Buitenland13 juli 1999

Milosevic' wanbeleid
treft Serviërs hard

Door drs. B. Belder
BELGRADO – Steeds meer Serviërs vinden dat de Joegoslavische president Slobodan Milosevic direct dient terug te treden. Het aantal handtekeningen onder deze oproep van de gebundelde oppositie, Alliantie voor Verandering (SZP), groeit immers gestaag. ”Slobo” –koosnaam voor de alleenheerser van Belgrado– heeft echter voor hetere vuren gestaan in zijn oorlogszuchtige loopbaan.

Maar goed, in de Zuid-Servische stad Nis hebben inmiddels 10.000 burgers het verlangen naar Milosevic' politieke vertrek letterlijk onderschreven. Eigenlijk niet zo verwonderlijk, want in Nis deelt de oppositionele Democratische Partij (DS) de lakens uit. Vice-voorzitter Zivkovic bekleedt zelfs het burgemeesterschap.

Toch overtreft de noordelijke stad Novi Sad in de Vojvodina Nis in openlijke afkeer van het Milosevic-regime. Twee keer zoveel inwoners zetten hun handtekening voor een onmiddellijk aftreden van de echtgenoot van 's lands invloedrijkste vrouw, Mira Markovic.

Naar verluidt gaat het verzamelen van handtekeningen tegen Milosevic net zo lang door als er demonstraties plaatshebben in de grote en middelgrote steden van Servië.

De strategie van de SZP is helder. Zij wil met een revolutie van benedenaf de machtsbasis van het bewind-Milosevic ondergraven. „Op die tactiek valt niets aan te merken”, meent Balkanspecialist Matthias Rüb. „Het is alleen twijfelachtig óf en eventueel wanneer zij tot succes zal leiden.”

Over de aanstaande val van Slobodan Milosevic is DS-voorzitter Zoran Djindjic in elk geval uiterst optimistisch gestemd. De ex-burgmeester van Belgrado geeft ”Slobo” nog slechts tien dagen. Meer tijd 'gunt' de voorzitter van de oppositionele Democratische Liga van Vojvodina, Canak, de Joegoslavische president: tot augustus... Die prognose corrigeert Canak vandaag overigens weer in een gesprek met de Süddeutsche Zeitung: „Niet langer dan drie, vier maanden. Voor de winter moet er iets gebeuren.”

Terecht tempert Rüb deze politieke toekomstverwachtingen. Veelzeggend genoeg voor Milosevic' bestuurlijke uithoudingsvermogen is het verloop van de massademonstraties gedurende de winter 1996-1997. Drie maanden lang hielden die aan. En ”Slobo” zat ze geduldig uit.

Geen wonder dat een veteraan-betoger uit die enerverende periode vandaag de kat eerst nog eens uit de boom wil kijken. In totaal 88 nachten trotseerde hij de winterkou voor het verdwijnen van stembusfraudeur Milosevic. Pas als de gezamenlijke oppositie een deugdelijk politiek concept kan voorleggen, gaat hij wellicht opnieuw de straat op.

Hoe dit ook zij, van de huidige, relatief overzichtelijke betogingen in de provincie ligt Milosevic echt niet wakker. De grote versplintering van de Servische oppositie –alleen de Alliantie voor Verandering telt reeds meer dan dertig partijen en groeperingen– draagt aan die gemoedsrust stellig in niet geringe mate bij.

Breed ongenoegen
Heeft de Servische oppositie dan een andere keus? Nee, oordeelt waarnemer Matthias Rüb beslist. Per slot van rekening moet zij juist na Milosevic' echec in de Kosovo-kwestie het contact met de ontevreden bevolking zoeken om enigszins een vuist tegen het heersende bewind te kunnen maken.

En wat rest haar anders dan het organiseren van openbare protestbijeenkomsten? Het regime oefent strenge controle uit op de massamedia. Zij zijn dus geen optie, geen spreekbuis voor de oppositie. Tekenend is in dit opzicht dat de Servische staatstelevisie de recente demonstraties tegen Milosevic simpelweg negeerde, doodzweeg. „Natuurlijk”, voegt Rüb daar veelbetekenend toe.

Is Milosevic dan niet aangeslagen door de vernederende militaire terugtocht uit Kosovo? „Inderdaad”, beaamt Rüb meteen, „maar de verdeeldheid onder zijn ruziënde tegenstanders, die hijzelf naar vermogen aanwakkert, komt hem zoals zo vaak prima uit.”

