Buitenland1 april 1999

Op missie met de KDC-10: „Er komt een Mig onze richting uit”

Dagretourtje naar de oorlog

Door R. Pasterkamp
A/B PRINS BERNHARD – Om de NAVO-gevechtsvliegtuigen in het Kosovo-conflict 24 uur per dag in de lucht te houden is bijtanken boven de wolken absoluut noodzakelijk. Nederland doet met twee tankervliegtuigen mee in „het theater”. Verslag van een opwindende missie met de T-264. „We gaan even naar de oorlog en zijn voor het avondeten weer thuis.”

De F-15 ”Eagle” van de Amerikaanse luchtmacht blijft wel erg lang bij de rechtervleugel hangen. Hij heeft toch net voldoende peut gekregen om verder te gaan. Moeilijkheden? Gevaar van beneden? Vijandelijke vliegtuigen? We vliegen tenslotte met een enorm, opvallend wit toestel (een KDC-10 van de Koninklijke Luchtmacht) boven iets wat deze dagen wordt aangeduid als ”risicogebied”. „Dit toestel kent geen eigen beschermingsmiddelen”, zegt majoor Hans Breemans op een kilometertje of 8 hoogte. „In de lucht is het een ”sitting duck” en dus uiterst kwetsbaar.”

De Koninklijke Luchtmacht bezit twee KDC-10's: de T-264 Prins Bernhard en de T-235 Jan Scheffer. Ze zijn overgenomen van Martinair en gelden sinds september 1995 als de grootste toestellen van de vaderlandse luchtmachtvloot. De toestellen (55 meter lang en een spanwijdte van 50 meter) kunnen worden ingezet als vliegend pompstation en voor het vervoer van materieel en personeel van de krijgsmacht. Beide toestellen zijn sinds het begin van de Kosovo-crisis vorige week woensdag ter beschikking gesteld aan de NAVO.

Namen
Het is de laatste dag van maart. De zon breekt op vliegveld Eindhoven langzaam door de mist heen. De T-264 is klaar voor vertrek. Tijden liever niet noteren, gebiedt basiswoordvoerder majoor Breemans, die vandaag met ons meevliegt. Ook namen en rangen van bemanningsleden, roepnamen van vliegtuigen (zogenaamde call signs) en de route waarlangs we vliegen mogen niet in de krant. „We willen de vervolgoperatie niet in gevaar brengen.”

Als we eenmaal in de lucht zijn kunnen de riemen wat losser. De KDC-10 is met 140.000 liter kerosine (verstopt in de vleugels) onderweg naar de Balkan om de dorst van jachtvliegtuigen te lessen. De missie is daags van tevoren tot op de minuut gepland. Vanuit het NAVO-hoofdkwartier in het Italiaanse Vicenza is precies aangegeven hoe laat de tanker waar moet zijn en welke vliegtuigen hij kan verwachten. Breemans: „Het is niet zo dat wij lukraak ernaartoe vliegen en maar kijken wie er komt.”

Door de inzet van tankervliegtuigen hoeven de NAVO-vliegtuigen niet steeds terug naar hun basis in Italië. Een missie van een F-16 boven Servië kan op die manier makkelijk uren duren. Bij de luchtmacht heet dat „de effectieve slagkracht vergroten.” De NAVO is omzichtig met het vrijgeven van aantallen toestellen. Rond de klok zijn er zeker tientallen in de lucht. Die moeten allemaal op tijd naar de pomp.

Naast drie man in de cockpit telt de KDC-10 nog een bemanningslid. Zonder hem kan er wel worden gevlogen maar niet getankt. Op deze vlucht is Bart de zogenaamde ”boomoperator”. Hij bedient de pijp (de boom) waardoor de peut naar de vliegtuigen moet. In tijden van oorlog gaat dat zonder een woord te zeggen. „We zijn er op getraind om zonder enig radiocontact te maken gegevens uit te wisselen”, vertelt Bart. Hoe dat werkt? „Stel wij komen samen in de bar. Zonder iets te zeggen steekt u twee vingers op naar de barkeeper. Wedden dat we dan twee bier krijgen?”

