Economie8 december 2000

Starters kunnen torenhoge huizenprijzen onmogelijk opbrengen

Onderdak bij de Refobank

Door G. ten Voorde
ROTTERDAM – Eén rijtjeshuis op twee salarissen. De situatie op de huizenmarkt is absurd. De torenhoge prijzen zijn niet te betalen. Veel starters worden gedwongen te huren óf samen krom te liggen. Niet iedereen kan en niet iedereen wil dat. „Ik zie een levensgroot probleem op de gereformeerde gezindte afkomen”, zegt econoom Elbert Dijkgraaf. Een Refobank moet startende kostwinners onderdak bieden.

De huizenmarkt blijft overspannen. Voor de etalage van de makelaar zakt veel potentiële kopers de moed in de schoenen. In acht jaar tijd zijn de prijzen verdubbeld. Een keurig, maar simpel rijtjeshuis kost volgens de NVM momenteel gemiddeld 330.000 gulden. Eenvoudigweg niet op te brengen voor hardwerkende jongeren.

Al helemaal niet voor hen die bewust kiezen voor het traditionele kostwinnerschap. Dijkgraaf ziet de problemen massaal om zich heen opduiken. Jongens en meisjes die graag willen trouwen, maar geen huis kunnen kopen omdat één salaris ontoereikend is.” De gemiddelde startende eenverdiener kan een hypotheek van 175.000 gulden krijgen.

Levensstijl
In de pakweg 720.000 'leden' tellende gereformeerde gezindte staan –volgens cijfers van Dijkgraaf– jaarlijks zo'n 10.000 jongeren voor de keus: huren of samen werken. Enkele SGP-jongeren hebben daarom de koppen bij elkaar gestoken. Hier moeten we iets aan doen, is hun vaste overtuiging. „We willen voorkomen dat mensen door hun financiële situatie worden gedwongen te kiezen voor een levenshouding waar zij principieel niet achter staan”, zegt woordvoerder Dijkgraaf vastberaden. „De reformatorische levensstijl is in gevaar.”

Een vijfkoppige werkgroep studeert daarom op de mogelijkheden voor oprichting van een Refobank. Deze nieuwe, niet naar winst strevende financiële instelling binnen de gereformeerde gezindte zou goedkope hypotheken moeten verschaffen aan starters die kiezen voor het traditionele kostwinnerschap én aan grote gezinnen die een groter huis moeten kopen maar dat niet kunnen betalen. „Een instaprente van 4 procent, terwijl de marktrente 6 of 6,5 procent”, schat Dijkgraaf.

Salaris
Hij noemt een voorbeeld. „Voor een rijtjeshuis van 3 tot 4 ton heb je een salaris van 80.000 tot 90.000 gulden nodig. Jongeren tussen de 25 en 35 jaar verdienen ongeveer zo'n 50.000 gulden. Dan zit je met een gat van 30.000 gulden. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld om een instaprente te verstrekken van zo'n 4 procent, die zij later terugbetalen met een extra hoge rente van 7 procent. In dat geval kun je gemiddeld een marktconforme rente aanbieden. Je verschuift de lasten over de looptijd. Je moet die uitsmeren over de hele levenshorizon.”

Ter illustratie wijst hij op zijn eigen situatie. „Vijf jaar geleden verdiende ik als beginnend universitair onderzoeker 3500 gulden bruto. Daar kon ik echt geen huis van kopen. Mijn salaris is gegroeid, nu vormt dat geen enkel probleem. Maar die eerste stap is voor velen een te grote hobbel. Daar moet een overbrugging voor komen.” Een groot probleem daarbij is de vraag hoe kan worden gegarandeerd dat de kandidaten op de lange termijn aan hun betalingsverplichting kunnen voldoen.

Geld nodig
Voor het initiatief is veel geld nodig. Hoe kan een bank aan voldoende geld komen als dat vervolgens weer wordt weggezet voor een rente die lager ligt dan de marktwaarde? „Als je jaarlijks 10.000 jongeren of 5000 stellen wilt helpen aan een bedrag van 300.000 gulden, praat je al over 1,5 miljard gulden.”

Dijkgraaf denkt voor de financiering gebruik te maken van de normale mogelijkheden op de kapitaalmarkt. Tegelijkertijd kijkt hij met een schuin oog naar de gereformeerde gezindte. „Er zijn vermogende mensen zat in onze kring. We hopen hen te kunnen overtuigen van de noodzaak om voor de jongere generatie die vastloopt iets te doen. De vraag is of zij bereid zijn om hun geld, eventueel tegen een lager rendement, hierin te steken.” De commissie-Refobank denkt verder ook een beroep te doen op de kerken.

