Buitenland25 maart 1999

Servische leider draait Slavische broer in Oosten een lelijke loer

„Wij zijn gegijzelden van Milosevic”

Door prof. dr. Wolf Oschlies
KERPEN – Een groot gebaar, een nog groter verlies, de allergrootste frustratie. Wat de beweging van een stuurknuppel niet allemaal kan uitdrukken. Over de historische wortels en actuele missers van de Russische politiek inzake Servië.

Ruslands premier, Jevgeni Primakov, liet gisteren zijn jet halverwege boven de Atlantische Oceaan rechtsomkeert maken. Het toestel zette vervolgens direct koers naar huis. Op dat ogenblik had de ervaren politicus (en voormalige KGB-man) wellicht behoefte aan een driedubbele wodka.Ter kalmering van het eigen zenuwgestel en geweten.

Of misschien was gelijk een hele fles beter. Want in feite keerde Primakov als de hoeder van een nationale, politieke en economische puinhoop naar Moskou terug.

”Moskou wordt de gegijzelde van Milosevic”, kopte op 24 maart een commentaar in het dagblad Izvestia (Berichten). Zonder pardon legde de auteur de desastreuze achtergrond van Primakovs 'ommekeer' bloot. Zijn bittere, reële slotsom: „Rusland heeft, met uitzondering van de Serviërs, geen enkele bondgenoot. Moskou blijft gewoon zichzelf trouw.”

En verder, erger nog: Rusland heeft ook geen buitenlandse tegenpartij. Zijn acties en verklaringen worden internationaal eenvoudigweg genegeerd. Ten slotte: Primakovs huidige beleid schaadt Rusland en komt de Russische communisten van pas. Die willen immers het land door een nieuw IJzeren Gordijn van de rest van de wereld isoleren. Waarom? Om ongestoord in de schaduw van die nationale afgeslotenheid alle politieke en economische hervormingen te kunnen verijdelen.

Catharina's project
Laten we de gebeurtenissen eens op een rijtje zetten. Het doel van Primakovs lang voorbereide bezoek aan de VS was klip en klaar: een historische verbetering van Ruslands verhouding met het Westen, inclusief nieuwe miljardenkredieten van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) voor de volkomen geruïneerde Russische economie.

Van dit alles is niets gekomen. Binnen afzienbare tijd zullen IMF-dollars niet toestromen, oordeelt de Izvestia. „Het Westen verandert van een partner en bijna-bondgenoot weer in een potentiële tegenstander.” De schuld daarvoor ligt louter bij het Kremlin, vonnist de krant.

Vanwaar die aanklacht? Wel, daar laat men zich leiden door „tradities, stereotypen en ideologische mythen.” Zelfbedrog over „Slavische broederschap” en het gemeenschappelijke „orthodoxe geloof”, zaken waarvoor het Westen slechts de schouders ophaalt. De Serviër Milosevic benut ze echter als historisch gewoonterecht, zonder daar iets tegenover te stellen.

Is Rusland dus een sentimentele, goedmoedige beer? Eentje die zich opofferingsgezind door steekmuggen van de Balkan laat kwellen? De visie van de Izvestia. Maar zo is het niet. In wezen hebben wij hier van doen met de zoveelste heropvoering van historische bluf waarop Catharina de Grote sinds 21 juli 1774 het patent bezit.

Op die datum sloot de zegevierende tsarina in het Bulgaarse dorp Küçük-Kajnarca met de verslagen Osmanen een vredesverdrag. Dat akkoord kende haar naast grote terreinwinst aan de noordkust van de Zwarte Zee ook de rol van ”beschermer van de orthodoxe christenen op de Balkan” toe.

Niet dat Catharina zich voor de Balkan interesseerde. Enige elementaire kennis over de regio ontbrak ten enen male bij zowel de tsarina als haar raadgevers. In het kader van Catharina's ”Griekse project” had het verdrag echter wel degelijk betekenis. Dat project behelsde niet minder dan het herstel van het rijk van Byzantium, zij het nu onder Russische leiding, dat wil zeggen onder de regering van de Romanov-dynastie.

Met Catharina's verscheiden was het ook gedaan met het ”Griekse project”. Wat restte, was Russische onwetendheid over de Balkan. En die duurt tot de dag van vandaag voort.

Honing noch roede
Tussen Russen en de Slaven van de Balkan bestaat sinds eeuwen een fundamentele etnische affiniteit. Die manifesteert zich evenwel in niets anders dan eindeloze fricties, conflicten en ruzies. Heel in het bijzonder in de omgang met de Serviërs.

De Duitse historicus Leopold von Ranke wist dat maar al te goed toen hij in 1829 zijn boek ”De Servische revolutie” publiceerde. Toen de Serviërs in 1804 voor het eerst in opstand kwamen tegen de vreemde, Osmaanse overheersers, hoopten zij vaag op Russische hulp. Zij hadden die ook kunnen krijgen omdat de Russen en Osmanen juist weer eens militair met elkaar overhoop lagen.

Deze bijstand bleef om twee redenen uit. Ten eerste wilde Rusland de Serviërs niet ondersteunen. Zijn strijdmacht kon niet uit de voeten met de Servische guerillatactiek. In tweede instantie konden de Russen niet helpen vanwege de hopeloze onderlinge verdeeldheid in het Servische kamp. En vervolgens had Rusland thuis iedere man nodig omdat Napoleon ”Moedertje Rusland”aanviel.

