Financiën en Economie

Kabinet repareert koopkracht van
gedupeerde uitkeringsgerechtigden

Van onze economische redactie
APELDOORN - Aow'ers, nabestaanden en bijstandsgerechtigden zijn er sinds woensdag in inkomen op vooruitgegaan. Begin dit jaar merkten deze groepen dat zij door wijzigingen in de premie- en belastingheffing en de verlaging van de overhevelingstoeslag minder te besteden hadden. Het kabinet, dat beloofd had de koopkracht van niemand te verminderen, besloot daarop deze uitkeringsgerechtigden te compenseren.

De aow-uitkeringen gaan per 1 april en per 1 mei omhoog. Dat betekent dat bijvoorbeeld een echtpaar waarvan beide partners 65 jaar of ouder zijn en alleen aow ontvangen, er dit jaar netto ƒ 240 extra op vooruitgaat. Alleenstaande aow'ers krijgen dit ƒ 100 meer te besteden. Deze bedragen gelden voor aow-gerechtigden zonder aanvullend pensioen en met een ziekenfondsverzekering. Nabestaanden met uitsluitend een anw-uitkering ontvangen dit jaar in totaal ƒ 100 extra. De verhoging wordt verdeeld over negen maandelijkse termijnen en wordt vanaf april verwerkt in de uitkering. Mensen met een aow- of een anw-uitkering hebben voordeel van de verhoging van het inactievenforfait. Ouderen hebben daarnaast nog voordeel van de verlaging van het tarief in de eerste schijf voor ouderen en de verhoging van de ouderenaftrekken. De kinderbijslagbedragen, de vereveningsbijdrage en de premieheffing over uitkeringen worden niet tussentijds aangepast.

Aow
Gehuwde of samenwonende partners hebben elk een zelfstandig recht op een aow-pensioen dat netto gelijk is aan 50 procent van het nettominimumloon. De aow voor een oudere alleenstaande is gelijk aan 70 procent van het nettominimumloon. Eenoudergezinnen ontvangen een pensioen dat netto gelijk is aan 90 procent van het nettominimumloon. Het gaat om ongehuwde bejaarden met een kind jonger dan 18 jaar voor wie zij kinderbijslag ontvangen. Een gehuwde met een partner jonger dan 65 jaar ontvangt een pensioen van 50 procent van het minimumloon (de uitkering voor een gehuwde) en een toeslag van maximaal hetzelfde bedrag (bruto ƒ 1118,92 per 1 mei). Is het recht op pensioen ingegaan voor 1 februari 1994 en is de partner nog geen 65 jaar, dan komt het pensioen overeen met 70 procent van het nettominimumloon en is de toeslag maximaal 30 procent. De uitkeringsbedragen per 1 april 1998 zijn in onderstaand overzicht weergegeven.




Gehuwden
Gehuwden met maximale toeslag
Gehuwden zonder toeslag
(partner jonger dan 65 jaar,
aow voor 1-2-1994)
Ongehuwden
Ongehuwd met kind tot 18 jaar
Maximale toeslag
(aow voor 1-2-1994)
Maximale toeslag
(aow vanaf 1-2-1994)
Bruto p. mnd

