Doodgewaande Kosovaren geredDoor W. G. Hulsman BUNSCHOTEN Het huis van de Bunschotense Mike van de Beek heeft wat weg van een crisiscentrum. Binnenvallende kennissen en druk telefonisch overleg. Mike wil de zes Kosovaarse vrienden die hij vorige week met een vrachtwagen in Albanië ophaalde, zo snel mogelijk uit het asielzoekersaanmeldcentrum in Zevenaar naar 'hun' huis in Bunschoten halen. Het komt allemaal voor elkaar.
Hoe het zover kwam? Hier woont Isa Abazi, een 42-jarige Joegoslaaf die 5,5 jaar geleden zijn land ontvluchtte. Zijn familie zat nog daar, maar volgens berichten zouden zijn ouders en broer zijn doodgeschoten. Totdat op een aprilavond een Duitse zender beelden uitzond waarop zijn broer te zien was. We wilden hen zo snel mogelijk naar Nederland halen. Een werkgroep belt stad en land af om de papieren te regelen om de Kosovaren te mogen halen. De groep benadert Tweede-Kamerleden en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Omdat dat overleg niet zo succesvol verloopt, brengt Mike zelf maar een bezoekje aan staatssecretaris Cohen van Asielzaken. De bewogen initiatiefnemer weet zonder veel problemen door te dringen tot de kamer van de bewindsman. Tot een gesprek kwam het niet, want toen werd ik verwijderd. De steun voor het plan om de Kosovaren zelf op te halen was groot. Buurtbewoners hielpen, supermarkten leverden goederen, het zangkoor Fontana gaf een donatie, veel mensen leefden mee. De gemeente Bunschoten stelde zich garant voor huisvesting en financiële bijstand. Voorbede Ook de kerkelijke gemeente waartoe Van de Beek behoort de christelijke gereformeerde kerk raakte betrokken. Dominee Westerink bad de zondag voor vertrek voor ons en een deel van de collecte kregen we mee. Veel hulp komt er uit de Turkse gemeenschap. Bij een moskee in Amsterdam kon Van de Beek een grote partij kleding laden. Maandag 3 mei rijdt Mike samen met Isa Abazi weg uit Bunschoten. Via Duitsland en Oostenrijk gaat het naar de Italiaanse havenstad Bari. Daar moeten we inschepen voor Albanië. Het is erg hectisch rond de haven. In Bari raken we ons eerste smeergeld kwijt. Toch gaat alles nog voorspoedig. De rondborstige Mike schrijft in zijn dagboek: We zijn dankbaar. Het kan niet anders als dat God onze Gids is. Als ze aankomen in de Albanese havenplaats Dures beginnen de problemen. Het is dan donderdag 6 mei. Het inklaren duurt lang. Als we eenmaal door de douane zijn en enkele kilometers verderop een deel van onze hulpgoederen willen afgeven, eisen ze daar dat we alle spullen achterlaten. Een teleurstelling. Ook voor Mike, die als voormalig chauffeur op Oostbloklanden wel wat gewend is. In de Albanese hoofdstad Tirana lukt het Van de Beek om de juiste mensen voor zijn wagen te spannen. Na een zoektocht naar de Nederlandse ambassade komen we op het kantoor van de OVSE terecht, waar de Nederlander Daan Everts de leiding heeft. Die belt voor ons naar Cohen. Zo krijgen we voor vijf personen visa. In Albanië krijg je nog gemakkelijker iets voor elkaar dan in Nederland. Ondertussen hebben we ook contact weten te leggen met de familie die wij wilden helpen. Die leven met dertig man in een kamer van 4 bij 4 meter. De kampen zijn volgens Mike nog erger. We bleven daar maar geld uitdelen. Ergens zag ik een baby met de voetjes in het water liggen, helemaal besmeurd. Dan volgt het afscheid. Mike die helemaal alleen chauffeurt neemt achter in zijn wagen zes vluchtelingen mee. We zijn dan helemaal op. Vandaag een week geleden kwamen ze in Italië aan. Veel koffie Dankzij veel koffie lukt het Mike om binnen 28 uur met enkele stops door te rijden naar Nederland. Eigenlijk onverantwoord. Tussen Frankfurt en Keulen beleven de vluchtelingen een angstig moment. Op de autobaan blijft een wagen van de Duitse politie naast de vrachtwagen hangen. De politie is duidelijk op zoek naar iets, maar opeens gaan ze ervandoor. Dank u God, zucht ik. De dag voor Hemelvaartsdag passeert de groep met een schreeuw de Nederlandse grens. Op een parkeerplaats bij Zevenaar ontmoeten de vluchtelingen de andere hulpverleners en kennissen. Dat moment is met geen woorden te beschrijven. Toch gaat het ook dan weer bijna mis. De marechaussee ruikt onraad. Na veel gepraat tonen ze gelukkig begrip. In zijn dagboek schrijft Van de Beek: Er zijn ook nog redelijke mensen op de wereld. |