Buitenland21 juni 1999

Na angstige en wrede uittocht volgt nu de vreugdevolle intocht

Ook de familie Gajraku keert terug

Door mr. S. de Jong
KUKES/DUSHANOVE – Bocht na bocht slingert de smalle weg eindeloos naar het noorden. Berg op, heuvel af rijdt de veelkleurige verzameling voertuigen in gestaag tempo naar de grens. De Kosovaren zijn op weg.

Hoewel het wegdek is verhard, behoeft de asfaltlaag dringend vervanging. Vlak bij een klein dorpje hebben Italiaanse militairen deze taak alvast voortvarend ter hand genomen. Terwijl in de brandende zon een ware file ontstaat, herstellen soldaten in alle rust het wegdek. Als het naar de mening van de zwaarbewapende verkeersregelaars te gek wordt, mag een deel van de voertuigen passeren. Voor sommige passanten betekent de wegverbetering weinig goeds. Van hun volgepakte auto's schuurt de uitlaat dreigend over het nog oneffen ruwe grid.

Daarbij vergeleken zijn de karren waarvoor een paard of ezel is gespannen duidelijk in het voordeel. Het wegdek past uitstekend bij hun trage tempo. Indrukwekkende kuilen en verzakkingen halen de snelheid grondig uit het verkeer. Iedere onoplettendheid van de bestuurder, altijd een hij, kan genadeloos worden afgestraft. Wat het gros van de chauffeurs schijnbaar slechts aanmoedigt luid toeterend in te halen, om vlak voor een bocht nog net naar rechts te schieten.

Fush-Kruje, een dorpje op een van de uitvalroutes gelegen, is een en al bedrijvigheid. Op een modderige marktplaats staan tientallen kraampjes opgesteld. Langs de weg leunen zakken aardappels tegen elkaar. Aan de terugtrekkende Albanezen valt goed te verdienen. Vanaf diverse terrasjes slaan mannen de drukte gade. Een jongeman verdiept zich in de krant. Eens lezen wat het ”Kommenti” over ”Bler”, ”Klinton” en ”Jelsyn” te melden heeft.

Ontembaar
De uittocht van verdreven Kosovaren is nu goed op gang gekomen. Aangemoedigd door de berichten die over hun geboortegrond rondzingen, rapen zij de weinige bezittingen bij elkaar en vangen de terugreis aan. Met dank aan de gastvrije opvang in het buurland, zeker. Naarmate de door NAVO-troepen geleide vredesmacht in de zwaar geschonden Servische provincie sterker aan de touwtjes trekt, neemt het vertrouwen toe – en daarmee de ontembare drang naar huis.

Te midden van de bonte stoet voertuigen stoot een blauwe vrachtwagen walmen dieselrook uit. De gemeenste kuilen omzeilend gromt de Mercedes door de bochten. Over de laadbak gespannen oranjekleurig tentzeil fladdert vrolijk in de wind. Achterin glunderen een paar kindersnoetjes boven het schot uit. Toen de dageraad aanbrak, zijn ze gaan rijden. De kleintjes zijn nu al uren onderweg en hebben nog evenveel tijd voor de boeg.

De meeste inzittenden van de vrachtauto behoren tot de uitgebreide familie van Gajraku. Toen hun buren, die als een van de eersten teruggingen naar Dushanove, seinden dat de Serviërs waren vertrokken, konden ook zij het in hun tijdelijke onderkomen in de havenstad Durres niet meer uithouden. Gelukkig stelde een goede kennis zijn truck ter beschikking, zodat voornemens veranderden in daden. Ruimte genoeg, dus een paar kennissen mochten meeliften. En zo komt het dat een opgewekt gezelschap opeengepakt als haringen in een ton door het Albanese heuvellandschap op weg is.

Hoe anders was de heenreis, op 28 maart. In alle vroegte werd de rust in de buurt wreed verstoord, vertelt Bardha, een intelligent meisje met een lief gezicht. „Mijn zusje keek uit het raam, en zag Servische politieagenten met geweren in de lucht schieten.” De vrachtwagen hobbelt door een diepe kuil, zodat alle inzittenden even door elkaar worden geschud. Maar de matrassen die op de bodem liggen, vangen het ergste op. „Onze buren kwamen naar buiten”, vervolgt Bardha, als het geschommel wat is afgenomen. „Ze keken in paniek om zich heen, en barstten in tranen uit.” Daar was dan ook alle reden voor, want de boodschap die de geüniformeerde 'gezagsdragers' brachten, kwam keihard aan. Iedereen in de straat kreeg een paar minuten om de hoogst noodzakelijke bezittingen te pakken, en moest vervolgens snel opkrassen, naar Albanië.