Risico's
Dik 1,5 uur na het vertrek vliegen we „het operatiegebied” binnen. Werk aan de winkel. Boomer Bart kruipt achter een soort Nintendo-setting, waar hij via beeldschermen en joy-sticks de vulpijp bedient en in de gaten houdt. Geen makkelijk karweitje voor wie bedenkt dat de KDC-10 en bijvoorbeeld een F-16 elkaar tot op ongeveer 10 meter zullen naderen. En dat bij een snelheid van 800 kilometer per uur.

Majoor Breemans laat weten dat de missie van vandaag zeker niet zonder gevaar is. „Bijtanken in de lucht houdt risico's in. Normaal doen we dat boven zee, nu boven land. Vliegen boven een risicogebied is link. Tel dat bij elkaar op. We liggen binnen het bereik van de Servische luchtverdediging.”

Een Deense F-16 meldt zich. Langzaam besluipt het toestel van achteren de KDC-10. Dreigend hangen de scherpe raketten onder de vleugels van de ”Fighting Falcon”. Bovenop, achter de glazen koepel, staat het vulluikje al open. De kist komt zo dichtbij, dat de kleur ogen van de vlieger bijna zichtbaar is. Klik. De ”boom” zit vast. Met een gangetje van 1750 liter per minuut giert de brandstof van het grote naar het kleine toestel.

Bart doet geconcentreerd zijn werk. Gisteren pakte hij in de gevlogen missie vijftien toestellen mee, vandaag zullen het er twaalf worden. Hij heeft net twee Amerikaanse F-15's gevuld, nu de F-16, terwijl een broertje van de Deen op zijn beurt wacht bij de linkervleugel van de Prins Bernhard. De toestellen krijgen zo'n 2500 liter per tankbeurt. Kunnen ze bij normaal vliegen 1,5 uur mee toe. Tenzij ze gaan knokken; dan is het binnen een kwartier op.

Het lijkt een routineklus voor Bart, maar het zweet staat de 'luchtmachter' in de handen. „Het is wel oorlog. Altijd houd je rekening met het sein via je koptelefoon dat er een Servische Mig aan kan komen.”

Buik
Dat die gedachte geen utopia is, blijkt even later. De mannen in de cockpit van de KDC-10 krijgen een seintje van een Awacs-vliegtuig, de vliegende radar van de NAVO, die boven de Balkan cirkelt. Er komt een Mig onze richting uit. Op 10 kilometer hoogte boven risicovol gebied is in de buik van een KDC-10 de oorlog dan wel even erg dichtbij. Zijn de Serviërs erop gebrand om –uit wraak– een Nederlands toestel uit de lucht te knallen? Deze „zittende eend” is dan wel een gemakkelijke prooi.

„Het was een Mig-29”, vertelt majoor Breemans een halfuur later op de terugweg. „Als de Serviërs met een Mig-21 omhoog durven gaan nemen ze wel heel erg veel risico's. Toen de gezagvoerder het signaal doorkreeg heeft hij de koers een eindje verlegd. We vlogen dan wel niet boven Servisch grondgebied, maar wel binnen het bereik van de Servische jagers. Die komen met een gangetje van zo'n 100 mijl deze kant op en zijn binnen een paar minuten hier.”

En de F-15 die zeker een kwartier naast het grote Nederlandse toestel hing? Had dat er iets mee te maken? Breemans zegt van niet. „De Amerikaan moest een aantal veiligheidschecks doen en deed dat het liefst in onze nabijheid. We zijn dan ook een soort wegenwacht voor in de lucht.” Voordat Breemans nog een kijkje in de cockpit neemt draait hij zich even om. „Wat niet wegneemt dat ik het wel een lekker gevoel vond dat die mannen in de buurt waren.”