Zo ging het de hele 19e eeuw door. En het werd er bepaald niet beter op. Hoe keken bijvoorbeeld de Bulgaren niet uit naar Ruslands hulp! De bijbehorende liederen zijn alle nog bekend, idem de documenten. Bulgaarse verzetsstrijders droegen bij aan de Russische overwinning op de Osmanen in 1877/1878. Na de victorie verknoeide Russische arrogantie alles.

„Wij willen van de Russen de honing noch de roede”, luidde het trotse motto van de Bulgaren. Ruim twee decennia hielden de laatsten voortaan maximale afstand tot Moskou.

Het maakt trouwens niet uit welk Balkanland je als voorbeeld neemt. Een speciale relatie of zelfs een hartelijke verhouding tussen Russen en de Balkanbewoners zal niemand vinden. Russen heetten voor de ”Donau-vorstendommen”, het latere Roemenië, uitbuiters of landrovers in het geval van het Roemeense Bessarabië, het tegenwoordige Moldova. Andere weinig vleiende bijnamen voor de Russen waren ongewenste leermeesters of meedogenloze dictators.

Tito–Stalin
Desalniettemin beklijfde de mythe van Rusland als beschermheer van de Balkan, althans in Europese kabinetten. De daaruit voortvloeiende angst bepaalde de afloop van de Eerste Wereldoorlog op de Balkan. Om Rusland, dat in 1918 zelfs niet meer bestond, verre te houden van deze regio, stemde Europa in met de fatale ”Joegoslavische” vereniging onder de centralistische Servische dynastie van Karadordevic. Uit dit staatkundige samengaan resulteerden alle latere conflicten, tot en met de burgeroorlog vanaf 1991.

Eind 1998 was het precies 50 jaar geleden dat het conflict tussen Tito en Stalin openlijk uitbrak. Een laatste demonstratie van Russische arrogantie en gevoelloosheid in Balkanzaken.

Niet alleen was Stalin Tito's partizanen op geen enkele wijze te hulp geschoten, integendeel, hij had hun voortdurend tegengewerkt. Desondanks wenste Stalin na het einde van de oorlog Tito eventjes de politieke wet voorschrijven. Toen de Joegoslavische maarschalk over sterke zenuwen bleek te beschikken en het hoofd koel hield, bracht Stalin wapens en spionnen in stelling.

Een eigen ”volksleger” en het principe van de ”territoriale verdediging” getuigen van Tito's niet aflatende waakzaamheid jegens Moskous bedoelingen. De Sovjetinterventie in Praag van 1968 contra de inheemse hervormers lag aan het ontstaan van dit territoriale defensiesysteem ten grondslag.

Dubbele negatie
Deze historische achtergrond leeft als mythe nog voort in veel Russische en Servische hoofden. Het zijn bepaald niet de knapste koppen, maar veeleer de holst klinkende hoofden. Neem Radovan Karadzic, internationaal gezocht oorlogsmisdadiger uit het Bosnisch-Servische Pale. Die liet zich in Moskou als groot ”poëet” vieren en met decoraties omhangen.

Hetzelfde geldt voor Mira Markovic, de links-radicale echtgenote van Slobodan Milosevic. De Servische radicale voorman Vojislav Seselj ging nog een stap verder. Hij sprak van een aansluiting van Servië bij Rusland. In de Russische Doema verveelt de extreem rechtse afgevaardigde Zjirinovski zijn collega's met voortdurende klaagzangen over het „lijden en bloedvergieten van het Servische broedervolk” en de noodzaak dit ogenblikkelijk te hulp te snellen.

Allemaal verschrikkelijke onzin. Het Westen nam echter ook geen notitie van serieuze Russische bedenkingen tegen de huidige tactiek van de NAVO (onder andere geen VN-mandaat voor gewapend optreden contra Servië). De Serviërs deden dat trouwens nog minder. Waarom zou Milosevic concessies doen aan het Westen? Moskou stond toch pal achter hem. Toenemende frustaties vanzelfsprekend aan Russische kant.

En dat temeer omdat Milosevic de verdenking op zich laadde zijn jongste aanvallen op Albanese dorpen in Kosovo doelbewust gelijk te laten lopen met Primakovs bezoek aan Amerika. Dan zouden de Amerikanen zeker wachten met bombarderen.

Welnu, die piekerden daar niet over. „Washington gunde het de Russische premier niet eens zijn gezicht te redden”, constateert de Izvestia. Hoe konden de Amerikanen ook anders, vervolgt het blad, indien Milosevic „niet de geringste neiging vertoont rekening te houden met de netelige positie van de ”Russische broers”. De leider van de Serviërs negeert Moskou eenvoudig.”

Hoe waar! „Primakov bevond zich tussen twee vuren.” Tussen het Westen, dat zijn besluiten niet aan de regeringschef van een tweederangs regionale macht (en meer is Rusland niet) ter feitelijke goedkeuring wenste voor te leggen, en de Serviër Milosevic, die Russische ontvankelijkheid voor mythen benutte om Ruslands hedendaagse politiek en economie duurzaam, zeg voor jaren, te verstoren.

Prof. dr. Wolf Oschlies doceert Oost-Europese geschiedenis aan de Universiteit van Giessen.