Gemaskerd
Om het vertrek in goede banen te leiden, kwamen er zelfs busjes voor rijden. Een hele luxe, vergeleken bij het lot van talloze lotgenoten die het land te voet moesten verlaten. Maar er zat een addertje onder het gras. Bardha, haar naam betekent ”wit”, herkende enkele overvallers: „Onder de gemaskerde mannen waren Servische burgers bij ons uit de buurt. Die zagen hun kans schoon om hun slag te slaan.” En dat deden ze grondig. Vader Gajraku diende 2000 Duitse mark te betalen, want anders...

Een dreigend op hem gericht machinegeweer zette het verzoek kracht bij. De bange gezinsleden waren ervan overtuigd dat zijn laatste ogenblikken waren aangebroken. Doruka pakt haar zus bij de arm en fluistert iets in het oor. Bardha knikt, dat wilde ze juist vertellen: „Een van de agenten richtte zijn kalasjnikov op een nichtje van drie jaar oud. Als mijn oom niet direct 1000 mark betaalde, zou de agent de trekker overhalen.”

Inmiddels is het dekzeil omhooggeschoven. De regenbui is voorbij en in de laadbak loopt de luchtvochtigheid snel op. Voor in de laadbak probeert een moeder haar zoontje over de rand naar buiten te laten plassen, een noodzakelijke, maar lastige klus. Het landschap neemt ruige trekken aan, de heuvels worden hoger en de weg bochtiger. Op veel plekken staan bescheiden gedenktekenen met een bosje bloemen ernaast. Pasfoto, naam, geboortedatum en sterfdatum geven aan wie op de betreffende plaats is verongelukt. Een autowrak in een ravijn zet een van de grafschriften dwingend kracht bij. Onverstoorbaar kruipt de vrachtauto door.

Waterval
„Mijn vader werd toch al vaak lastiggevallen”, zegt Bardha. Voor een etnisch Albanese journalist voldeden de arbeidsomstandigheden in Kosovo bepaald niet aan westerse CAO-modellen. Kogip Gajraku (43) zit in een hoek rustig voor zich uit te kijken. Maar de Serviërs wisten toen wel beter. Een waardig landgenoot? – een subversief schrijver, dát was hij! Toen Gajraku het uitoefenen van zijn beroep onmogelijk werd gemaakt, legde hij zich toe op de handel. „Ik heb papa gevraagd of hij straks de draad weer oppakt. Maar voor hem is het genoeg geweest.”

Bemoeiden de Serviërs zich intensief met etnische Albanezen als het ging om opstandige neigingen te onderdrukken, in het dagelijkse leven hielden ze zich zoveel mogelijk afzijdig van hun landgenoten. „Mijn zusjes en broertjes wilden wel Servische vriendjes hebben, maar ze behandelden ons alsof we dieren waren. Contact maken was onmogelijk.” Zou Bardha nu nog wel eens contact willen hebben? „Dat hangt ervan af. Mensen die ons vreselijke dingen hebben aangedaan, mogen van mij wegtrekken. Met gewone Serviërs wil ik wel samenleven.”

Maar dan wel in een onafhankelijk Kosova. Vader Gajraku is daar heel stellig in. Het Joegoslavische staatsverband heeft voorgoed afgedaan, hoe de situatie officieel ook op papier wordt beklonken. Nichtje Mimoza verheugt zich er al op. „Ik zal mijn eindexamens afleggen in een vrij land”, geniet het achttienjarige meisje. Haar ogen fonkelen achter haar gebroken brillenglazen. „Ik wil zo graag terug naar school. Als ik hard werk, kan ik misschien dokter worden. Dan komt mijn droom uit.”