ƒ 1094,64
ƒ 2189,28


ƒ 1569,39
ƒ 1569,39
ƒ 1968,19

ƒ 619,89

ƒ 1094,64
Bruto vak.
uitk. p. mnd
ƒ 59,96
ƒ 119,92


ƒ 83,93
ƒ 83,93
ƒ 107,91
De hoogte van de toeslag is afhankelijk van het inkomen van de jongere partner. Van dit inkomen (voorzover verkregen uit arbeid) wordt eerst een deel buiten beschouwing gelaten. Deze vrijlating bedraagt 15 procent van het brutominimumloon met inbegrip van de overhevelingstoeslag (ƒ 347,31) en eenderde deel van het meerdere aan bruto-inkomsten. Wat daarna overblijft, wordt in mindering gebracht op de toeslag.
Als recht bestaat op een maximale toeslag van 30 procent van het minimumloon (bruto ƒ 619,89), is er bij een bruto-inkomen van de jongere partner van meer dan ƒ 1277,14 per maand (met inbegrip van de overhevelingstoeslag), geen recht meer op toeslag. Wanneer de maximale toeslag 50 procent van het minimumloon (bruto ƒ 1094,64) bedraagt, dan bestaat bij een bruto-inkomen van de jongere partner (met inbegrip van de overhevelingstoeslag) van ƒ 1989,26 of meer geen recht meer op toeslag. Inkomen in verband met arbeid, bijvoorbeeld een sociale verzekeringsuitkering, wordt geheel gekort op de toeslag.
De bij deze brutobedragen behorende netto-uitkeringen per persoon zijn in onderstaand overzicht weergegeven. Hierbij is uitgegaan van de situatie dat betrokkenen verzekerd zijn voor het Ziekenfonds en geen aanvullend pensioen hebben.
De netto-aow voor gehuwden zonder aanvullend pensioen en een ziekenfondsverzekering gaat per persoon per 1 april het volgende bedragen:

per maand
vakantietoeslag
totaal
1-1-1998
ƒ 1000,96
ƒ 52,25
ƒ 1053,21
1-4-1998
ƒ 1010,63
ƒ 52,25
ƒ 1062,88
Voor een echtpaar zijn de bedragen tweemaal zo hoog. Netto-aow voor alleenstaanden:

per maand
vakantietoeslag
totaal
1-1-1998
ƒ 1422,61
ƒ 73,15
ƒ 1495,76
1-4-1998
ƒ 1428,39
ƒ 73,15
ƒ 1501,54
De uitkeringsbedragen per 1 mei 1998 zijn als volgt:


Gehuwden
Gehuwden met maximale toeslag
Gehuwden zonder toeslag
(partner jonger dan 65 jaar,
aow voor 1-2-1994)
Ongehuwden
Ongehuwd met kind tot 18 jaar
maximale toeslag
(aow voor 1-2-1994)
Maximale toeslag
(aow vanaf 1-2-1994)
Bruto p. mnd

ƒ 1118,92
ƒ 2237,84


ƒ 1623,35
ƒ 1623,35
ƒ 2012,06

ƒ 614,49

ƒ 1118,92
Bruto vak.
uitk. p. mnd
ƒ 63,80
ƒ 127,60


ƒ 89,31
ƒ 89,31
ƒ 114,83
Voor de berekening van de hoogte van de toeslag geldt dezelfde systematiek zoals beschreven bij de uitkeringsbedragen aow per 1 april 1998. Het bedrag van de vrijlating (ƒ 347,31) blijft gelijk. De andere bedragen veranderen enigszins. De maximale toeslag van 30 procent van het minimumloon is per 1 mei bruto ƒ 614,49. Het recht op een toeslag vervalt bij een bruto-inkomen van de jongere partner van meer dan ƒ 1269,04 per maand. Ook het bedrag van de maximale toeslag voor aow vanaf 1-2-1994 verandert. Dit ligt per 1 mei op bruto ƒ 1118,92. Wanneer de maximale toeslag 50 procent van dit bedrag is, vervalt het recht op een toeslag bij een bruto-inkomen van de jongere partner van ƒ 2025,69 of meer.
Op 1 mei komt de netto-aow zonder aanvullend pensioen en een ziekenfondsverzekering per persoon uit op:

per maand
vakantietoeslag
totaal
1-4-1998
ƒ 1010,63
ƒ 52,25
ƒ 1062,88
1-5-1998
ƒ 1014,92
ƒ 52,25
ƒ 1067,17
Voor een echtpaar zijn de bedragen tweemaal zo hoog.
Netto-aow voor alleenstaanden:

per maand
vakantietoeslag
totaal
1-4-1998
ƒ 1428,39
ƒ 73,15
ƒ 1501,54
1-5-1998
ƒ 1434,48
ƒ 73,15
ƒ 1507,63

