Buitenland15 mei 1999

Albanese bandieten veranderen Bajram Curri in verboden gebied

„We leven hier als wolven”

Door G. Myre (AP)
BAJRAM CURRI – De oorlog in Kosovo is één grote goudmijn voor de bandieten in de Albanese frontstad Bajram Curri. Internationale hulpverleningsorganisaties zijn er al verschillende gloednieuwe terreinwagens kwijtgeraakt en voedselkonvooien worden tegenwoordig begeleid door de politie.

Bajram Curri, dat tegen de besneeuwde bergen langs de Joegoslavisch-Albanese grens is aangeplakt, maakte al lang geleden naam als stad die zich aan het gezag van de Albanese regering onttrok. Maar de gevechten in Kosovo veranderden de stad helemaal in een verboden gebied. Bajram Curri laat zien hoe het Kosovo-conflict zich kan uitbreiden over de Balkan. „Er is hier geen openbare orde”, zegt de docent Brenda Ismaili. „Iedereen heeft een vuurwapen en niemand voelt zich veilig.”

De schaamteloze bandieten, bij wie de kalasjnikov het populairst is, hebben zo veel auto's, camera's, computers en satelliettelefoons buitgemaakt van hulporganisaties en journalisten, dat nog weinigen zich in hun buurt durven te wagen. Een tiental groepen is de afgelopen weken vanuit de bosjes langs de autoweg beroofd.

Het Bevrijdingsleger van Kosova (UCK) opereert ook vanuit Bajram Curri, wat het Joegoslavische leger ertoe verleidde zich op zijn beurt bij de grens op te stellen, slechts 6 kilometer van de stad. Bajram Curri (spreek uit Bajram Soerri) dankt zijn naam overigens aan een Kosovo-Albanese leider die aan het begin van de eeuw de strijd aanging met de Serviërs.

Geschoten
Sinds december, ruim voordat de luchtaanvallen van de NAVO begonnen, wordt in het grensgebied bij Bajram Curri bijna dagelijks geschoten. Dinsdag trokken de Joegoslavische troepen Albanië in en bezetten ze twee grensplaatsjes voor een dag, om zich daarna weer terug te trekken. Het was de meest recente inval in een reeks, bedoeld om UCK-rebellen te pakken te krijgen.

„We hebben hier alles”, zegt Pier Gonggrijp, die het plaatselijke kantoor van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) leidt. „We hebben gevechten, we hebben vluchtelingen, we hebben criminelen, van alles wat.”

De OVSE is de enige internationale organisatie die permanent in het gebied aanwezig is en ook zij heeft een portie van het geweld te verwerken gehad, waaronder de diefstal van twee auto's. Dinsdagavond kreeg een OVSE-medewerker nog een geweer tegen zijn nek toen hij door de hoofdstraat van de stad liep. Hij moest zijn walkietalkie en zijn zakmes afgeven.

In het arme en vervallen Bajram Curri woedt al jaren een bloedige vete tussen de twee belangrijkste en gewelddadigste families van de stad, de Haklajs en de Hoxha's. Vorig jaar werd de broer van toenmalig politiechef Fatmir Haklaj per ongeluk vermoord. De moordenaars verergerden hun fout door negen kogels in hun slachtoffer te jagen, want de woedende Haklaj rukte zijn politiebadge van zijn uniform en organiseerde negen moorden op mensen die hij voor de aanslag verantwoordelijk hield, een voor iedere kogel.

Oude rekeningen
De toestroom van hulporganisaties en journalisten leek de aandacht even af te leiden van de bloedvete, want de bandieten konden hun slag slaan bij de goedvoorziene bezoekers. In de stad van minder dan 10.000 inwoners, waar slechts weinigen zich een auto kunnen veroorloven, rijdt sindsdien een opmerkelijk groot aantal nieuwe terreinwagens rond.

Maar inmiddels zijn de meeste buitenstaanders weggejaagd en kunnen de bandieten eigen oude rekeningen weer gaan vereffenen. Vorige week ontploften twee bommen bij de auto van Haklaj en werd zijn neef gedood, terwijl hij zelf in het ziekenhuis belandde met een ernstig verbrand gezicht. Gezien Haklajs verleden hoeven de daders niet op vergiffenis te rekenen.

„Het is een draaideur van geweld”, zegt Gonggrijp van de OVSE. „Het kan een jaar duren voordat de familie wraak neemt, maar dat gebeurt zeker.”

Hoewel de schitterende omgeving anders doet vermoeden, is het in Barjam Curri nooit rustig geweest. De naamgever van de stad vocht behalve tegen de Serviërs ook tegen de Turken in 1912, voor de onafhankelijkheid van Albanië. Hij werd uiteindelijk vermoord door Albanese soldaten, tegen wie hij zich eveneens verzette. Het standbeeld van Curri, dat hem uitdagend uitbeeldt met een geweer in de rechterhand, staat op het centrale plein van de stad.

Overheid onzichtbaar
Nadat in 1991 het communisme ineen was gestort en orde en gezag steeds meer afbrokkelden, werd Bajram Curri tijdens de opstand van 1997, na de instorting van de piramidefondsen, overspoeld met wapens. De Albanese regering verwaarloosde de geïsoleerde regio en de civiele en militaire aanwezigheid van de overheid is nog steeds onzichtbaar, ondanks dat de stad de frontlijn vormt van het Kosovo-conflict.

Het Ierse Concern is de enige hulpverleningsorganisatie die zich, begeleid door de politie, in Bajram Curri waagt om eens in de 2 weken voedsel af te leveren voor de drieduizend vluchtelingen in de stad. Onlangs werd een vrachtwagenkonvooi van Concern nog door bandieten beschoten, maar het konvooi van deze week bracht het er zonder kleerscheuren vanaf.

„Alles is verwoest”, zegt Armando Foresti, een voormalig hotelmedewerker die probeert met zijn familie uit Bajram Curri te verhuizen. „We leven hier als wolven.”