Buitenland14 april 1999

Belgrado ontkent beschuldiging Tirana

Serviërs bezetten korte
tijd Albanees dorp

BAJRAM CURRI – Eenheden van de Servische infanterie hebben gisteren korte tijd een Albanees grensdorp bezet gehouden. Na een felle strijd met de Albanese strijdkrachten en leden van de Albanese grenspolitie veroverden de Servische militairen het dorp Kamenica in het bergachtige noorden van Albanië.

Enkele uren later meldde de Albanese minister van Binnenlandse Zaken, Petro Koci, dat de Servische troepen zich weer hadden teruggetrokken en dat Tirana de situatie onder controle had.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken in Belgrado ontkende de Servische invasie. Woordvoerder Nebojsa Vujovic noemde het een „valse beschuldiging.” Hij stelde dat Joegoslavische eenheden uitsluitend de grenzen van de federale republiek bewaken.

Berichten over eventuele slachtoffers in het dorp ontbraken, maar er stonden huizen in brand. De meeste inwoners waren Kamenica de afgelopen dagen al ontvlucht omdat het dorp diverse malen was beschoten door Servische eenheden. Servië heeft het gemunt op het Bevrijdingsleger van Kosova (UCK), dat het grensgebied gebruikt als uitvalsbasis voor acties in Kosovo.

De Albanese president, Rexhep Mejdani, riep tijdens de hevige gevechten de Albanese nationale veiligheidsraad bijeen. Hij dreigde militair geweld te gebruiken bij het beschermen van de Albanese territoriale integriteit. In een verklaring constateerde de president dat Joegoslavië met de inval probeert „de aard van het conflict” te veranderen en Albanië bij de crisis rond Kosovo te betrekken.

Tijdens het inmiddels 14 maanden durende conflict in Kosovo is herhaaldelijk melding gemaakt van grensgevechten en kleine Servische invasies in Albanië. Vanwege de aanwezigheid van de NAVO in Albanië is de kortstondige inname van het dorp echter zeer beladen.

De Albanese minister van informatie, Musa Ulqini, zei dat de Servische inval aanvankelijk werd bestreden door een klein contingent agenten van de Albanese grenspolitie. Toen de politie geen stand meer hield, voegden de enkele kilometers verderop gestationeerde strijdkrachten zich bij hen, aldus de bewindsman.

Pier Gonggrijp, die als waarnemer voor de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) toezicht houdt op het grensgebied, zei dat Servische troepen kennelijk denken dat iedereen over de grens achter het UCK staat. Artan Jakupi, tolk voor de OVSE, zag zijn eigen huis Kamenica in brand staan.

Harde toon
Woordvoerder James Rubin van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken zei dat elke poging van Joegoslavië om het conflict uit te breiden naar de buurlanden met de grootste ernst tegemoet zal worden getreden. De afgelopen dagen sloeg Belgrado al een harde toon aan tegen Tirana. Servië zei Albanië verantwoordelijk te houden voor de acties die het UCK pleegt vanaf Albanees grondgebied.

De NAVO heeft de afgelopen week de controle over het Albanese luchtruim overgenomen van Tirana, evenals de vliegvelden en de militaire infrastructuur. Servië daarentegen versterkte zijn stellingen aan de grenzen met Albanië en Macedonië als voorbereiding op een eventuele invasie van grondtroepen van de NAVO.

Het gesprek tussen de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, en haar Russische ambtsgenoot, Igor Ivanov, over Kosovo heeft gisteren niets opgeleverd.

Albright en Ivanov spraken 3 uur met elkaar in een hotel op het vliegveld van Oslo. Albright sprak van een „eerlijke discussie”, maar het was duidelijk dat Ivanov er nogmaals op had gehamerd dat de Russen tegen de NAVO-aanvallen op Joegoslavië zijn. „Hoe eerder de NAVO de luchtaanvallen staakt, des te gemakkelijker wordt het om een oplossing te vinden”, zei Ivanov tijdens een gezamenlijke persconferentie met Albright. Volgens Ivanov is de discussie met de NAVO-landen een „doodlopende weg”, maar hij zei tevens te willen werken aan de verbetering van de relaties met de alliantie, die door het offensief tegen Joegoslavië op een dieptepunt zijn beland.