat méér staatsinvloed nodig is. Die landen met de grootste staatsinvloed hebben de hoogste werkloosheid. Het grootste gevaar komt van mensen die zeggen: „De staat moet zoveel mogelijk schulden maken, dan komt alles goed”. We hebben integendeel hervormingen nodig die ons concurrentievermogen aanscherpen. De euro is daar een van, en een zeer belangrijke”.

Blokland is daarvan niet zo zeker. De EMU moet zich nog volledig bewijzen. „In 1991 verspreidde onze fractie een brochure met daarin de bezwaren tegen de euro verwoord. Het aantal reacties bedroeg nul. Te laat is ook in Nederland het besef doorgedrongen dat bezwaren niet alleen van politieke, maar ook van economische aard zijn. Het is geen koekoek één zang onder economen. Jammer, de discussie is nog maar pas op gang gekomen”.