Buitenland16 april 1999

Burgers opgeroepen tot harder werken

Joegoslaven rest niets
anders dan puinruimen

BELGRADO – Na ruim drie weken van NAVO-bombardementen heeft president Slobodan Milosevic de Serviërs opgeroepen zich tegen de agressie te weer te stellen door „meer en harder te werken”. De vraag is: waar?

Want sinds de aanvallen 24 maart begonnen zijn twee olieraffinaderijen, ten minste tien grote brandstofopslagplaatsen, vijf grote fabrieken, waaronder de enige autofabriek van het land, vliegvelden en een zestal bruggen in puin gelegd.

De econoom Bojan Dimitrievic schat de materiële schade alleen al op 30 miljard gulden. Indirecte verliezen, zoals de duizenden arbeiders die door de bombardementen werkloos zijn geraakt en de bedrijven die door de verwoesting van de olie- en auto-industrie zijn lamgelegd, komen daar nog bij. Gojko Dapcevic, de Joegoslavische ambassadeur in Oekraïne, zei woensdag dat meer dan 500.000 mensen zonder werk zijn komen te zitten, waardoor –gezinsleden meegerekend– in totaal 2 miljoen mensen in Joegoslavië „in hun bestaan worden bedreigd.”

Al eerder verzwakt
De Joegoslavische economie was vóór de NAVO-aanvallen al danig verzwakt. Deels als gevolg van de financiële steun die Milosevic aan Servische rebellen gaf in de oorlogen van 1991-1995 en de internationale sancties die in verband daarmee werden afgekondigd.

Al voordat de aanvallen begonnen beliep de werkloosheid 30 procent – volgens officieuze schattingen zelfs 50 procent. Voor wie het geluk had werk te hebben bedroeg het gemiddelde maandloon ongeveer 200 gulden. Sinds de aanvallen begonnen heeft de regering de prijzen van het basisvoedsel bevroren en brandstof op rantsoen gesteld – 40 liter per maand voor gewone verbruikers, meer voor artsen en anderen die van belang worden geacht voor de oorlogsinspanning.

Woensdag werden in de zuidoostelijke plaats Pirot ook bloem, bakolie en suiker gerantsoeneerd. De brandstofrantsoenering zal op termijn ook gevolgen krijgen voor de voedselvoorziening: hoewel boeren extra krijgen, klagen velen dat zij velden braak moeten laten liggen.