Buitenland22 april 1999

Discussie over gevolg NAVO-actie mag gruwelen niet negeren

De precedentwerking van Kosovo

Door drs. B. Belder
WASHINGTON – Niet alleen de naakte feiten van de Kosovo-crisis, zeg de oorlogsontwikkelingen in de zuidelijke Balkan, trekken volop de aandacht van politieke leiders en commentatoren. Veelzeggend genoeg richt hun aandacht zich steeds meer op de precedentwerking die er van de volledig geëscaleerde Kosovo-kwestie uitgaat op het internationale systeem.

Zulke discussies leiden overigens vaak de aandacht af van de lopende gebeurtenissen, van de realiteit, voegt de Amerikaanse analist Paul Goble er meteen aan toe. „In sommige gevallen lijkt dat ook de bedoeling te zijn van hen die Kosovo voorstellen als een precedent. Dergelijke suggesties illustreren evenwel hoe belangrijk Kosovo en het antwoord van de NAVO op dit specifieke vraagstuk kunnen zijn voor mondiale veranderingen.”

Intussen laten zich de meeste aangevoerde voorbeelden van precedentwerking in drie categorieën onderverdelen. Ten eerste suggereren velen dat Kosovo waarschijnlijk als precedent dient voor andere etnische minderheden die zich evenzeer wensen te ontworstelen aan de overheersing door centrale politieke elites. In tweede instantie argumenteren ook veel waarnemers dat de reactie van de NAVO twee opties openlaat: de alliantie blijkt óf een effectief middel tegen zulke uitdagingen van de internationale gemeenschap, óf zij faalt in haar taakstelling en toont daarmee tegelijk het onvermogen van de internationale gemeenschap aan crises à la die van Kosovo het hoofd te bieden.

Veelvuldig wordt vandaag de dag ook de gewapende confrontatie over Kosovo als het einde van de samenwerking tussen Oost en West beschouwd. Die coöperatie dateert van na de Koude Oorlog. Zij was derhalve een zeer kort leven beschoren. In welhaast „apocalyptische termen” schilderen nogal wat politiek betrokkenen de strijd over Kosovo als een precedent voor de komende krachtmeting tussen het Westen en Rusland.

Evaluatie
Hoe reëel is de precedentwerking van Kosovo nu? Goble loopt de opgesomde drie categorieën systematisch na. Moedigt internationale militaire interventie op de Balkan andere etnische minderheden aan naar de wapenen te grijpen om op deze wijze hulp van buitenaf te verkrijgen? Bepaald geen denkbeeldig onbedoeld gevolg van de NAVO-acties contra het regime-Milosevic. Van dit risico waren de internationale gemeenschap en de NAVO zich terdege bewust. Vandaar hun aarzeling, hun voorzichtigheid om Belgrado ten langen leste hardhandig mores te leren.

Die zorgen waren allerminst misplaatst, oordeelt Goble. Zo vroegen Armeniërs bijvoorbeeld identieke internationale steun voor hun door de Azerbeidzjanen belaagde volksgenoten in Nagorny-Karabach. En wat te zeggen van China en Rusland als de potentiële beschermers van verdrukte en vervolgde overzeese Chinezen respectievelijk Russen in het zogenoemde ”nabije buitenland” (de vroegere Sovjetrepublieken)?!

Zulke kritische kanttekeningen bij de huidige NAVO-operatie plaatsen het Westen algauw in een ongunstig daglicht. De rechtvaardiging van exact deze interventie klinkt dan al gauw hypocriet in de oren van nationalistische meerderheden in een aantal landen.

In hoeverre zet de NAVO thans de toon voor de internationale beslechting van etnische conflicten binnen staten in de toekomst? Daarmee zijn wij bij de tweede voorziene precedentwerking van Kosovo. Een hoopgevend model of een ernstige desillusie.

Grosso modo zijn hier drie geluiden te onderscheiden. Sommige politieke leiders en commentatoren scharen zich volledig achter het optreden van de NAVO. Door stelling te nemen tegen Servische gruweldaden is het Atlantisch bondgenootschap zijn morele verplichtingen ten aanzien van de mensenrechten nagekomen. Welke andere opties restten de internationale gemeenschap nog anders, gelet op de onverzettelijkheid van de Joegoslavische president Slobodan Milosevic?

Maar wellicht nog meer geïnteresseerden zien een totaal andere, negatieve precedentwerking in de luchtacties (tot op heden!) van de NAVO. Zij vinden dat militaire interventie omwille van een etnische minderheid niet alleen de soevereiniteit van een bepaalde staat schendt, maar evengoed de huidige internationale orde, die toch gebaseerd is op soevereine staten, op losse schroeven stelt.

Weer anderen bepleiten eerder optreden in explosieve etnische kwesties. De Kosovo-crisis levert het bewijs voor de noodzaak tot vroegtijdige, niet-militaire interventie. Laat je immers etnische kwesties al te lang doorzweren, dan blijkt militair ingrijpen onontkoombaar. Voor dit standpunt tekent een vroegere grootheid op het wereldtoneel, de oud-Sovjetminister van buitenlandse zaken, Eduard Sjewardnadze. De laatste is weer op zijn thuisbasis, de Transkaukasische republiek Georgië, teruggekeerd als president.

Vorige week zette Sjewardnadze in zijn wekelijkse praatje uiteen dat Kosovo het gevaar van de verwaarlozing van „bevroren” etnische conflicten demonstreerde. De Georgiërs kampen met een soortgelijk etnisch conflict, eveneens een afscheidingsbeweging binnen de eigen staatsgrenzen, namelijk de Abchazische kwestie. Dringende reden voor het Georgische staatshoofd de actieve aandacht van Moskou en andere wereldsteden te vragen voor een politieke oplossing van het Abchazische dispuut.

Angstscenario
Plaveit de eenzijdige interventie van de NAVO in Joegoslavië, met voorbijgaan van de Verenigde Naties (VN), de weg voor identieke acties door „andere regionale veiligheidsorganisaties” (Goble)? De derde precedentcategorie. Scherper geformuleerd: Heeft het ingrijpen van de NAVO op de Balkan de optie van samenwerking tussen Oost en West letterlijk de grond ingeboord?

Vooral Russische autoriteiten en hun sympathisanten schermen met deze schrikaanjagende precedentwerking van Kosovo. Paul Goble heeft zo zijn twijfels over de validiteit van deze argumentatie. Doorgaan handelen regionale veiligheidsorganisaties louter wanneer zij de eigen belangen in gevaar zien, met andere woorden geheel los van het optreden van andere internationale instituties. Daarenboven kunnen alle voorstanders van raadpleging van de Veiligheidsraad van de VN weten dat zijn effectiviteit door het unanimiteitsprincipe danig wordt ondermijnd.

Goble: „En de gedachte dat niemand tegen de Servische gruwelen iets dient te ondernemen zonder de machtiging van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad opent zeker de deur naar een toekomst die stellig angstaanjagender oogt dan die waarmee de proponenten van dit precedentscenario momenteel opponeren.”

Van één ding is de nationaliteitenexpert in Washington overtuigd: het debat over de precedentwerking van Kosovo zal nog lang aanhouden, ook wanneer de crisis reeds voorbij zou zijn... Nuttige discussies, daar niet van, met dien verstande dat „zij geen excuus mogen vormen om de zeer reële problemen in Kosovo over het hoofd te zien.” Want die dwongen per slot van rekening de NAVO de wapenen op te nemen.