Buitenland26 april 1999

Tientallen getuigenissen van vluchtelingen

Verhalen over
verkrachting door
Serviërs komen los

BRAZDA – De Serviërs verkrachten in Kosovo op grote schaal Albanese vrouwen. Dat zeggen uit Kosovo verdreven en gevluchte vrouwen.

Uit getuigenverslagen valt op te maken dat verkrachtingen in Kosovo „niet op zichzelf staan en ook geen incidenten zijn”, zegt Patricia Sellers, een van de onderzoekers van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag die verhalen van verdreven Kosovo-Albanezen optekenen.

De 19-jarige Valbona Rrustemi vluchtte op 16 april met haar familie uit Urosevac in het zuiden van Kosovo. Een dag eerder waren twee meisjes de tuin van de familie Rrustemi komen inrennen, op de vlucht voor Servische politiemannen die hen achternazaten. Een paar minuten later bonsden de agenten op de deur en vroegen of er jonge vrouwen in het huis waren. Terwijl haar vader de agenten probeerde af te poeieren verschool zij zich snel, vertelt Valbona.

Later hoorde ze dat de Serviërs die dag vier vrouwen uit Urosevac te pakken hadden gekregen, onder wie een vriendin van haar die op straat werd verkracht. Van de vriendin en haar naaste familie is sindsdien niets meer vernomen, aldus Valbona.

„Ik weet niet wat er met hen is gebeurd. Ik hoop dat ze zijn ontsnapt”, zegt Valbona, een van de vrouwen die in het vluchtelingenkamp bij Brazda in Macedonië vertelt over verkrachtingen die plaatshadden in Urosevac.

Volgens de NAVO, die zich eveneens baseert op verhalen van vluchtelingen, zijn er verschillende keren grote groepen vrouwen verkracht. In Djakovica, dicht bij de grens met Albanië, werden vrouwen naar verluidt door Servische soldaten van hun families gescheiden en naar een legerkamp gebracht, waar ze herhaaldelijk werden verkracht.

Rooster
In Pec zou een plaatselijke Servische commandant vrouwen hebben vastgehouden in een hotel en een rooster hebben opgesteld aan de hand waarvan zijn soldaten om beurten op de vrouwen werden losgelaten. In een munitiefabriek op een niet nader aangeduide plek in Kosovo zouden zo'n honderd vrouwen al sinds half april worden vastgehouden.

Vluchtelingen die gisteren in Macedonië aankwamen vertelden dat Servische paramilitairen vorige week in het dorp Ribar i Vogel vier meisjes in de leeftijd van 15 tot 20 jaar verkrachtten en vervolgens vermoordden. Ook vijftien andere inwoners van het dorp werden vermoord, aldus de vluchtelingen.

Verkrachting wordt sinds de Bosnische oorlog door de Verenigde Naties als oorlogsmisdaad beschouwd. In december vorig jaar veroordeelde het Joegoslavië-tribunaal het hoofd van een Bosnisch-Kroatische paramilitaire eenheid tot 10 jaar gevangenisstraf, omdat hij niet had ingegrepen toen zijn ondergeschikten in 1993 een islamitische vrouw verkrachtten. Servische troepen in Bosnië zijn ervan beschuldigd verkrachting op grote schaal te hebben gebruikt als middel om etnische zuiveringen uit te voeren. Volgens Sellers kan er nog niet worden vastgesteld of er in Kosovo op net zo'n grote schaal wordt verkracht als in Bosnië.

Beschermd
Volgens vluchtelingen werden vrouwen zelfs nog verkracht terwijl ze bezig waren uit Kosovo weg te trekken. Zo werd bijvoorbeeld een konvooi voertuigen met bewoners van Gnjilane en omgeving op weg naar de grens aangehouden door Serviërs die op zoek waren naar vrouwen, vertellen vluchtelingen. De Serviërs die het konvooi begeleidden beschermden de vrouwen echter.

Veel verhalen over verkrachtingen worden verteld door vrouwen die hebben weten te ontsnappen, in plaats van door daadwerkelijke slachtoffers. De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) heeft tot nu toe tientallen verhalen over verkrachtingen opgetekend.

Sellers voorspelt dat het aantal getuigenissen zal toenemen. „Het is nu allemaal nog kort geleden. Het is ons opgevallen dat mensen maanden nadat een verkrachting is gepleegd veel meer bereid zijn erover te vertellen”, zegt Sellers. „Ze zijn nu waarschijnlijk nog veel meer bezig met lichamelijk overleven.”

Veel slachtoffers zijn volgens etnische Albanezen mogelijk ook te zeer geschokt om te kunnen praten, met name uit dorpen afkomstige vrouwen.

Teuta Beselica, een Pristina verdreven studente die nu in de Macedonische hoofdstad Skopje verblijft, zegt dat verkrachting voor Albanezen uit Kosovo de ergst denkbare misdaad is. „Het is niet half zo erg om een man of vrouw te vermoorden. En dat weten ze”, zegt ze.