Buitenland29 juni 1999

„NAVO breidt interventieregio
niet uit”

NEW YORK – Alhoewel etnische zuiveringen niet worden getolereerd, zijn de NAVO-aanvallen op Joegoslavië geen recept voor toekomstige interventies door de alliantie in andere delen van de wereld, zo heeft de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Madeleine Albright gisteren gezegd.

„Elke omstandigheid is uniek”, zei Albright tot de Council on Foreign Relations. „De NAVO is een Europese en Atlantische –niet wereldwijde– institutie.”

Haar opmerkingen geven een subtiele verschuiving aan in het denken binnen het Witte Huis over de rol van de NAVO na de 78 dagen durende aanvallen op Joegoslavië.

Voor de Kosovo-crisis oefende de Amerikaanse regering druk uit op de Europese NAVO-partners om de alliantie ook buiten het verdragsgebied in te zetten. De meeste Europese lidstaten waren daar niet erg voor en gingen slechts schoorvoetend akkoord met de luchtaanvallen op de Bosnische Serviërs in 1995 en een latere vredesmissie om aan de etnische zuiveringen een einde te maken.

De NAVO-actie tegen Joegoslavië bewijst dat de alliantie nog veel werk te verzetten heeft om stabiliteit in Europa te bewerkstelligen. Tijdens de top rond het vijftigjarig bestaan van de NAVO in april vroegen de VS dan ook niet om een specifieke uitbreiding van de rol van de NAVO. In plaats daarvan werd een communiqué aangenomen waarin staat dat de alliantie voorbereid moet zijn „op de uitdagingen van de toekomst.”

„Sommigen hopen en anderen vrezen dat Kosovo een precedent voor vergelijkbare interventies in de hele wereld is”, zei Albright. „Zulke grote conclusies zijn voorbarig.” Het is mogelijk dat de interventie in Kosovo een grote strijdmacht in de toekomst overbodig maakt. „Door sterk op te treden tegen de etnische zuivering op de Balkan is het minder aannemelijk dat de NAVO in de toekomst geweld moet gebruiken”, zei Albright, die zich optimistisch toonde over de toekomst van Kosovo.