Opta kan stroom
klachten niet aan

DEN HAAG – De Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit, beter bekend als telecomwaakhond Opta, kan de stroom klachten niet aan.

Officieel moeten klachten binnen een halfjaar behandeld worden, maar dat lukt slechts zelden. „Opta wordt bedolven onder geschillen die vrijwel altijd betrekking hebben op een partij en KPN en andere gewezen monopolisten”, aldus Opta-voorzitter prof. dr. J. Arnbak.

Inmiddels werken er 110 mensen bij de toezichthouder. „En dat is lang niet genoeg”, betoogt Arnbak. „We hebben bij staatssecretaris De Vries van Verkeer en Waterstaat een nieuwe begroting ingediend die moet voorzien in vijftien nieuwe plekken tot 125. Zo hopen we volgend jaar rond de dertig geschillen te behandelen.”

Opta is in 1997 in het leven geroepen om toezicht te houden op de liberalisering van de post- en telecommarkt. Hoewel de markt sinds 1998 open is voor vrije onderlinge concurrentie, is dat in de praktijk nog niet altijd even goed te zien.

In mobiele telefonie is er flinke concurrentie van Libertel, Ben, Telfort en Dutchtone. Het marktaandeel van KPN schommelt rond de 50 procent. Maar het vaste net is het domein van KPN met een aandeel van 96 procent. En juist dat net levert het meeste geld op. Bedrijven als Versatel en Tele2 proberen wel een plaatsje te veroveren, maar dat verloopt uitermate moeizaam.

Tegenwerken
Deze bedrijven claimen dat KPN alles doet om hen tegen te werken. De telecomgigant past regels bijvoorbeeld tot op de komma toe, waardoor het voor concurrenten onmogelijk is om dingen gedaan te krijgen.

Aan dat zogenaamde strategische gedrag van KPN kan de toezichthouder weinig doen. „Kinderen kun je een oorvijg geven. Wij zijn echter niet de ouders, maar meer de vroedvrouw. Dat strategische gedrag is een teer punt in de hele systematiek.”

De meeste problemen die Opta tegenkomt gaan over het vaste net van KPN. „Er is schaarste”, zegt Arnbak. „KPN zegt dat ze niet had verwacht dat de concurrentie zo snel zou groeien. Dat klinkt aannemelijk, wat niet wil zeggen dat het aannemelijk is.”