Buitenland 31 augustus 1999

Onderzoekers bestuderen overeenkomst met Californië

„Schade Turkije had
veel groter kunnen zijn”

Door S. M. de Bruijn
ISTANBUL – De aardbeving in Turkije had veel dramatischer gevolgen kunnen hebben. „De schade is veel minder ernstig dan je zou verwachten bij een beving van 7,5 op de schaal van Richter.” Dat zeggen onderzoekers van het Amerikaanse Geological Survey (USGS), die gisteren Istanbul verlieten.

„Geloof me of niet, het had veel erger kunnen zijn”, zegt aardbevingsdeskundige dr. Tom Holzer van het USGS. Samen met tien andere Amerikaanse onderzoekers arriveerde hij in het rampgebied op de vrijdag na de aardbeving, die zich vandaag twee weken geleden voordeed. Vanuit het chique Hyatt Regency Hotel in Istanbul geeft hij, vlak voor zijn vertrek, een voorlopig verslag van de resultaten.

„We hebben metingen bekeken van enkele tientallen versnellingsmeters in de buurt van de breuklijn. Daarmee kunnen we zien hoe sterk de grond heen en weer beweegt tijdens een schok. Verhoudingsgewijs is dat weinig geweest, voor een beving van 7,5.” Dit getal op de schaal van Richter is onafhankelijk van de schade die de beving aanricht. Holzer vermoedt dat de aardbeving nog niet alle spanning in de rotsbodem heeft vrijgemaakt of dat die spanning niet zo hoog is geweest. In het eerste geval zou nog een zware beving kunnen volgen.

Dat er toch zo veel gebouwen in puin liggen –„In Adapazari is 64 procent van de gebouwen ingestort”– verklaart Holzer door de toestand van de bodem. „Op plaatsen met een rotsachtige ondergrond zijn veel minder huizen verwoest. We hebben direct na aankomst onze draagbare instrumenten in de stad geplaatst en vergeleken met seismografen in de omgeving die we op een rotsgrond plaatsten. Tijdens de naschokken konden we duidelijk de verschillen zien. Adapazari is gebouwd op de bodem van een oud meer en de golven van de aardbeving richtten daar veel meer schade aan. Vergelijk het met een gelatinepudding, die de trillingen versterkt.” De bodembeweging van een zachte ondergrond kan tot acht keer sterker zijn dan van een vaste ondergrond.

Drijfzand
Holzer en zijn collega's zagen op veel plaatsen dat gebouwen in de grond gezakt waren. „Zo'n gebouw stort niet in maar zakt gewoon weg, soms wel 1,5 meter diep. De fundering is stevig, maar het zand eronder wordt vloeibaar.” Dit verschijnsel heet liquefactie of vervloeiing en treedt vooral op bij natte, zanderige gronden. Door het trillen veranderen die in een soort drijfzand. Soms ondervinden de huizen weinig schade omdat de natte ondergrond de trillingen opvangt, maar andere huizen zakken scheef of schuiven van hun fundering af.

Terwijl het grootste deel van de onderzoekers gisteren naar de Verenigde Staten terugreisde, zullen drie mensen nog een week bij de apparatuur blijven. De metingen zullen zes weken doorgaan, de verwerking van de gegevens kan nog maanden duren, aldus Holzer.

De geologen en seismologen bekeken ook de schade in Abcylar, een klein plaatsje ten westen van Istanbul. „Abcylar ligt 90 kilometer verwijderd van de breuklijn, maar er zijn verschillende doden gevallen en het dorp heeft zware schade opgelopen. Vreemd, want in Istanbul is de schade beperkt. Het kan zijn dat de bodem zacht is, net als in Adapazari, maar een andere mogelijkheid is dat de trillingen in de bodem weerkaatst zijn door een harde laag in de ondergrond. Dan kunnen ze omhoogkomen en zich bundelen, of het effect van niet-weerkaatste golven versterken. We hebben zoiets eerder gezien bij de aardbeving in Loma Prieta, aan de Amerikaanse westkust, in 1989. Ook in Abcylar hebben we apparatuur geplaatst om te weten te komen wat de oorzaak is.”

Het instituut van de Amerikanen is gevestigd in Menlo Park, ten zuiden van San Francisco in Californië. De plaats ligt aan de westkust van de Verenigde Staten, vlak bij de zogenaamde San-Andreasbreuk waar regelmatig aardbevingen voorkomen. De breuklijn in Turkije, de noordelijke Anatoliabreuk, vertoont grote overeenkomst met de San-Andreasbreuk, reden waarom de Amerikanen zo geïnteresseerd zijn. Beide breuken in de aardkorst zijn ongeveer 1100 kilometer lang, ze bewegen zich even snel en de bevingen zijn er, met 15 tot 20 kilometer onder het maaiveld, ondiep.

Een belangrijk verschil is dat van de geschiedenis van de breuklijn in Noord-Turkije veel bekend is, al vanaf het begin van de jaartelling. De oudste goed gedocumenteerde beving van de San-Andreasbreuk dateert pas van 1812. Holzer: „We kunnen hier in Turkije veel leren. We hebben niet vaak de gelegenheid om zo'n zware aardbeving goed te bestuderen. Dit is een zeer interessante aardschok.” Snel voegt hij eraan toe: „Maar het blijft erg ontroerend als je bedenkt hoeveel lichamen er nog onder die huizen liggen.”

Vork
Ook een collega-onderzoeker van het USGS, dr. James Dieterich, maakt een vergelijking met de San-Andreasbreuk. „De beving bij Izmit had plaats bij een vorkvertakking van de breuklijn, precies zo'n vork hebben wij bij de baai van San Francisco. De breuklijnen van de vork lopen hier dwars door de stad, dus het is erg belangrijk voor ons om de gevaren te kunnen inschatten en te voorspellen hoe sterk de grond zal bewegen. Wij besteden veel aandacht aan aardbevingbestendig bouwen, maar pas als er een aardschok komt, weten we of onze theorieën kloppen.”

Dieterich is vooral benieuwd naar de gegevens over liquefactie van de bodem. „Je kunt wel een stevige fundering maken, maar als je huis tijdens een beving op drijfzand komt te staan, zakt het alsnog weg. We weten dat op diverse plaatsen in San Francisco en Los Angeles de grond een soortgelijke structuur heeft. Ook bij de aardbeving in Kobe, in Japan in 1995, was liquefactie een belangrijke oorzaak voor de grote schade.”

Het instituut van Dieterich en Holzer zal de informatie verwerken in zijn nieuwe adviezen aan de bevolking van de Amerikaanse westkust. In 1990 heeft het USGS gewaarschuwd dat de kans op een beving met een kracht van 7 op de schaal van Richter in de periode tussen 1990 en 2020 in San Francisco 67 procent bedraagt, terwijl een beving van 7,5 niet uitgesloten wordt.