Anw
De uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (anw) bedraagt maximaal 70 procent van het minimumloon. Nabestaanden die een halfwees onder de 18 jaar verzorgen, krijgen een inkomensonafhankelijke uitkering van 20 procent van het minimumloon.
Nabestaanden met kinderen die een (oude) aww-uitkering hebben, ontvangen een uitkering van 100 procent van het minimumloon op basis van het nettoniveau van 1 maart 1996, te weten ƒ 1839,70. Deze uitkering wordt bevroren tot het niveau van 90 procent van het nettominimumloon (nabestaandenuitkering en halfwezenuitkering) bereikt is.
De anw is inkomensafhankelijk. Inkomen in verband met arbeid (uitkeringen) wordt er geheel van afgetrokken. Van inkomen uit arbeid blijft een deel buiten beschouwing. Nabestaanden met een oude aww-uitkering krijgen, indien na deze inkomenstoets een lager uitkeringsbedrag overblijft, in ieder geval een bodemuitkering van 30 procent.



Nabestaanden met kind tot
18 jaar die voor 1-7-1996
aww-uitkering hadden
Nabestaandenuitkering
Halfwezenuitkering
Wezenuitkering tot 10 jaar
Wezenuitkering van 10
tot 16 jaar
Wezenuitkering van 16
tot 21/27 jaar
Bruto p. mnd



ƒ 2230,79
ƒ 1763,51
ƒ 394,09
ƒ 564,32

ƒ 846,48

ƒ 1128,65
Bruto vak.
uitk. p. mnd


ƒ 159,32
ƒ 114,92
ƒ 32,83
ƒ 36,77

ƒ 55,16

ƒ 73,55
De uitkeringsbedragen van de anw veranderen niet per 1 mei 1998.

Kopjes
Teneinde te voorkomen dat de loondervingsuitkeringen op minimumniveau van alleenstaanden van 21 jaar of ouder bij werkloosheid of volledige arbeidsongeschiktheid beneden het voor hen geldende sociale minimum dalen, zijn in de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid bepalingen opgenomen die voorzien in een verhoging van de uitkering tot dat minimumniveau. Dit zijn de zogeheten kopjes op de uitkering. Deze uitkeringsbedragen zijn aangepast ten opzichte van het niveau van 1 januari 1998, omdat hier sprake is van een koppeling aan het nettominimumloon. Deze kopjesbedragen zijn per 1 april 1998 als volgt vastgesteld:


Alleenstaanden:
vanaf 23 jaar
van 22 jaar
van 21 jaar
excl. vakantietoeslag
ww/wao

ƒ 78,55
ƒ 61,61
ƒ 50,16
waz/wajong

ƒ 78,55
ƒ 61,61
ƒ 50,16
De minimumbedragen van de ww/wao, de waz en de wajong wijzigen niet per 1 mei 1998.

Bijstand
De mensen met een bijstandsuitkering hebben voordeel van de verhoging van het inactievenforfait. Per jaar betekent dit een nettovoordeel voor alleenstaanden van ƒ 100 en voor gehuwden van ƒ 140. Daarnaast wordt per 1 april 1998 een nieuwe ouderennorm ingevoerd in de Bijstandswet. Hierdoor krijgen ouderen met een onvolledige aow-uitkering een uitkering die op het niveau van de volledige aow ligt.
De Algemene bijstandswet kent landelijke normen voor mensen van 21 tot 65 jaar en vanaf april 1998 ook voor mensen die 65 jaar of ouder zijn. De wet maakt onderscheid tussen echtparen of ongehuwd samenwonenden, alleenstaande ouders en alleenstaanden. Voor elk van deze groepen geldt een apart normbedrag. Voor echtparen en samenwonenden tussen de 21 en 65 jaar is dat 100 procent van het nettominimumloon, voor alleenstaande ouders tussen de 21 en 65 jaar 70 procent en voor alleenstaanden tussen de 21 en 65 jaar 50 procent.
Het uitgangspunt bij de norm voor deze categorie alleenstaande ouders en alleenstaanden is dat de (woon)kosten met anderen kunnen worden gedeeld. Is dat niet of slechts gedeeltelijk het geval, dan kan de gemeente hun een toeslag geven van maximaal 20 procent van het nettominimumloon. Voor personen van 65 jaar of ouder geldt geen aparte toeslagensystematiek.
Normbedragen per 1 april voor mensen van 65 jaar of ouder:



