Buitenland1 april 1999

„Mannen uit bussen gehaald en teruggestuurd”

UCK prest gevluchte
Kosovaren tot vechten

GJEGJAN – Het Bevrijdingsleger van Kosova (UCK) is druk bezig met wervingsactiviteiten onder de tienduizenden vluchtelingen die vanuit Kosovo naar Albanië zijn gestroomd. Mannen die qua leeftijd in aanmerking komen, worden van vrouwen en kinderen gescheiden en onder druk gezet terug te keren over de grens om de wapens tegen de Serviërs op te nemen.

Met het oog op de rekrutering heeft het UCK controleposten langs de hoofdweg van de grens naar het Albanese binnenland ingesteld. Daarnaast zijn er kampen in het grensgebied ingericht waar de rekruten worden opgeleid. Het is onduidelijk hoeveel rekruten zijn geworven sinds de vluchtelingenstroom de afgelopen weekwisseling op gang kwam. Enkele vluchtelingen zeiden dat UCK-strijders mannen uit bussen hadden gehaald waarmee vluchtelingen van de Albanese stad Kukës, zo'n 25 kilometer van de grens, naar andere steden werden overgebracht. De Albanese televisie zond gisteravond een verklaring uit van het UCK waarin alle mannen van 18 tot 50 jaar werden gelast zich binnen een maand als strijder aan te melden. Mannen die zich niet vrijwillig melden zullen onder dwang worden gerekruteerd, ook als ze zich buiten Kosovo bevinden, zo werd gezegd.

Sommige mannen hebben het er moeilijk mee. Zij worden heen en weer geslingerd tussen loyaliteit aan Kosovo en het UCK, en hun verantwoordelijkheid te zorgen voor moeders, echtgenotes en kinderen die als vluchteling een onzekere toekomst tegemoetgaan. De 23-jarige Binak Likaj worstelt duidelijk met zijn wens zich bij het UCK aan te sluiten en het beroep dat zijn familie op hem doet. „Ik zou graag gaan als mijn familie me dat toestaat”, zegt hij.

Ook jongens
De 21-jarige Tefik Kryeziu uit het zuidwestelijke dorp Rogova zegt dat er ook jongens worden geworven. „Wat kan ik doen?” vraagt hij zich af. „Als mij wordt gevraagd te vechten, zal ik dat doen. Maar het staat daar allemaal in brand, en we worden allemaal gedood.” Zijn moeder wil dat hij met haar en de familie meekomt. „Hij moet voor ons zorgen”, zegt zij. „Als hij het niet doet, wie zal het dan doen?”

Bij een stroomverdeelstation op 12 kilometer ten zuidwesten van de grens staat een tiental UCK-strijders in gevechtstenue, compleet met het rood-zwarte UCK-embleem, rond een groepje vluchtelingen dat de tractoren, personenauto's en vrachtwagens waarmee zij uit Kosovo zijn gekomen, langs de weg heeft geparkeerd. Zo'n 200 meter verderop staan weer UCK-leden. Zij lijken de wacht te houden over de vluchtelingen. Als er verslaggevers en fotografen opduiken, trekken zij zich rustig terug, om na het vertrek van de journalisten opnieuw hun posten te betrekken.

De 30-jarige Asllan Kryeziu zegt bereid te zijn terug te gaan om te vechten, maar alleen als voor zijn vrouw en drie kinderen wordt gezorgd en zij in veiligheid zijn. „Het is geen zelfmoord terug te gaan en voor de onafhankelijkheid van Kosovo te vechten”, zegt hij. „Wij hebben een hoop bezittingen moeten achterlaten. Mijn oom heeft 20 jaar in Duitsland gewerkt en alles wat wij bezitten is daar. Wij zijn geen immigranten. Wij horen daar. En wij geven dat niet zomaar op.”