Duizenden herdenken bloedbad SrebrenicaSARAJEVO Duizenden vrouwen en kinderen die in Srebrenica de grootste massamoord van de Bosnische oorlog overleefden, zijn gisteren de straat opgegaan om te herdenken dat vier jaar geleden de manschappen van de Servische generaal Ratko Mladic de VN-enclave op enkele honderden Nederlandse blauwhelmen veroverden. De inval begon op 11 juli 1995, enkele maanden voor het einde van de drie en een half jaar oude oorlog. Ongeveer 8000 mannen en jongens boven de veertien raakten vermist. De Nederlandse blauwhelmen waren machteloos. De 47-jarige Hatidza Mehmedovic, die haar zonen Azmir en Almir alsmede haar echtgenoot Abdulah verloor, zegt nog altijd niet te weten wat er met hen is gebeurd. Jasmin Odobasic, plaatsvervangend hoofd van de Moslim Commissie voor Vermiste Personen, vertelde tegenover de in Sarajevo gevestigde krant Oslobodjenje dat ongeveer 2700 slachtoffers van Srebrenica zijn opgegraven. Maar slechts vijftig van hen zijn geïdentificeerd. Tunnels van een ondergrondse zoutmijn bij de noordelijke stad Tuzla zijn in een enorm lijkenhuis getransformeerd en bevatten nu het stoffelijk overschot van ongeveer 2000 slachtoffers. De identificatie van de resten, sommige in schoenendozen, kan jaren vergen. Nadat we in 1995 uit Srebrenica waren ontkomen, zagen we de lichamen enkele dagen nadat ze waren gedood en konden ze niet herkennen, zegt Mehmedovic. Hoe zouden we dat na vier jaar nu wel kunnen? Een organisatie genaamd Vrouwen van Srebrenica stuurde gisteren een brief aan internationale en lokale functionarissen waarin VN-chef Kofi Annan wordt verzocht de waarheid over Srebrenica te onthullen. Nederlanders Bosnische moslims stellen de Verenigde Naties aansprakelijk voor de val van de enclave en de daaropvolgende massamoord, omdat de Veiligheidsraad van de VN in een resolutie Srebrenica tot veilig gebied had uitgeroepen, maar niets ondernam toen de Serviërs de enclave onder de voet liepen. In hun brief verzoeken de vrouwen de 11e juli uit te roepen tot Dag van Rouw voor Bosnië en de Verenigde Naties. De Bosnisch-Servische oorlogsleider Radovan Karadzic en Mladic zijn door het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag aangeklaagd. Zij bevinden zich echter op vrije voeten. De vrouwen eisen in het schrijven een volledig onderzoek naar de rol van de VN en andere internationale organisaties inzake de tragedie in Srebrenica. Het is onmogelijk dat 8000 mensen gewoon zijn verdwenen. Wij willen weten wat er met hen is gebeurd, zeggen de overlevenden. Zij wijzen erop dat zij nu al vier jaar op antwoorden wachten. Nederlandse VN-militairen waren in de zomer van 1995 verantwoordelijk voor de veiligheid van de enclave. Hun commandanten zeiden naderhand dat hun mandaat niet voorzag in gewapend verzet tegen de Serviërs. Ze waren qua getalssterkte en vuurkracht geen partij. Ook kregen ze onvoldoende steun vanuit de VN. |