Kosovo biedt aanblik van een nachtmerrie
De dieren zijn gevangen en opgegetenJAZINCE Hun schoenen zijn op de lange voettocht doorgesleten. Enkelen strompelen als gevolg van verwondingen door kogels en granaatscherven. Albanese mannen zijgen op enkele kilometers van de Joegoslavische grens uitgeput op een grasveld ineen. Ze zijn erin geslaagd levend uit Kosovo te komen, met verhalen over vele anderen die door de Serviërs zijn vermoord. Terwijl strategen van de NAVO voorbereidingen treffen voor de stationering van een internationale troepenmacht in Kosovo, vertelden dinsdag aangekomen vluchtelingen verhalen over huizen waarin de Serviërs boobytraps hebben aangebracht, over massagraven en bergpassen die bezaaid zijn met lijken. De bergen zijn vol mensen en de omstandigheden daar zijn verschrikkelijk, verschrikkelijk, zegt de 47-jarige Ismet Nika, wiens voeten opgezwollen en gehavend zijn door de lange marsen. Er zijn geen kleine dieren meer over in de bossen, omdat ze allemaal zijn gevangen en opgegeten. De mannen, in totaal zijn ze met 135, zijn al weken eerder uit hun huizen in het zuidoosten van Kosovo gevlucht of verdreven, zeggen ze. Sommigen werden door de Serviërs van hun familieleden gescheiden. Anderen zeiden dat ze zelf waren gevlucht om hun familieleden niet in gevaar te brengen, omdat ze een doelwit waren voor Servische bendes die Kosovo afstropen op zoek naar Albanese mannen van militaire leeftijd. Velen bleken overlevende te zijn van moordpartijen, of waren in hun dorp of tijdens de vlucht getuige van moorden. Bulldozer Ze zeiden niets; ze begonnen gewoon te schieten, zegt de 28-jarige Muharem Nebihu, die vertelt hoe gemaskerde mannen vorige maand in het dorp Vrbovac in Midden-Kosovo zonder waarschuwing op hem en vier andere mannen begonnen te schieten. Hij werd in zijn bil geraakt, hield zich onbeweeglijk stil tussen de lijken van de vier anderen en werd door de Serviërs voor dood achtergelaten. Pas bij het vallen van de avond durfde hij weg te kruipen. Anderen vertellen over de moord op mogelijk meer dan honderd mensen in en om Vrbovac in ongeveer een week tijd. Afrin Becani zegt dat hij het op een lopen zette toen leden van een Servische militie het vuur op hem en een groep buren en familieleden openden. Later zag hij vanuit een schuilplaats in het bos hoe de Serviërs met een bulldozer een groep lijken onder aarde bedolven. Je kunt je niet voorstellen hoe het is zoiets te zien, zegt een lange achttienjarige jongen. Hij vertelt dat hij en andere gevluchte bewoners die het dorp van een afstand in de gaten hielden, later zagen hoe de lijken weer werden opgegraven en in afzonderlijke graven gelegd, kennelijk om te verdoezelen dat het om een massaexecutie ging. Terwijl de mannen hun verhaal doen, komen enkele medewerkers van het Rode Kruis bij het veld aan. Ze beginnen flessen water en voedselpakketjes uit te delen. Nebihu is zo verzwakt dat hij het plastic zakje van het pakket niet open kan scheuren. Een Rode-Kruismedewerker moet hem helpen. Alle mannen doen zich als hongerige beesten tegoed aan de biscuit, de koude linzensoep en pasta. Onder een boom ligt de 22-jarige Florian Shabani. Hij raakte gewond bij het dorp Duga toen een van zijn metgezellen eerder deze maand op de weg achter een draad bleef haken en daarmee een mijn tot ontploffing bracht. Plotseling bevond ik mij een eind verderop. Ik lag op mijn rug, zegt Shabani, terwijl hij wijst op een buikwond die ontstoken lijkt. Hij zegt dat hij onder zijn huid nog granaatscherven kan voelen. Beenderen Bij hun tocht naar Macedonië liepen de mannen 's nachts en hielden ze zich overdag schuil. Honger dreef hen soms naar het open veld of in verlaten huizen. In enkele huizen hadden de Serviërs boobytraps aangebracht, bijvoorbeeld aan pakken meel vastgemaakt. Op hun weg hebben de mannen tientallen lijken gezien, vooral in onherbergzame gebieden. Nika zegt dat hij en zijn metgezellen ergens een grote stapel kleren zagen liggen, echter zonder lijken. Elders kwamen ze langs een stapel verbrande lijken. We begroeven de beenderen en liepen door, zegt Nika. We konden verder niets doen. Enkele mannen zeggen dat familieleden er al eerder in waren geslaagd Macedonië te bereiken. Anderen maken zich zorgen over familieleden die in Kosovo achter zijn gebleven. Het Rode Kruis denkt dat zich aan de andere kant van de grens bij Jazince nog enkele honderden vrouwen en kinderen bevinden. Maandag kwamen ongeveer 300 vluchtelingen hier de grens over. Dezelfde dag werd de Macedonische kant van de grens met zeker vier granaten bestookt, vermoedelijk door de Serviërs in Kosovo. Niemand raakte gewond, maar net aangekomen vluchtelingen die bij een plaatselijke boerenfamilie waren ondergebracht, waren zo bang dat ze direct wilden vertrekken. Het boerengezin blijft, zegt de 20-jarige Jetmir Kamare, de zoon des huizes. Ze willen ons bang maken, maar we vertrekken niet. |