Dossier | 5 augustus 1999 |
SGP'ers worden voor praktische politiek betaaldHosea riep op tot oppositieRechtvaardigt de huidige koers van het kabinet-Kok nog langer een kritisch loyaliteit of dient hardere oppositie gevoerd te worden? Die vraag stelde SGP-leider ir. B. J. van der Vlies onlangs in deze krant. Inderdaad is oppositie gewenst opdat er ruimte ontstaat voor getuigende politiek, meent Hans Reinders. Ir. B. J. van der Vlies, voorzitter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer, en M. de Bruyne, voorlichter van de SGP, vragen zich terecht af of de SGP niet zo langzamerhand oppositie moet gaan voeren. Oppositie komt vanuit het Latijn en betekent volgens Van Dale: tegenstand (afkomstig van het Latijnse werkwoord: ob-ponere = tegen-plaatsen). Oppositie voeren is volgens de heer Van der Vlies en de heer De Bruyne: eropuit zijn het kabinet ten val te brengen. Tot nu toe koos de SGP voor de vriendelijke doch gouvernementele houding: goede voorstellen werden gesteund, slechte afgewezen, aldus de heer Van der Vlies en de heer De Bruyne. Via de opiniepagina van 20 juli hebben beide scribenten de achterban gevraagd hoe het nu verder moet met de SGP. Met een scala aan argumenten trachtten zij de achterban mijns inziens duidelijk te maken dat de tijd van een gouvernementele houding, waarbij alleen opbouwende kritiek gegeven wordt, zo langzamerhand plaats moet gaan maken voor een oppositionele houding. Een houding die ten doel heeft het kabinet ten val te brengen. Met tal van voorbeelden op ethisch terrein laten de heren Van der Vlies en De Bruyne zien dat dit kabinet Gods wet met voeten overtreedt. Het kabinet is er dus rijp voor dat de partij een oppositionele tegenhouding aanneemt. Andere tijden Ik wil een eenvoudig voorbeeld geven om dit te verduidelijken: iemand is timmerman. In de tijd van de baas evangeliseert hij. Zijn werk heeft er vreselijk onder te lijden. Hij spreekt ook zijn baas erop aan dat deze God moet dienen. Zijn baas zal hem er terecht op wijzen dat hij zijn werk moet gaan doen waarvoor hij betaald wordt. Het zal duidelijk zijn dat deze getuigende timmerman niet veel indruk zal maken op zijn baas en omgeving. Heel anders zou het zijn als hij zijn werk goed zou doen. Er zou dan veel meer van uitgaan. Zijn zeggingskracht zou dan veel groter zijn. (Niet aanspreekbaarô (Samenvattend: de praktische politiek slokt een zeer groot deel van de tijd op. Ook is het kabinet niet langer aanspreekbaar op Gods woord en wet. Dit drijft de heren Van der Vlies en De Bruyne tot een andere vorm van politiek bedrijven, namelijk: de oppositionele houding. Vervolgens is de vraag relevant of de oppositionele houding bijbels geoorloofd is en of zij ook een gunstig gevolg heeft. In Hosea 2:1 roept Hosea de inwoners van Israël (de kinderen) op om tegen hun moeder (de staat) te twisten. Er staat: Twist tegen (oppositie) ulieder moeder omdat zij Mijn Vrouw niet is, en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen (afgodendienst) van tussen haar borsten (bergen) wegdoen. De staat Israël ten tijde van Hosea is zo goddeloos dat elke burger die God vreest in de oppositie moet gaan. Voor twisten staat in het Hebreeuws rivoe, dit komt van het werkwoord rawav/rajav en betekent (be)strijden, (be)twisten en tot slot twist zoeken. Hier is dus allerminst sprake van een gouvernementele houding. Daarom kan (voorzichtig) gesteld worden, op grond van Hosea 2:1, dat men tegen een zeer goddeloze overheid oppositie (twisten) mag voeren. Dit is wat anders dan wat de wederdopers voorstonden en sommige roerige lieden waarover artikel 36 van de NGB spreekt. Oppositie voeren is een parlementair geoorloofd middel. De overheid dwarsbomen niet. Kabinet en kiezers Wat dan te doen? Artikel 36 roept de christenen op te bidden (geestelijke gouvernementele houding) voor de overheid. Dit is een goede zaak. Toch kan een overheid zo ver weg zijn dat het beter is om te bidden tegen een overheid (geestelijke oppositie). U zult zeggen: Is dat bijbels? Zeker, luistert u maar... Elia bad om droogte, om het oordeel over de staat Israël (Jakobus 5:17). Daarna volgde een economische recessie. Het ging steeds slechter met Israël. Tot slot kwam er voor Elia ruimte om op de Karmelhoogte te getuigen dat de Heere de God van Israël is en niet Baäl. Daarom ben ik van mening dat wij moeten bidden dat het economisch slechter zal gaan. Dat snijdt ook diep in ons eigen vlees, maar dat is meteen een beproeving hoe diep bij ons de ware godsdienst zit. Door de economische malaise zal het kabinet met de handen in het haar komen te zitten. De SGP en andere kleine christelijke partijen kunnen dan op de Haagse Karmelhoogte getuigen dat de Heere God is en niet de economie. Dat Hij de wetten maakt en niet Den Haag. Er komt op deze manier ruimte om te getuigen... |