Economie30 mei 2001

Brinkhorst prijst rapport Wijffels als hard en onontkoombaar

„Kleinere sector onvermijdelijk”

Door A. de Jong
DEN HAAG – „Helder, hard en onontkoombaar.” Zo typeerde minister Brinkhorst van Landbouw gisteren het rapport van de commissie-Wijffels over de toekomst van de Nederlandse veehouderij. Maar wat heet onontkoombaar? Onontkoombare rapporten zijn in de afgelopen decennia wel vaker geschreven. En voor altijd in de onontkoombare bureaula verdwenen. Bovendien heeft Brinkhorst nog maar weinig tijd voor concrete daden. Of is het nieuwste rapport tóch het begin van een grote omslag?

Voorzover het de commissie zelf betreft is het antwoord op deze vraag: ja. Niet voor niets draagt het rapport ”Toekomst voor de veehouderij” een ondertitel: ”Agenda voor een herontwerp van de sector”. Dat woord herontwerp betekent dat het hier gaat om „meer dan marginale, ja fundamentele veranderingen” die in de sector doorgevoerd zouden moeten worden, aldus de commissievoorzitter gisteren bij de presentatie van zijn rapport. De Nederlandse veehouderij moet wat Wijffels betreft terug naar de tekentafel, om met behulp van een nieuw ontwerp grondig herzien te worden.

„In de hoogontwikkelde stedelijke samenleving die wij nu hebben, past de historisch zo gegroeide, huidige veehouderij niet meer”, vindt de voorzitter van Brinkhorsts denktank. Economisering en schaalvergroting hebben zelfs tot amorele verschijnselen geleid. Wijffels wijst in dit verband op het „gebrek aan robuustheid en aan buffercapaciteit van de veehouderij.” Er hoeft maar een kleine kink in de kabel te komen, in de vorm van een gevaarlijke, besmettelijke dierziekte, en de stallen puilen uit. Met alle nadelige gevolgen van dien. Behalve op het gebied van dierenwelzijn leidt de huidige intensieve veehouderij ook op milieugebied tot problemen.

Scharrelen en wroeten
Daarom moeten overheid en sector een agenda opstellen die gericht is op duurzaamheid. Dieren moeten meer ruimte krijgen voor natuurlijk gedrag. „Kippen moeten kunnen scharrelen, varkens kunnen wroeten. En koeien horen gewoon in de wei”, aldus Wijffels en de zijnen. In de fokkerij moet de productiviteit van een dier niet zo ver worden opgerekt dat de weerstand tegen ziekten wordt aangetast en het dierenwelzijn ernstig in gevaar komt. „Er moet een marge blijven in de fysiek van dieren.”

Het transport van levende dieren over grote afstanden moet verboden worden. Acht uur reistijd is het maximum. De productie van diervoer, het fokken en het slachten van vee moeten in de toekomst binnen één regio gebeuren. Veemarkten worden afgeschaft. Boeren worden zelf financieel verantwoordelijk voor de gevolgen van epidemieën, als mond- en klauwzeer, zoals ze ook zelf financieel verantwoordelijk zijn gesteld voor de afzet van hun mest.

Lijkt de intensieve veehouderij in bepaalde opzichten op een vorm van industrie? Dan moet zij door de overheid ook als zodanig behandeld worden en moet er voor intensieve bedrijven een systeem van vestigingsvergunningen ingevoerd worden. Meer extensieve bedrijven, bijvoorbeeld zij die hun koeien in de wei laten lopen, moeten daarentegen een beloning krijgen voor het beheer van het landschap.

Meer betalen
Ten slotte krijgt ook de consument er in het rapport van langs. Die moet voor zijn levensmiddelen meer gaan betalen. „Als dat niet gebeurt, is herstructurering van de veehouderij onmogelijk.” LTO-voorzitter Doornbos, die het rapport als geheel „realistisch” noemt, is blij dat ook de verantwoordelijkheid van de consument wordt genoemd. „Want we moeten niet vergeten dat boeren de afgelopen jaren al heel veel hebben gedaan.”

Hoe de consument bewogen moet worden tot een grotere bijdrage, blijft in het rapport wat duister. In elk geval zou de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) meer uitzonderingen toe moeten staan op het kartelverbod, vindt de commissie. Boeren en supermarkten moeten toestemming krijgen om onderling prijsafspraken te maken. Ze zouden dan bijvoorbeeld af kunnen spreken melk niet onder een bodemprijs te verkopen. Dat geeft boeren de mogelijkheid tot een meer duurzame bedrijfsvoering.

