Economie

Kenmerk Frans-Duitse relatie is onverenigbaarheid van karakter

Geen as maar verbrande turf

Van onze buitenlandredactie
DEN HAAG – Op het strategische niveau van het Europese besluitvormingsproces heeft Nederland geen enkele invloed. Dat stelde dr. J. Q. Th. Rood, hoofd van de onderzoeksafdeling van het Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael, tijdens een studiebijeenkomst, gisteren in Den Haag, van de eurofractie SGP/GPV/RPF over de Frans-Duitse samenwerking.

De betrekkingen tussen Frankrijk en Duitsland kenmerken zich al een dikke 150 jaar door een „onverenigbaarheid van karakter”, schetste Rood, die samen met prof. dr. A. van Staden en dr. S. Rozemond het woord voerde. De relatie tussen beide landen kende weinig ups en veel downs. Midden in het tijdperk van de Koude Oorlog vond er in 1963 een hoogtepunt plaats toen de groten der aarde De Gaulle en Adenauer het Elysée-verdrag tekenden. Aan de basis ervan lag echter een flinke brok historisch gegroeid wantrouwen.

Sommigen gingen direct na het beroemde Elysée-verdrag dan wel spreken van een Frans-Duitse as, maar volgens Rozemond, senioronderzoeker van Clingendael, heeft die as nooit bestaan. „Tenzij je as definieert als verbrande turf”.

Wantrouwen
Nog altijd stoelen de betrekkingen tussen Frankrijk en Duitsland op wederzijds wantrouwen. Juist door samen te werken, kun je elkaar in de gaten houden, luidt het motto in zowel Parijs als Berlijn. In de schaduw van dat verstandshuwelijk bloeide, zo je wilt, wel wat moois op. Een EGKS, een WEU, een Eurokorps en ten slotte moet het Europese Huis met de EMU worden dichtgetimmerd tot een comfortabele villa, waarbij de kanttekening of dat huis er ooit komt.

De rode draad binnen het Frans-Duitse samenwerkingsverband karakteriseert zich door een kennelijk niet te overbruggen „onverenigbaarheid”, om de schrijfster Hella S. Haasse te parafraseren. Nooit lopen de standpunten van Duitsland en Frankrijk synchroon. Over de Franse poging om Trichet de tweede helft van het presidentschap van de Europese Centrale Bank (ECB) toe te spelen, is zeker geen consultatie met Duitsland geweest, aldus Rozemond. Anderzijds hebben Frankrijk en Duitsland in het verleden nogal wat bilateraal bekokstoofd en voorafjes gehad, iets wat in het patroon van de relatie past. Halfjaarlijkse tops blonken bijvoorbeeld uit in „uitruil” en koehandel.

Ook over de EMU (Economische Monetaire Unie) hebben beide Frankrijk en Duitsland zo hun eigen gedachten. Frankrijk beschouwt de EMU als middel om greep te krijgen op de Duitse economie, het 'rentedictaat' uit het oosten. Parijs beschouwt de EMU als een instrument om de Duitse economie onder curatele te stellen. „Een federalisering van het Duitse beleid op Europees niveau”, betitelde Rood dat. Verder ziet Frankrijk de euro vooral als tegenwicht voor de dollar en wordt de munt gebruikt als middel om de eigen concurrentiepositie te verstevigen.

Duitsland daarentegen streeft niet naar een politisering van de euro. Het grijpt de EMU aan als een middel om de relatie met Frankrijk te verstevigen, maar dan alleen als dat plaatsheeft in een breder verband. De kopgroepgedachte van een kern van vijf landen die het europaard gaat trekken, geldt evenwel als een gepasseerd station. „We moeten ervan uitgaan dat er ten minste elf staten meedoen, en het er alleen nog maar meer zullen worden”, zei Rood. Rood beschouwt niet zozeer Italië als wel Frankrijk als een risicofactor binnen de EMU. „Ik heb mijn zorg over het vermogen van Frankrijk zich aan te passen aan andere omstandigheden”.

Temperatuur
De cruciale betekenis van de EMU ligt in de temperatuur van de samenwerking tussen Frankrijk en Duitsland. Als hun relatie verkilt, gaat het slecht met Europa. Als die relatie warm is, pakt dat slecht uit voor Europa, want dan is het een teken van wantrouwen.

De reden met de EMU te beginnen, dient louter te worden begrepen als een politiek proces om bepaalde verhoudingen te stabiliseren. De zogenaamde Frans-Duitse as is misschien wel in theoretisch en politiek vlak van grote betekenis geweest, maar zal evenwel niet in staat blijken de EMU wezenlijk verder te brengen, stelde Rood. Niettemin staat het feit dat de EMU er komt zijns inziens vast. „Als je de EMU afblaast, is dat een klap voor het Europese integratieproces. Uitstel wordt dan gezien als afstel”.

„De Nederlandse waakzaamheid tegen deze Frans-Duitse hegemonie is een constante factor geweest”, tekende Rozemond hierbij aan. Wat kan een klein land als Nederland in deze 'okselpositie' doen om zijn invloed te vergroten? Deze vraag was gisteren, hoe kan het ook anders, afkomstig van een van de kleinere fracties in het Europees Parlement, die van de SGP/RPF/GPV.

Het advies van Rood en Rozemond alsmede van prof. dr. A. van Staden (directeur van het Instituut Clingendael en in deeltijd hoogleraar internationale betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Leiden) was duidelijk. Samenvattend: „Afgezien van het feit dat Nederland op het strategische niveau van het Europese besluitvormingsproces geen enkele invloed heeft, kun je als een van de kleinere landen (vergelijk Denemarken) meer bereiken als je precies weet wat je wilt. Je moet niet bang zijn iets uit te spelen (zoals Griekenland) om je gelijk te halen. Verder verdient het aanbeveling je op issues te oriënteren en daar bondgenoten bij te zoeken, hetgeen uiteraard een flexibele diplomatie vereist”. Van Staden voorzag dat de rol van de Frans-Duitse relatie in de toekomst wellicht verandert. „De Frans-Duitse verstandhouding heeft een zeer geringe rol gespeeld in het Europese veiligheids- en defensiebeleid. De rol in de toekomst zal niet groter zijn. Duitsland voelt zich belemmerd om mee te doen in internationale vredesoperaties buiten het verdragsgebied van de NAVO. “All chaps are down”: Frankrijk is eerder bereid het Amerikaanse leiderschap te aanvaarden dan het Europese leiderschap te delen”.