(Echt)paar, beiden 65-plus
(Echt)paar, een jonger dan 65
Alleenstaande ouder
Alleenstaanden
per maand

ƒ 2017,35
ƒ 1973,06
ƒ 1813,93
ƒ 1424,96
vak. uitk.
p. maand
ƒ 108,41
ƒ 106,03
ƒ 97,48
ƒ 76,58
Op 1 mei veranderen deze bedragen voor ouderen opnieuw, net als de netto-aow-bedragen. Dat komt door de technische uitwerking van de inkomensmaatregelen van het kabinet in de maanden april en mei.
Normbedragen vanaf 1 mei voor mensen van 65 of ouder:


(Echt)paar, beiden 65-plus
(Echt)paar, een jonger dan 65
Alleenstaande ouder
Alleenstaanden
per maand

ƒ 2025,49
ƒ 1972,97
ƒ 1819,70
ƒ 1430,74
vak. uitk.
p. maand
ƒ 108,85
ƒ 106,03
ƒ 97,79
ƒ 76,89
De nieuwe normbedragen per 1 april voor bijstandsontvangers van 21 tot 65 jaar zijn netto:


(Echt)paren
Alleenstaande ouders
Alleenstaanden
Onder 21 jaar zonder kinderen:
(Echt)paren
(Echt)paren, één onder 21
Alleenstaanden
Onder 21 jaar met kinderen:
(Echt)paren
(Echt)paren, één onder 21
Alleenstaande ouders
per maand

ƒ 1944,82
ƒ 1361,38
ƒ 972,41

ƒ 672,06
ƒ 1308,44
ƒ 336,03

ƒ 1061,03
ƒ 1697,41
ƒ 725,00
vakantie-
uitkering
ƒ 104,52
ƒ 73,16
ƒ 52,26

ƒ 36,12
ƒ 70,32
ƒ 18,06

ƒ 57,02
ƒ 91,22
ƒ 38,96
totaal

ƒ 2049,34
ƒ 1434,54
ƒ 1024,67

ƒ 708,18
ƒ 1378,76
ƒ 354,09

ƒ 1118,05
ƒ 1788,63
ƒ 763,96

Eigen vermogen
Niet al het spaargeld behoeft te worden aangesproken voordat men voor bijstand in aanmerking komt. Het vrij te laten vermogen is: ƒ 19.400 voor gezinnen; ƒ 9700 voor alleenstaanden.
Voor mensen die een bijstandsuitkering ontvangen en een eigen huis bewonen, geldt een extra vrijlating. Bij hen wordt van het vermogen in het huis namelijk nog eens ƒ 15.000 volledig vrijgelaten en van het meerdere de helft. De totale vermogensvrijlating is begrensd tot ƒ 79.400 voor gezinnen en ƒ 69.700 voor alleenstaanden.

Ziekenfonds-/ziektekostenpremie
Wie verplicht verzekerd is bij een ziekenfonds moet van zijn/haar uitkering de nominale ziekenfondspremie betalen. Wie niet verplicht verzekerd is, ontvangt bij het normbedrag een vergoeding voor de betaling van een particuliere ziektekostenverzekering, die dezelfde risico's dekt als de verplichte ziekenfondsverzekering. De vergoeding wordt verminderd met het bedrag dat een verplicht verzekerde in dezelfde omstandigheden als nominale premie aan het ziekenfonds moet betalen.