Buitenland | 26 april 1999 |
Dren Caka was getuige van moord op moeder en drie zusjesAls er maar geen nachten bestondenDoor Merita Dhimgjoka (AP) De tienjarige Dren Caka woont nu bij een Albanees gezin, ver weg van Kosovo, waar hij getuige was van de moord op zijn moeder en drie zusjes door de Servische politie, die ook het huis van het gezin in brand stak. Overdag doet hij computerspelletjes, leest hij boeken of kijkt hij naar zijn favoriete film. Maar 's nachts waakt vader Ali bij de kamer van zijn zoon, in de hoop dat hij niet gillend ontwaakt uit een nachtmerrie. Hij zegt dat hij 's nachts zijn tweejarige zusje om hulp hoort schreeuwen, terwijl hij wegrent uit het brandende huis, vertelt Ali Caka met een door tranen verstikte stem. Gruwelijke verhalen De 39-jarige Ali Caka liet zijn vrouw en vier kinderen op 1 april achter bij zijn oom in Djakuvica om met nog een aantal mannen onder te duiken in een huis in de buurt. Op dat moment leek het wijs om dat te doen, omdat de Serviërs het, zoals Caka vertelt, vooral op mannen hadden gemunt. We dachten dat ze van de vrouwen en kinderen af zouden blijven, zegt hij. Maar op 3 april viel de Servische politie kort na middernacht het huis van de oom binnen. Schreeuwend dat de vrouwen en kinderen aanhangers van de separatisten waren, openden de agenten het vuur. Dren was de enige van de achttien aanwezigen die het er levend afbracht. Hij zegt dat hij, terwijl de agenten iedereen neerschoten, erin slaagde het huis uit te glippen en over een muur te klimmen. Doordat hij ernstig gewond was aan zijn arm kon hij zijn tweejarige zusje, die hij in het inmiddels in brand gestoken huis hoorde huilen, niet meenemen. Huilend rende hij naar het huis van zijn tante, waar hij na 10 minuten aankwam. Twee dagen later kwam hij met zijn tante en andere familieleden in Kukës in het noorden van Albanië aan. Later werd hij overgebracht naar het militair hospitaal in Tirana. Publiciteit Dat zijn vader hem terugvond komt voornamelijk doordat zijn verhaal in de publiciteit kwam. Caka kwam Albanië via een andere grenspost binnen dan Dren en had er geen idee van wat er met zijn gezin was gebeurd. Na dagen bij de grens te zijn gebleven om uit te kijken naar familieleden liep Caka in Shkodra zijn zus tegen het lijf. Ze belden een familielid in Brussel, die Dren op de televisie bleek te hebben gezien. Een paar dagen later vonden ze hem in het militaire hospitaal. De herinnering aan het bloedbad achtervolgt hem, maar Dren wil er per se niet aan onderdoor gaan. Ik ben nu een man, verzekert Dren. Als de Albanese gastheer van Dren en zijn familie hem vervolgens naar zijn nieuwe Albanese vriendinnetje vraagt, begint hij te blozen. Haar naam begint met een F, maar ik zeg niks over haar. Het is een geheim, zegt hij, terwijl hij zijn gezicht verbergt achter een kleine Albanese vlag. Om de aandacht van het onderwerp af te leiden begint hij een computerspelletje met mijnenvegers te spelen, een van de vele cadeautjes die hij heeft gekregen van mensen uit de hele wereld die over hem hebben gehoord. Kijk hoe goed ik het kan. Ik vernietig ze allemaal, zegt hij. Verwend Hij wordt hier verwend, zegt zijn vader. In Kosovo verwennen we kinderen niet. Zijn vader heeft het liever niet over de toekomst, maar Dren weet precies wat hij wil. Ik wil dokter worden, zegt hij. De telefoon gaat veelvuldig in de flatwoning in het centrum van Tirana waar Dren en zijn familie verblijven. Journalisten, liefdadigheidsorganisaties en vreemden bellen om te vragen hoe het met Dren gaat en om hem onderdak aan te bieden. Als Dren klaar is met het computerspelletje pakt hij de Albanese vlag weer op. Ik weet waarom de Albanese vlag rood met een zwarte adelaar is, zegt hij. Het rood is het bloed van de mannen die voor de bevrijding van Kosovo vechten en de zwarte adelaar zijn de vrouwen die treuren om hun dode mannen. |