Buitenland2 oktober 1999

Noodkliniek toevluchtsoord voor wanhopige Serviërs

„Albanezen hangen rond het hek”

KOSOVO POLJE – De hoofdverpleegkundige van de Servische kliniek neemt de hoorn van de haak en geeft hem zonder te luisteren door aan een bezoeker. „Wij gaan je moeder grijpen”, zegt de man aan de andere kant van de lijn in het Servisch met een Albanees accent. „Maak dat je wegkomt!”

„Dat gebeurt nu altijd”, zegt verpleegster Jasmina Brocic hoofdschuddend. „Dit soort telefoontjes krijgen we iedere dag.” De Serviërs in deze enclave op 7 kilometer ten zuidwesten van Pristina voelen zich belegerd, bedreigd door de etnische Albanezen, gediscrimineerd door de KFOR-vredesmacht en in de steek gelaten door hun regering in Belgrado. Die gevoelens zijn dramatisch versterkt na dinsdag, toen twee Serviërs werden gedood en veertig anderen gewond raakten door een granaataanslag op een markt in de open lucht. NAVO-troepen arresteerden vier verdachten, onder wie zeker twee Albanezen.

De gewonden werden verzorgd in een bakstenen noodkliniek, waar de Serviërs liever naartoe gaan dan naar het provincieziekenhuis in Pristina. De kliniek wordt gerund door vijf artsen en een zeventigtal verpleegkundigen en ondersteunend personeel. Sommigen slapen er zelfs: vanwege de drukte, maar ook omdat zij in hun eigen huis bang zijn voor wraakacties van de Albanezen.

Niets om handen
„'s Avonds hangen er hier Albanezen rond het hek”, zegt Brocic. „En wij krijgen voortdurend vervelende telefoontjes.” Enkele dagen geleden werd een Serviër in de buurt van de kliniek neergestoken.

Overdag is de kliniek, gelegen naast een Russisch veldlazaret, een toevluchtsoord, waar de Serviërs de tijd doden, de laatste roddels uitwisselen en hun toekomst bespreken, waarvan velen vrezen dat die niet in hun provincie ligt. In Kosovo Polje zijn ook Britse KFOR-eenheden gelegerd. Woensdag was uiteraard de granaataanslag het gesprek van de dag onder de mannen op de parkeerplaats van de kliniek.

„Als het niet beter wordt, zullen we met de Albanezen het gevecht aangaan, zelfs met KFOR”, zegt een Serviër, die net als de anderen zijn naam niet wil noemen uit vrees voor vergelding van de Albanezen. „Welke keus hebben we?”

De mannen hebben niets om handen. De meesten hebben na de komst van KFOR hun baan opgezegd, al dan niet onder dwang van etnische Albanezen. Een paar Serviërs uit het dorp die vloeiend Albanees spreken gaan er af en toe op uit om in Servië levensmiddelen, kranten en andere spullen op te halen. De koeriers rijden in auto's met kentekenplaten uit overwegend Albanese plaatsen om geen verdenking te wekken.

In de kliniek schoven woensdag bezoekers en poliklinische patiënten langs elkaar heen naar binnen en naar buiten. In de wachtkamer zat een groep mannen en vrouwen, meest van middelbare leeftijd, somber voor zich uit te kijken.

Hartpatiënten
Voor mensen die een zware behandeling nodig hebben, heeft de kliniek weinig te bieden. In de zaaltjes is maar plaats voor negen patiënten, de rest moet in bedden op de gang slapen. De zwaarste gevallen worden overgebracht naar het Russische lazaret, of onder Russische militaire escorte naar Nis in het zuiden van Servië vervoerd.

Sinds de komst van KFOR zijn twee hartpatiënten overleden omdat de nodige apparatuur om hen te helpen ontbrak, zegt Brocic. De kraamafdeling telt drie bedden, in een kamer van 2,5 bij 3 meter. „Eén keer bevielen hier drie vrouwen binnen een uur, twee zigeunerinnen en een Servische.”

Tijdens de luchtcampagne van de NAVO was de kliniek goed voorzien van genees- en verbandmiddelen. Sinds de bombardementen in juni eindigden en de Joegoslavische strijdkrachten zich terugtrokken zijn de voorraden geslonken. Ook de kleine donaties van Duitse particuliere hulporganisaties en het Franse Médecins du Monde (Artsen Zonder Grenzen) zijn bijna op, zegt Brocic.