Kijk eens, wijst Bardha. De truck staat weer even stil. De weg is hier bijzonder smal, en er moeten tegenliggers passeren. Het gaat rakelings goed. De kinderen zwaaien en maken het V-teken. De toekomst van het land keert terug. Naast de vrachtwagen klatert een watervalletje op het wegdek. Voor de kleine Doruka, die op Marilyn Monroe wil lijken, heeft de gedwongen vakantie lang genoeg geduurd: „Ik wil tafels leren, en rekenen.”

Middernacht
Artan Gashi heeft voorlopig andere zorgen aan zijn hoofd. Wat hij in Svhareka-Savrove zal aantreffen, vervult de jongeman met zorg. Een maand geleden verliet hij zijn dorpje. Dat was mogelijk doordat zijn oude vader en moeder de Serviërs grof geld hadden toegeschoven. Zelf bleven zij achter. Als hun zoon maar veilig weg kwam, voordat hij zou worden gearresteerd, of erger, wegens verdenking van lidmaatschap van het Bevrijdingsleger van Kosova (UCK).

Met zijn benen onder zich gevouwen vertelt Artan over zijn toekomstplannen. „Wij wantrouwen de Serviërs. Op zekere dag zullen ze terugkomen.” Emigreren lijkt een toverwoord. Naar Nieuw-Zeeland of Australië, dat trekt hem wel. Of natuurlijk de Verenigde Staten: „In Amerika is alles mogelijk. Misschien maak ik wel een kans.” Tegen beter weten in, want hij beseft dat Kosovo alle krachten nodig heeft de schade te boven te komen.

Zomaar rechtstreeks terug naar huis schijnt een onmogelijkheid. Grote kans dat de woning voorlopig onbewoonbaar is. De eerste tussenstop is daarom bij het huis van oom Afrim Gashi. Deze woont in Prizren, de Zuid-Kosovaarse stad in de buurt van het dorpje Dushanove. Van daaruit moet eens worden bezien hoe verder te handelen. Voor Doruka is het nog ver weg. In moeders armen valt ze in slaap.

Maar de Gajraku's vorderen snel. Autopech blijft uit. Het bejaarde echtpaar dat hulpeloos bij een oude rode Zastava staat te wachten, heeft zichtbaar minder geluk. Van de medereizigers valt geen hulp te verwachten. De vrouw barst in tranen uit. In een miezerige motregen wachten ze op hulp van de Amerikaanse militairen die enkele kilometers terug aan de weg bezig zijn. Goede kans dat ze komen, want de Zastava staat lelijk in de weg voor het overige verkeer.

Dezelfde avond passeert de Mercedes-truck Kukes, een stoffige grensstad die tijdelijk tot druk verkeersknooppunt is gepromoveerd. Nog voor middernacht breekt een heuglijk moment aan. Albanië uit, Kosovo in. „Ik had Albanië al veel eerder willen bezoeken, maar had nooit vermoed als vluchteling te zullen arriveren”, verzucht Bardha. Mimoza blikt vooruit, naar haar geliefde Prizren, „de mooiste stad van Kosovo.”

Explosie
Overdag komt de omvang van de gebeurtenissen pas goed tot uiting. Een lange rij voertuigen staat voor de Albanese grensovergang. Een medewerker van de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties UNHCR vraagt naar plaats van herkomst, bestemming en het aantal passagiers. Britse militaire politie houdt een oogje in het zeil. Op hun voertuigen staan in het wit de woorden ”Policia/Ushtarake” gespoten.

Indrukwekkende borden met daarop rode doodskoppen geschilderd waarschuwen voor ”Mina”. „Blijf altijd op het asfalt. Ga geen verdacht huizen binnen. Raak geen vreemde voorwerpen aan. Stel bij onraad KFOR op de hoogte”, luidt het advies. De mijnen die de Serviërs in het wegdek hebben gelegd, zijn geruimd. Maar voor het overige is het gevaar levensgroot aanwezig.

Bij de Kosovaarse grens houden Duitse soldaten de wacht. Tanks en pantservoertuigen staan indrukwekkend opgesteld. Een soldaat veegt de stoep voor het douanegebouw grondig schoon. Met deernis in hun ogen zien ze een oude vrouw een meisje in haar armen de grens over dragen. „Free Kosova!” roept een oude man die op een trekker op de weg naar Prizren rijdt. Zegevierend maakt hij het V-teken.