In de laatste opiniepeilingen in Servië scoort Milosevic trouwens helemaal niet slecht gegeven de evidente nederlaag tegen de NAVO in de luchtslag om het Merelveld (Kosovo polje). Ruim 15 procent stemt met zijn koers in. Duidelijk meer dan met nummer twee, Vuk Draskovic, de voorzitter van de Servische Vernieuwingsbeweging (SPO). Die moet het met 10 procent doen. Vojislav Seselj, chef van de ultranationalistische Servische Radicale Partij (SRS), haalt 8,5 procent.

Toch geeft deze ogenschijnlijk zo gunstige uitslag voor Milosevic wel degelijk een vertekend beeld. In vergelijking met een soortgelijke opiniepeiling van een jaar geleden is de steun voor zijn beleid wel eventjes gehalveerd.

De uitslag van een andere enquêtevraag is daarenboven wellicht relevanter. Niet minder dan 69 procent van de ondervraagden houdt Milosevic persoonlijk verantwoordelijk voor de beklagenswaardige toestand waarin het vaderland zich bevindt. Hetzelfde geldt voor het internationale isolement waarin Servië momenteel verkeert. Dit cijfer geeft onmiskenbaar het grote ongenoegen onder de bevolking jegens de persoon van de Joegoslavische en voorheen Servische president aan.

'Genoeg stroom'
Aan dit grote misnoegen over oorlog en binnenlandse verwoestingen paart zich het sociale euvel van wijdverbreide armoede. Volgens opgave van het Joegoslavische Rode Kruis leeft in de bondsrepubliek Joegoslavië meer dan een miljoen mensen onder de erbarmelijkste materiële omstandigheden. Allen zijn in feite op humanitaire hulp aangewezen. Dat wil zeggen: een op de tien inwoners! En hierbij zijn de honderdduizenden Servische vluchtelingen uit Kroatië, Bosnië en nu ook Kosovo nog niet eens meegerekend.

Vanzelfsprekend presenteert Belgrado naar buiten en vooral naar de internationale pers een geheel ander, zeer rooskleurig beeld van de sociaal-economische toestand in het land. Zo beweerde de minister van Landbouw, Babovic, recent dat na elf weken van bombardementen door de „machtigste agressor ter wereld” het heldhaftige Servië 2,9 miljoen ton tarwe zal oogsten, méér dan vorig jaar. Vice-premier Tomic beloofde bij diezelfde gelegenheid (een persconferentie voor buitenlandse journalisten) een snelle wederopbouw van Servië dankzij een stabiele nationale economie. En energieminister Cosic wuifde alle verwarmingsproblemen voor de komende winter luchtigjes weg.

Humoristische kanttekening van een aanwezige Zwitserse collega: „De drie mannen schenen gelijk de drie beroemde aapjes hun waarnemingsorganen af te dekken.”

Om slechts twee keer te prikken in deze propagandistische luchtballonnen: het staatsbedrijf voor 's lands elektriciteitsvoorziening had notabene al geruime tijd voor Cosic' loze toezegging bekendgemaakt dat door oorlogsschade aan zes transformatoren de stroomvoorziening in de komende winter met eenderde zou verminderen. En dan praten we nog niet over de vele burgers die simpelweg geen geld zullen hebben voor zoiets elementairs als huiselijke warmte.

Tweede speldenprik door de officieel opgevoerde normaliteit: in april bedroeg de benzinerantsoenering nog 40 liter per auto in de maand. Dat is tegenwoordig gehalveerd. Op de zwarte markt kun je eventueel voor het drievoudige van de doorsnee prijs aan deze elementaire vervoersbrandstof komen.

Volgens de schattingen van een groep onafhankelijke economen, de zogenoemde G-17, zal het zelfs met internationale hulp vijftien jaar vergen aleer de Servische economie weer het niveau van 1998 heeft bereikt. Voor terugkomen op het niveau van 1989 gaan zij uit van een termijn van maar liefst veertig jaar.

„Met andere woorden”, zo vonnist een externe expert scherp, „wat Milosevic in de tien jaar van zijn machtsuitoefening aan wanbeleid heeft klaargemaakt, werd door de NAVO slechts nog 'afgerond'.”