Serviërs gaan door met
offensief in Kosovo

WASHINGTON – Serviërs hebben hun offensief in Kosovo voortgezet en buurland Albanië met artillerie beschoten. Dit heeft de veiligheidsadviseur van het Witte Huis, Sandy Berger, gisteren in Washington gezegd.

Volgens het Albanese ministerie van Binnenlandse Zaken zijn enkele dorpen getroffen door Joegoslavisch vuur. Drie verlaten huizen werden beschadigd. De bewoners waren eerder al vertrokken uit vrees voor Servische aanvallen.

Uit Kosovo komen berichten dat Servische strijdkrachten gisteren twintig etnische Albanezen zouden hebben doodgeschoten. Het zou gaan om leraren die voor de ogen van hun leerlingen werden geëxecuteerd. Het bericht kon niet door onafhankelijke bronnen worden bevestigd. Ook zou er een klopjacht zijn geopend op Albanese politieke leiders, onder wie de onderhandelaars die het akkoord in Parijs hebben getekend. De meesten zouden zijn ondergedoken. Volgens Servische bronnen heeft juist het Kosovo-bevrijdingsleger UCK een nieuw offensief geopend.

Albanië heeft troepen samengetrokken aan de grens met Joegoslavië. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, waarschuwde de Joegoslavische president Milosevic dat hij de huidige crisis niet mag gebruiken om het conflict verder te verspreiden in de regio. Volgens veiligheidsadviseur Berger zijn de gevechten tussen Servische strijdkrachten en Albanese separatisten in Kosovo de afgelopen dagen in hevigheid toegenomen.

Toestand Pristina
Pristina, de hoofdstad van Kosovo, lag er gisteren na een nacht van NAVO-bombardementen verdoofd en stil bij. Bewoners waren bang om naar buiten te komen en keken vanuit hun huizen naar de opstijgende rook van getroffen doelen in de verte.

De vlammen van de enorme brand, die na een inslag tijdens de eerste NAVO-actie rond middernacht ontstond bij een brandstofopslagplaats of fabriek in het zuidwesten van de stad, doofden langzaam. Dikke witte rookkolommen tekenden zich af tegen de heldere morgenlucht.

Albanese cafés, winkels en een privé-kliniek leken in de nacht te zijn aangevallen met granaten of bommen. Duidelijk was dat ze in brand hadden gestaan. Ruiten waren gesneuveld en de inventaris lag op straat.

Albanese bronnen spreken ook van aanvallen in de zuidelijke stad Djakovo en in het westelijke Pec.