Buitenland5 mei 1999

Psychiaters hebben handen vol aan getraumatiseerde vluchtelingen

In de ban van oorlog en haat

Door Brian Murphy (AP)
RADUSA – De vrouw luistert stil wanneer de psychiater haar man vragen stelt over de vlucht van hun gezin uit Kosovo. Dan legt dokter Oivind Solberg zijn pen neer en stelt haar de simpele vraag: „Hebt u daar iets aan toe te voegen?” Ze barst in tranen uit en onthult stukje bij beetje het geheim: hun 14-jarige dochter is 3 uur lang door Servische paramilitairen meegenomen. Het meisje weigert erover te praten, maar haar ouders denken dat ze is verkracht.

„Dit was de eerste keer dat ze openlijk over hun angsten spraken tegenover een buitenstaander”, vertelt Solberg later. „Op zo'n soort doorbraak zijn we uit.”

In een vluchtelingenkamp aan het einde van een modderig spoor bij Radusa, 40 kilometer ten noordwesten van de Macedonische hoofdstad Skopje, worden de eerste pogingen gedaan om aandacht te besteden aan de psychische wonden van de vluchtelingen.

„Die zijn vaak het moeilijkst te genezen”, zegt Solberg, hoofdpsychiater aan het Psychosociale Centrum voor Vluchtelingen van de Universiteit van Oslo, „moeilijker dan de fysieke wonden en het verdriet om verloren bezittingen. We kunnen kampen bouwen en voedsel uitdelen. De vluchtelingen kunnen uit de oorlog komen. Maar de oorlog, de haat en de demonen blijven maar al te vaak rondspoken in het hoofd van de mensen.”

„Serviërs vermoorden”
Elke dag gaan Solberg en de Bulgaarse psychiater Krassimir Ivanov van tent naar tent. Ze beginnen met een algemeen gesprekje en laten de vluchtelingen langzaam uitweiden over hun persoonlijke beproevingen.

„Hebben jullie al nagedacht over de toekomst?” vraagt Solberg aan een groep jongens van tienerleeftijd. Na een lange stilte roept een van hen: „Ja! Ik wil Serviërs vermoorden.” De anderen ballen hun vuisten en schreeuwen instemmend.

„Vooral onder de oudere jongens leeft veel woede”, zegt Solberg. „Dat is natuurlijk te begrijpen. Maar als daar niets mee gedaan wordt, kan het hun leven verwoesten.”

Solberg denkt dat ongeveer 15 procent van de 1500 vluchtelingen in Radusa de klassieke symptomen heeft van een posttraumatische stressstoornis, waar oorlogsveteranen en oorlogsslachtoffers vaak aan lijden. „Ze hebben gevoelens van extreme frustratie, ongerichte agressie, wanhoop”, aldus de psychiater.

De grote gezinnen van de etnische Albanezen –grootouders, neven en nichten maken er vaak deel van uit– kunnen fungeren als natuurlijke therapeutische gespreksgroep. Vluchtelingen kunnen hun hart luchten zonder geremd te worden door vreemden. „Dat is waarschijnlijk een groot voordeel”, zegt Ivanov, die in Bulgarije slachtoffers van martelingen behandelt. „We kunnen hier geen traditionele therapie toepassen, want dat past niet in de cultuur. Dus maken we gebruik van de normale interacties in de familie.”

Nachtmerries
Maar het verblijf in het kamp maakt de angsten soms heviger. Radusa ligt slechts 10 kilometer van de Joegoslavische grens. Zoals alle vluchtelingenkampen in Macedonië, is het kamp omgeven door een hek en wordt het bewaakt door politieagenten, wier uniformen lijken op die van hun Servische collega's. Vluchtelingen kunnen het kamp alleen met speciale toestemming verlaten.

„Sommige mensen hebben terugkerende nachtmerries dat de Serviërs de grens overkomen en iedereen in het kamp vermoorden. Ze kunnen niet meer eten van angst”, vertelt Solberg. „Deze mensen hebben een ongelofelijk trauma beleefd. We kunnen dat niet wegnemen. We kunnen ze het alleen laten begrijpen en zorgen dat ze hun angsten uitspreken.”

Voor kinderen werkt het maken van tekeningen vaak beter. In een medische tent hangen tientallen schetsen met tanks en brandende huizen. Op een van de tekeningen rennen houterige figuurtjes weg en laten ze sporen van tranen achter. Maar sommige taferelen drukken optimisme uit: een gezin dat kijkt naar een regenboog, een picknick in de heuvels achter rijen met witte tenten.

Solberg vertelt de vluchtelingen vaak zijn eigen verhaal. Zijn vader, een Noorse boer, zat bij het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Naast hem woonde een boer die collaborateur was. Maar na de oorlog, in de lente van 1946, stak zijn vader het stroompje tussen de twee boerderijen over en sloot vrede. De buurman kwam later op de dag langs met zijn tractor om het land van Solberg om te ploegen. De familie Solberg had alleen een ezel.

„Ik weet geen andere oplossing dan verzoening”, zegt Solberg. „Deze mensen kunnen dat nu misschien niet begrijpen, maar ik ben ervan overtuigd dat dat de enige weg is.”