Om de goedkope hypotheekverstrekking mogelijk te maken, suggereert de werkgroep ook om reguliere bankactiviteiten te starten. „We denken bijvoorbeeld aan hypotheekverstrekking aan niet-starters. Of aan ethisch beleggen. Bijvoorbeeld in bedrijven die op zondag niet werken of die producten maken die geaccepteerd zijn in de gereformeerde gezindte.”

In die constructie zou de winstgevende poot van de Refobank de verliesgevende moeten financieren. De initiatiefnemers beraden zich op „discutabele hypotheekvormen”, waaraan een levensverzekering is gekoppeld. „Mij lijkt dat niet op voorhand een optie voor de Refobank.”

Geen discriminatie
Grootste probleem voor de werkgroep is een waterdichte juridische formulering voor de selectieve verstrekking van hypotheken. „We mogen geen onderscheid maken op grond van geloof, geslacht of ras om niet in de problemen te komen met de antidiscriminatiewet. Dat zal niet eenvoudig zijn”, erkent Dijkgraaf. „We mogen niet selecteren aan de poort.” Strijdlustig laat hij erop volgen: „Maar het moet op de een of andere manier wel degelijk mogelijk zijn. Het vraagt alleen een hoop creativiteit.”

De werkgroepleden verwachten een uitweg in het juridische moeras te kunnen vinden door bij de selectie een afbakening te zoeken die aansluit bij bijvoorbeeld reformatorische scholen en zorgcentra. De screening van kandidaten is van groot belang. Wat te doen met cliënten die na het afsluiting van de hypotheek toch samen gaan werken? Kan dat via de Belastingdienst worden gecontroleerd? Is controle via de plaatselijke kerkenraad gewenst, zo vraagt de commissie zich in een acht pagina's tellend rapport af.

Erg strikt is de werkgroep overigens niet in het hanteren van het begrip eenverdiener. Want ook tweeverdieners komen in aanmerking, mits „een gezamenlijke tijdsinzet” niet meer dan 1 à 1,2 formatieplaats beslaat. „We willen geen echtparen die gaan trouwen of net getrouwd zijn ontmoedigen om samen te gaan werken.” Echtparen zonder kinderen mogen van de plannenmakers ongelimiteerd samen werken.

Mannetjesputters
De werkgroep –„wij zijn jong en enthousiast”– bestaat verder uit vier bestuursleden van SGP-jongeren (op persoonlijke titel) en een 'ongebonden' lid. Allen hebben al een hypotheek, benadrukt Dijkgraaf. „Om de schijn van eigenbelang te vermijden.”

De deelnemers zijn van plan om het kakelverse initiatief zo snel mogelijk te verbreden met ervaren deskundigen: registeraccountants, juristen, hypotheekverstrekkers, notarissen, makelaars. „Die zijn er genoeg. Maar het moeten mannetjesputters zijn.” De namen van Jan en Paul Baan vallen. „Maar er zijn er meer.”

Een commissie moet straks onder toeziend oog van een raad van advies aan de slag gaan. „We willen zo snel mogelijk uit de borrelpraat komen.” Het initiatief komt niet onder de paraplu van de SGP. Welke juridische vorm de nieuwe instelling krijgt, kan Dijkgraaf nog niet overzien. „Je kunt denken aan een gewone bank, een nv of een bv, maar ook aan een Grootboek zoals de kerken, een coöperatie, een stichting of een maatschap.”

Dijkgraaf keert zij bij voorbaat tegen kritiek als zouden zij eropuit zijn om de vrouw aan het aanrecht te houden. „We zien in Nederland een kwalijke ontwikkeling, dat het krijgen van kinderen wordt uitgesteld door hoge hypotheeklasten. Daarmee wordt tekortgedaan aan de bijbelse zegeningen van het huwelijk. Bovendien kan een situatie ontstaan dat ouders minder tijd aan de opvoeding van hun kinderen kunnen besteden.”

Uiterste
Wat er van de ambitieuze plannen terechtkomt, durft Dijkgraaf niet in te schatten. Hij heeft meer pijlen op zijn boog. Een garantiefonds om lagere leningen te bedingen bij banken, een informele onderlinge verstrekking van leningen binnen de gereformeerde gezindte of het stimuleren van kerken om hun diaconale taak in dezen te verstaan. De SGP'er gelooft in het project. „Ik heb mezelf verplicht om tot het uiterste te gaan.”