Buitenland22 april 1999

Een gemengd huwelijk op de Balkan

Servisch-Albanees
gezin nergens welkom

TUZI – Na het begin van de NAVO-bombardementen op Joegoslavië werd Aslan Ibishi Belgrado uit gejaagd omdat hij een etnische Albanees is. Zijn vrouw Ankica vreest echter dat ze in Albanië niet welkom is omdat ze Servisch is. Het gezin Ibishi weet niet meer waar het heen moet in de etnisch verdeelde Balkan.

Samen met vele andere vluchtelingen zit het echtpaar met hun 24-jarige dochter Emina opeengepakt in een huis in Montenegro, de kleinste republiek van de Joegoslavische federatie. Ze wachten iedere dag tot ze aan de beurt zijn om de badkamer in te gaan en zijn voor hun eten afhankelijk van de goedheid van anderen.

In de kleine keuken van het huis geven de Ibishi's toe dat ze wanhopig zijn. Ankica Ibishi maakt aanstalten om een handwas te doen in een olieblik dat als pan wordt gebruikt. „Dit is alles wat we hebben na dertig jaar hard werken”, zegt ze, wijzend op een tas met kleren. „Ze gaven ons tien seconden om ons huis te verlaten”, zegt haar man.

In elkaar geslagen
Al voor de bombardementen was het leven in Belgrado niet gemakkelijk. In 1991, toen Joegoslavië uiteenviel, steeg de etnische spanning. Goede vrienden keerden zich af van de Ibishi's. De familie van Ankica besloot dat ze haar man Aslan niet langer accepteerde en verbrak alle banden. Het gezin leefde jarenlang geïsoleerd. „Wat ik ook probeerde, het lukte me niet om een vriend te vinden”, zegt dochter Emina.

Toen brak de tijd aan dat ze bij herhaling in elkaar werden geslagen. Alle drie de gezinsleden zijn daar slachtoffer van geworden, maar ze kregen geen gehoor bij de Servische politie. En uiteindelijk barstten de bombardementen los en werden de Ibishi's verjaagd. Niet vanwege de bommen, maar „omdat onze buren bereid waren ons te vermoorden vanwege onze nationaliteit”, aldus Ankica. „Ik kan niet geloven dat mijn eigen land dit allemaal doet in Kosovo”, zegt ze, af en toe een traan wegvegend.

De meesten van de tienduizenden vluchtelingen in Montenegro zijn etnische Albanezen en hopen uiteindelijk in Albanië terecht te kunnen. Maar zelfs als de vrede in Kosovo wordt hersteld en de vluchtelingen kunnen terugkeren, blijft het twijfelachtig of Serviërs en Albanezen er naast elkaar kunnen wonen. „Wij hebben ons land voorgoed verloren”, zegt Ankica. „We weten niet waar we heen kunnen en waar we thuishoren.”