Buitenland30 maart 1999

Buurlanden kunnen exodus Kosovaren nauwelijks aan

„Alle Albanezen zijn hier weg”

Door Merita Dhimgjoka (AP)
MORINI/KUKES – Voor Najam Pajaziti was de maat vol toen de Serviërs zijn dorp onder vuur namen. Hij zette zijn gezin op een tractor en begon aan de lange tocht van Kosovo naar Albanië. Ze wilden alleen maar overleven, weg van het gruwelijke leven in de Servische provincie. Maar ze waren nog maar net op weg toen een granaat insloeg die alle vier zijn kinderen –het zoontje Riadi (2) en de drie meisjes Kosovarja (4), Gentiana (6) en Iliriana (7)– en zijn grootvader Amrush (82) doodde.

„Ik zie het steeds voor me: twee van de meisjes dood op de tractor en de anderen op de grond”, zei Pajaziti zondag, nadat hij eindelijk in Albanië was aangekomen. „Voor mij heeft het leven geen zin meer.”

Het escalerende geweld in Kosovo, samenvallend met de bombardementen van de NAVO op Joegoslavische en Servische doelen, dreef grote aantallen etnisch Albanezen op de vlucht naar Albanië, Macedonië, Montenegro en Turkije. De bijna onafzienbare rijen tractors, vrachtauto's en mensen te voet zijn juist wat de NAVO met de aanvallen had willen voorkomen. Tijdens de weekwisseling kwamen naar schatting 14.000 tot 15.000 vluchtelingen aan bij de Albanese grens. Er waren er volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR nog veel meer onderweg, verjaagd door Servische militaire en paramilitaire eenheden.

Internationale hulp
UNHCR-medewerkers schatten het aantal etnisch Albanese vluchtelingen dat de grens met Albanië is overgetrokken sinds de NAVO vorige week met luchtaanvallen begon, op ongeveer 80.000 tot 100.000. Zo'n 10.000 tot 30.000 vluchtten al naar Montenegro, ongeveer 20.000 naar Macedonië en vierduizend naar Turkije. Bij de Turks-Bulgaarse grens, in Kirklareli, is een kamp voor ongeveer 3500 mensen, dat in de oorlog in Bosnië ook al vluchtelingen herbergde. De Turkse president Bulent Ecevit kondigde humanitaire hulp aan.

President Rexhep Meidani van het straatarme Albanië vroeg zondag om internationale hulp – zowel in de vorm van vluchtelingenhulp als in de vorm van NAVO-grondtroepen voor Kosovo. „De NAVO-operatie moet versneld en alle vormen van interventie op de grond in Kosovo moeten overwogen worden. Het is noodzakelijk dat er grondtroepen komen”, zei hij.

Premier Pandeli Majko riep de Albanese bevolking op de vluchtelingen onderdak te geven „en samen deze moeilijke dagen door te komen.” Maar de meeste Albanezen in het arme noorden zijn nauwelijks in staat hun eigen gezinnen te voeden, laat staan tienduizenden vreemdelingen die veelal al hun bezittingen achter hebben moeten laten. De Albanese economie is op sterven na dood. In de hoofdstad Tirana valt geregeld de stroom uit.

In Kukes, een stadje in het uiterste noorden van Albanië, zwierven groepjes getraumatiseerde Kosovaren doelloos door de straten. Iedereen die zij voor een hulpverlener aanzagen, werd tegengehouden en om hulp gevraagd.

Buitenlands geld
Velen hebben tijdens de barre tocht naar Albanië gezinsleden en andere verwanten uit het oog verloren. Zij verzamelden zich bij het groezelige stadhuis van Kukes, waar een ambtenaar over een megafoon de namen van kinderen, volwassenen en ouderen voorlas die op zoek zijn naar hun familieleden. Anderen reisden naar de grens, ongeveer 25 kilometer ten noordoosten van Kukes, in de hoop onder de nieuwkomers bekende gezichten te zien.

Onder hen bevond zich de 40-jarige Daud Bojku, die op zoek was naar een blauwe Opel met zijn broer en negen kinderen. Bojku zei dat hij 12 uur eerder uit Pec was vertrokken, toen de Serviërs dat gingen beschieten. Zijn verwanten had hij vooruitgestuurd.

Vluchtelingen met enig buitenlands geld op zak, bij voorkeur harde marken, konden voor ongeveer 120 gulden een lift naar Kukes krijgen. Anderen, zonder contanten of met alleen maar Joegoslavisch of Albanees geld, moesten de reis te voet afleggen.

De vluchtelingen komen uit verschillende delen van Zuidwest-Kosovo. Zaterdag arriveerden voornamelijk mensen uit kleine dorpen aan de grens, maar zondag waren het vooral inwoners van steden als Pec en Djakovica. „Pec is leeg”, zei Valdet Shoshi (30), die in de meer dan 20.000 inwoners tellende stad een pizzarestaurant dreef. „Alle Albanezen zijn weg.” Shoshi zei dat de Serviërs Pec vrijdag met granaten begonnen te bestoken, vervolgens huizen van Albanezen met automatische wapens beschoten, de bewoners verzamelden en de gebouwen in brand staken.

Geloofwaardige indruk
Internationale waarnemers verlieten Kosovo vlak voor de NAVO-aanvallen begonnen en bijna alle buitenlandse journalisten zijn uit de provincie gezet, zodat het onmogelijk is de verhalen van de vluchtelingen na te trekken. Maar de overeenkomsten tussen de verhalen geven een geloofwaardige indruk van een grootscheepse campagne van de Serviërs om van de etnische Albanezen af te komen.

Bratislava Morina, de Servische commissaris voor vluchtelingen, ontkende dat de Serviërs achter de exodus zitten en beweerde dat de Kosovaren vluchten vanwege de NAVO-bombardementen. „Er is helemaal geen humanitaire catastrofe in Kosovo”, zei zij voor de Servische staatstelevisie. „Die manipulaties van het aantal vluchtelingen waar buitenlandse persbureaus en media aan doen, worden gebruikt om de aanvallen op Joegoslavië op te voeren.”

De meeste vluchtelingen die zaterdag arriveerden, waren vrouwen en kinderen, die verklaarden van de mannen gescheiden te zijn. Zondag kwamen meer mannen aan bij de grens, maar de vluchtelingen zeiden dat de Serviërs van iedere groep één of twee mannen hadden meegenomen.