Buitenland 23 juni 1999

Surinaamse gedetineerden jarenlang opgesloten in politiecellen

Gek worden tussen vier muren

Van onze correspondent
PARAMARIBO – Hoe kun je jarenlang met dertien anderen leven in een ruimte van vijf bij twee meter zonder stapelgek te worden? De gevangenen in het cellenhuis van Nieuwe Haven in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo hebben die kunst geleerd. Maar een pretje is het niet. De hygiënische omstandigheden zijn schrijnend, de sfeer onder de bewoners is gespannen, bewakers slaan er op los en het drugsgebruik achter de tralies floreert als nooit tevoren.

Zijn bijnaam is Simmie en hij is de baas in een van de vele cellen op Nieuwe Haven. Iedere cel heeft een leider die in ruil voor beperkte vrijheden, verleend door de bewakers, de medegevangenen in toom houdt.

De cel waar Simmie het voor het zeggen heeft, biedt een opvallend ordelijk beeld in vergelijking met de chaos in de andere cellen. Simmie zelf zit al een jaar of drie achter de tralies. Hij heeft van de rechter zes jaar aan zijn broek gekregen wegens cocaïnesmokkel. Plaats in de gevangenis Santo Boma is er niet, vandaar dat veel veroordeelden hun straf in de politiecel moeten uitzitten.

„We proberen er hier het beste van te maken. We stelen niet van elkaar, spelen kaart, discussiëren over politiek en andere zaken en luisteren naar muziek. Het is een kunst om te overleven in deze nachtmerrie, iedere dag weer. Je wordt soms gek, de muren komen op je af.”

Corrupt
De ruimte van vijf bij twee meter, ofwel tien vierkante meter, en drie meter hoog biedt plaats aan veertien, veelal Creoolse, jonge mannen. De meesten bezitten volgens eigen zeggen een Nederlands paspoort. Ze hebben veelal reeds een jarenlange straf opgelegd gekregen op verdenking van drugssmokkel of -handel. Een enkeling moet nog voor de rechter verschijnen. Op tien vierkante meter, tussen grijze muren en traliewerk, speelt een groot deel van het dagelijks leven zich af. Bijna de helft van de ruimte wordt in beslag wordt genomen door twee stapelbedden met elk drie slaapplaatsen. Vijf hangmatten zorgen ervoor dat het tekort aan slaapplaatsen wordt beperkt. De bedden hebben geen matras en zijn nauwelijks 1,80 meter lang, ofwel te kort voor de uit de kluiten gewassen gevangen.

De cel heeft iets weg van een winkel. Je kunt het zo gek niet bedenken of het is aanwezig: chips, koek, drank, toiletpapier en sigaretten. En wat er niet is kan op bestelling worden geleverd. „Zelfs de agenten van de wacht komen bij ons voor spullen. Bijvoorbeeld toiletpapier, want dat krijgen ze niet van hun baas. Hoe we aan al die dingen komen? Simmie en sommige anderen mogen af en toe naar buiten om de tuin voor het politiebureau te harken en onkruid te wieden. Ze maken van de gelegenheid gebruik om wat inkopen te doen.”

Het drugsgebruik onder de gevangenen liegt er niet om, zo geven de meesten toe. „De agenten hier knijpen vaak een oogje toe. Alleen mag er niet worden gehandeld in drugs. Als ze je betrappen ben je zuur. Je wordt meegenomen, waarna je in een kamertje met de handen uren tegen een grijze muur moet leunen. Vervolgens trappen en slaan ze je helemaal kapot. Noem het maar gerust martelen. Ook moet je weer voor de rechter verschijnen, die je er nog een paar jaar bij geeft.”

Pindakaas
Over de strafmaat in Suriname is geen van de gevangenen te spreken. „Die is veel te hoog. Die rechters zijn bovendien allemaal corrupt”, beweert een van hen. „Laatst was hier een Hindostaan die op het vliegveld was opgepakt met vier kilo cocaïne op zijn lichaam geplakt. Hij heeft hier welgeteld twee maanden en twaalf dagen gezeten en mocht toen opeens gaan. Dan weet je dat een rechter flink wat geld heeft gevangen. Ik had slechts vierhonderd gram cocaïne en moet daar zes jaar voor brommen. In Nederland zou mij dat hooguit een jaar cel hebben opgeleverd, misschien zelfs alleen maar een paar honderd uur dienstverlening.”

Er zijn vooral klachten over het eten. „We krijgen 's morgens een broodje pindakaas. Iedere dag weer pindakaas, al drie jaar lang. Als ik hieruit ben, eet ik dat van mijn leven nooit meer. 's Middags wat kleffe rijst met groente en aan het eind van de dag weer een broodje. Met, je raadt het vast al, pindakaas. Daar kan een mens toch niet op leven?”

De bewoners van de cel van Simmie hebben nog het geluk dat ze buiten af en toe een luchtje mogen scheppen en inkopen kunnen doen. „Er zijn er maar een paar die de straat op mogen. Maar als je probeert te ontsnappen en ze weten je te achterhalen, dan kun je het vergeten. Ze slaan je dan helemaal in elkaar of schieten je gelijk dood. Op de vlucht neergeschoten, heet dat dan. Dus laat je het wel uit je hoofd.”

Poetsbeurt
Rond vijf uur 's middags gonst het van de bedrijvigheid in het cellenhuis. Het is tijd om onder de douche te gaan. Uit voorzorg, om relletjes en onderlinge knokpartijen te voorkomen, worden de meeste andere cellen afgesloten als een groepje gevangenen gebruikmaakt van een van de twee douchehokken, waar tussen de tralies buiten de blauwe tropenhemel is te zien. Hoeveel van de gevangenen zouden, terwijl ze zich staan te wassen, hier niet mijmeren over vrijheid?

De dikke bruine laag aan de binnenzijde van de toiletpotten in het sanitaire deel van het cellenhuis doet vermoeden dat deze in geen jaren zijn schoongemaakt. Een gevangene demonstreert hoe er gebruik van moet worden gemaakt: hurkend, met de voeten op de rand. „De badruimte wordt beurtelings nog wel schoongemaakt, maar niemand waagt het om de toiletten een poetsbeurt te geven. Trouwens, er zijn niet eens schoonmaakmiddelen. Ook daar moeten we zelf voor zorgen. Maar we doen ons best om er hier toch maar iets van te maken. Er gaat geen dag voorbij of we denken eraan hoe we hier weg kunnen komen. Iedereen wil gewoon naar huis.”