Belgrado zet procedure
tegen NAVO door

BELGRADO – De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in het kort geding van Joegoslavië tegen de NAVO-bombardementen, is volgens de leiding in Belgrado „cynisch en onaanvaardbaar.” Daarom heeft Belgrado besloten de procedure bij het hof voort te zetten.

Dit zei vandaag de Servische minister van Justitie, Jankovic, tegen de krant Politika. Joegoslavië had al eerder laten weten te overwegen de klacht wegens genocide tegen Nederland en zeven andere NAVO-landen als bodemprocedure voor het hof voort te zetten.

Jankovic vindt dat de gevolgen van de NAVO-agressie tegen Joegoslavië zodanig zijn dat het hof provisorische maatregelen had moeten nemen om het volk te beschermen. Het is volgens Jankovic zo overduidelijk dat het hof preventieve maatregelen had moeten nemen, dat Belgrado besloten heeft het er niet bij te laten zitten. Wat er nu gaat gebeuren, zei Jankovic niet.

Niet bevoegd
De Nederlandse delegatieleider tijdens de procedure, prof. Lammers, zei gisteren in een eerste reactie dat het hem zou verbazen als Joegoslavië de zaak zou voortzetten. Het ging Belgrado er volgens hem immers om op korte termijn de NAVO-bombardementen te stoppen.

Het Internationale Gerechtshof in Den Haag zei gisteren zich niet bevoegd te achten de luchtacties van de tien gedaagde landen te verbieden. Belgrado had een beroep gedaan op het genocideverdrag en op het verbod tussen staten geweld te gebruiken zonder dat er sprake is van al dan niet collectieve zelfverdediging of van optreden met een mandaat van de VN-Veiligheidsraad.

De VN-rechters vinden echter dat Joegoslavië onvoldoende heeft aangetoond dat de NAVO met haar bombardementen volkerenmoord pleegt – een opzettelijke poging om een bevolkingsgroep uit te roeien.

Ook het beroep op het geweldverbod konden de rechters naar eigen zeggen niet in behandeling nemen. Joegoslavië heeft namelijk pas op 25 april de bevoegdheid van het Internationale Gerechtshof erkend voor nieuwe geschillen die na die datum ontstaan. Belgrado wilde nieuwe bombardementen laten verbieden, maar volgens de rechters kan niet elke nieuwe bom worden beschouwd als nieuw juridisch geschil. De luchtacties die op 24 maart zijn begonnen, vormen één juridisch probleem, dat als geheel voor 25 april is ontstaan, en dus zijn de rechters niet bevoegd.

Een derde mogelijke rechtsgrond om de bombardementen te verbieden –bilaterale verdragen die Nederland en België in de jaren dertig met het koninkrijk Joegoslavië sloten– is door Joegoslavië te laat ingebracht in de procedure, aldus de rechters.