Het rapport van de commissie-Wijffels werd gisteren door Brinkhorst „helder, hard en onontkoombaar” genoemd. Dat lijkt een trefzekere typering, al valt er op elk van de drie punten ook wel iets af te dingen.

Helder is de analyse van het rapport zeker, maar praktische uitvoeringsvoorstellen blijven achterwege. Het rapport schetst een veehouderij zoals die er over tien of twintig jaar uit moet zien, maar noemt geen concrete stappen die op de weg naar die ideale omstandigheden genomen moeten worden. „Dat was ook niet onze opdracht”, stelt Wijffels eenvoudig. De vraag blijft echter prangen, om het in de woorden van het PvdA-kamerlid Waalkens te zeggen, hoe we nu „van dit geschrift komen tot de werkelijkheid in de polder.”

Hard zijn de ruim twintig A'viertjes van de landbouwdenktank ook. Hoe abstract het rapport ook geformuleerd mag zijn, één ding is duidelijk: de intensieve veehouderij zoals die nu functioneert kán straks niet meer. Brinkhorst: „Dat het in de praktijk brengen van dit rapport tot een flinke reductie van de sector leidt, lijkt me evident. Maar laat men nu eens ophouden te zeggen dat het mijn doel zou zijn om de boeren Nederland uit te werken en dat ik de mkz-crisis daartoe aangrijp. Dat is onjuist. Het gaat mij om duurzaamheid. We moeten zorgen dat we weer een veehouderij krijgen waar we trots op kunnen zijn. Daartoe moeten er veranderingen komen die ook los van mkz al lange tijd noodzakelijk waren.”

Toegevoegde waarde
Ook Wijffels laat er geen twijfel over bestaan dat een duurzame veehouderij tot een kleinere sector leidt. „Maar dat laat onverlet dat het economisch belang van de sector wel degelijk kan groeien. Juist als we ons gaan richten op kwaliteit, kan de toegevoegde waarde van onze productie toenemen. En voor de nationale welvaart is nu net die toegevoegde waarde van belang.”

Maar is het rapport nu ook onontkoombaar? Dat hangt er maar van af. VVD-kamerlid Oplaat wees er gisteren fijntjes op dat er in 1989 al een rapport verscheen van oud-minister Van der Stee van Landbouw, ”Om schone zakelijkheid” getiteld. „Dat rapport is tijdens het bewind van een CDA-minister in een la verdwenen. Terwijl het in grote lijnen hetzelfde zegt als dat van Wijffels. Wie belangrijke verschillen tussen beide rapporten ziet, moet dat mij maar eens komen uitleggen. Nee, er is hier niets nieuws onder de zon. Het komt nu vooral op praktische daadkracht aan. Paars heeft die sinds 1994 getoond door herstructurering van de varkenshouderij en dergelijke. Dat beleid moet voortgezet worden.”

Dat in het recente rapport van weinig nieuws sprake is, geeft Wijffels zelf meteen toe. Ook Brinkhorst windt er geen doekjes om. „Alle afzonderlijke elementen in het rapport zijn in het verleden al vaker genoemd, sommige zelfs vele malen. Maar het bijzondere is dat ze nu voor het eerst in een bepaalde samenhang gepresenteerd worden. Dat geeft er diepgang aan. Het is geen rapport dat zich beperkt tot achterstallig onderhoud, maar het richt zich op een nieuw ontwerp. Dat dat in grote lijnen gebeurd, is voor mij alleen maar een pre. We hebben nu behoefte aan brede penseelstreken, niet aan pointillisme.”

Niet op de plank
Daarom zal Brinkhorst met het rapport van Wijffels zeker aan de slag gaan. „Dit wórdt uitgevoerd. Dit komt niet op de plank, want daar liggen al zo veel rapporten dat dit er niet meer bij past.” De landbouwminister is zo enthousiast over Wijffels analyse, dat hij nog voor de zomer met „een aantal beleidsaanbevelingen” komt, zo beloofde hij gisteren.

De grote vraag is of hij, die als bewindsman nog maar een jaartje te gaan heeft, in staat zal zijn het abstracte van Wijffels om te zetten in het concrete van de werkvloer. En of er voor werkelijke maatregelen in de sector draagvlak zal zijn.

Dat het op zich wel mogelijk is het ideaalbeeld om te zetten in praktisch beleid, bewijst het voorstel om veemarkten te sluiten. Concreter kan het niet. En een probleem behoeft het volgens PvdA-kamerlid Waalkens ook niet te zijn. „In Israël melken ze de beste koeien. Dat gaat daar prima. Zonder veemarkten.”