Langs de weg naar Prizren zijn de verwoestingen al te goed zichtbaar. Uitgebrande huizen zijn een stille getuige van brutale barbarij. In de berm ligt een dood paard, de benen stijf omhoog. Plotseling gebaren patrouillerende UCK-soldaten alle auto's opzij. Even later komt een Duitse militaire colonne voorbijrazen. Joegoslavië ligt aan de andere kant van de wereld. ”Kosovaren welkom in vrij Kosova”, meldt een spandoek dat in Prizren dwars over de straat is gespannen.

In de pittoreske stad is het een drukte van belang. Geen van de Gajraku's is er echter te vinden. Vroeg in de morgen zijn ze al doorgereisd naar hun woonplaats Dushanove. ”Nieuwe geestkracht” beduidt de naam in het Albanees. Oom Afrim was de vorige dag over de zandwegen die naar het dorpje leiden gereisd, en was de woning „gewoon binnengegaan”, aldus Artan. Met gevaar voor eigen leven, want toen hij de deur opendeed, wist hij dat er mijnen of boobytraps konden liggen. Een explosie bleef uit, waarop de roekeloze actie tot heldendaad werd verheven.

Kruis
Te midden van een enorme bende staat een stralende mama Bekore voor haar huis. „Het huis is leeggehaald, maar het is ons thuis”, jubelt ze. „We reisden zonder problemen, kwamen veilig hier en lachten van vreugde”, vult Bardha aan. Broer Erual rommelt tussen de berg huisraad die in de tuin ligt uitgespreid. Familieleden lopen kriskras door elkaar, ieder bezig met zijn eigen aandeel in het scheppen van orde in de chaos.

Binnen, in de hal, verzekert een oom dat de benedenverdieping volledig vrij van explosieven is. Op de vloer zit een vrouw een klomp deeg te kneden om een brood te bakken. Komende tijd zullen de Gajraku's zich dan wel redden, maar het zonder luxe moeten stellen. De Serviërs hebben de videorecorder, de stereotoren en andere waardevolle spullen meegenomen. Vader Kogip laat een kapotgeslagen klok zien: „Dat hebben ze overal geflikt. Ze menen dat er geld in zit verstopt.” Ook de lampen zijn vanzelfsprekend weg.

Boven is de toestand bedenkelijker. De slaapkamers liggen er bij alsof zojuist een tornado zijn handtekening er heeft gezet. Alle kastdeuren staan open, nachtkastjes liggen voorover, bedden zijn omgewoeld. Eén bed is helemaal doorgezakt. De reden daarvoor is duidelijk. Om in de kastjes erboven te kunnen kijken, zijn de rovers op het bed gesprongen. De zaken die kennelijk weinig waarde bezaten, zijn kapotgetrapt, verscheurd of liggen achteloos weggegooid.

„Hé, daar is mijn spelcomputer”, roept Erual verheugd. „Blijf af! Kom hier!” roept zijn oom. De kans is groot dat de Serviërs als dank voor het aangenaam verpozen een afscheidscadeau hebben achtergelaten. Bardha vertelt dat de buren mijnen in hun bed hebben gevonden. Op een andere slaapkamer lag een explosief verstopt. Ze ontdekten de gruwelijke verrassing net op tijd, anders hadden ze ondanks de herwonnen vrijheid alsnog het leven gelaten.

„Barbaren”, zegt oom verbitterd. Op de muren, op de kasten, overal hebben de ongenode gasten zich aan een primitieve vorm van graffiti bezondigd. Een kruis met in de vier vlakken een ”C” keert veelvuldig terug. Albanese inwoners van Kosovo weten al te goed wat het symbool betekent: „Alleen de unie kan de Servische eenheid redden.” Maar de unie is gebroken en de buren zijn met de noorderzon vertrokken.

Hopen
Wie hij wel heeft teruggevonden, vertelt Artan, zijn zijn vader en moeder. Dan is eierstruif tegen de muren plotseling een onbeduidend voorval. Dan is vrees voor vergiftigd water een kleinigheid. Geluk straalt van zijn gezicht, zegt meer dan woorden. Amerika is plotseling uit het zicht verdwenen.

„Ik denk en herinner”, noteert Bardha in het kladblok waarin ze haar gedachten noteert. „Denken herinnert me aan oorlog. En dan herinner ik me dat er momenten zijn waarop ik niet wil herinneren, maar hopen.”