Buitenland18 maart 1999

Geen neutraliteit voor
NAVO in Kosovo

Door drs. B. Belder
BONN – Het Albanese Bevrijdingsleger van Kosova, UCK in de wandel, heeft „meer een horizontale commandostructuur.” Die observatie is afkomstig van een westerse militaire waarnemer. „Een hoffelijke omschrijving voor het feit dat het UCK in elke streek van Kosovo (Servisch, BB) er weer anders uitziet”, preciseert de Duitse Balkanexpert Jens Reuter.

En wat betekent deze uitleg concreet? Wel, de regionale commandanten van het UCK hebben zich de verticale commandostructuur, kenmerk van een functionerende militaire hiërarchie, nog niet eigen gemaakt.

Zeker, het UCK beweerde begin dit jaar het tegendeel. In een schrijven heette de commandant van de generale staf de officiële leider van de inheemse strijdmacht. Diens naam kon uit tactische overwegingen echter tot op heden niet worden prijsgegeven. Alle regionale en lokale commandanten vielen in elk geval onder het bevel van de generale staf en respecteerden zijn orders.

De wens is hierbij stellig ook een beetje de vader van de gedachte, relativeert de medewerker van het Südost-Institut in München. „Men zou graag de mythe willen scheppen van het UCK als een modern, alomtegenwoordig leger. De kern van een toekomstige nationale staat van de Albanese Kosovaren.”

Forse nederlagen leiden immer tot zelfbezinning. Zo verging het eveneens het UCK na de zware militaire klappen die het 1998 moest incasseren van Servische zijde. De guerrillabeweging sleutelde, kortom, aan haar commandostructuur. Naast het ”Opperste Hoofdkwartier” ontstond een ”Operatief Hoofdkwartier”. Het eerste houdt zich als ideologisch gezelschap meer bezig met het opstellen van communiqués. In de tweede pijler concentreren voormalige generaals van het Joegoslavische Volksleger zich uitsluitend op de problemen van de oorlogvoering.

Deze officieren staan in nauw contact met de officieuze Albanese premier van Kosovo, Bujar Bukoshi. Naar verluidt sluist laatstgenoemde de gelden door voor noodzakelijke wapenaankopen. De leden van het Operatieve Hoofdkwartier hebben doorgezet dat alleen nog hooggekwalificeerde officieren voor commandoposten van het UCK in aanmerking mogen komen.

„Het tijdperk van de „revolutionaire commandanten”, die als intellectuele bagage slechts een linksgerichte ideologie uit de era van Enver Hoxha (dé man die het naoorlogse, ijzingwekkende communistische regime in Albanië verpersoonlijkte, BB) of uit andere „glorierijke” perioden meedroegen, zou daarmee langzamerhand ten einde neigen”, voorziet dr. Reuter.

Klassiek oorlogsconcept
Zover is het evenwel nog (lang?) niet. De invloed van de zogenoemde revolutionaire commandanten duurt in menige regio van Kosovo ongebroken voort. Die omstandigheid levert een bont beeld op van het UCK.

In een aantal gebieden –denk aan de omgeving van de plaats Mitrovica in het noorden en ook aan het zuidelijker gelegen traditionele verzetsbolwerk Malisevo-Drenica– beschikken de ”revolutionairen” vooralsnog over een trouwe schare volgelingen. De professionele officieren van het Operatieve Hoofdkwartier beheersen op hun beurt onder andere het noorden van de regio Drenica alsmede het gebied tussen Malisevo en Suva Reka plus de plaatsen Junik en Decani. In de regio Podujevo in het noordoosten manifesteren zich beide UCK-kampen.

Tussen de in feite uitgerangeerde ”revolutionaire commandanten” en het Operatieve Hoofdkwartier gaapt sowieso een principiële kloof. Het Operatieve Hoofdkwartier neemt nieuwe strijders een religieuze eed af. Zij zweren daarbij dapper voor de vrijheid van Kosovo te zullen strijden. De ”revolutionaire ex-commandanten” vergen geen religieuze eed. Nieuwe rekruten leggen alleen de belofte af te vechten voor de vereniging van alle Albanese gebieden...

Vaklui schatten de numerieke sterkte van het UCK in de zomer van 1998 op circa 12.000 manschappen. De harde kern bestaat uit kleine commandogroepen, die „uitstekend zijn getraind en professioneel opereren.”

Tot op de wapenstilstandsovereenkomst van oktober 1998 vormde de kalasjnikov het voornaamste wapen van het UCK. Tel daarbij wat granaatwerpers, machinegeweren, pantservuisten en mortieren op.

Rond de jaarwisseling wijzigde zich overigens dit bewapeningsbeeld. Het UCK wist de hand te leggen op aanmerkelijk zwaarder geschut. Experts gewagen van een aanzienlijke hoeveelheid antitankraketten, luchtdoelgeschut, antivliegtuigraketten van het type Stinger en speciaal wapentuig voor scherpschutters. Diverse bronnen (evengoed Servische!) melden al met al een danige toename van de vuurkracht van het UCK.

De analist uit Beieren neemt voetstoots aan dat het UCK zijn les geleerd heeft uit een ware opeenvolging van militaire nederlagen. Het Kosovaarse Bevrijdingsleger zal derhalve nooit meer steden, regio's en belangrijke verkeersverbindingen tot „bevrijde gebieden” verklaren als dat militair niet haalbaar is. „De terugkeer naar het klassieke concept van de guerrillaoorlog scheen toch al het enige recept tegen de oppermachtige Servische tegenstander.”

Begin 1999 beheersten de Servische veiligheidstroepen de belangrijkste steden, routes en grenzen met Macedonië en Albanië in Kosovo. Het platteland was min of meer UCK-domein. In hoeverre deze algemene situatieschets totaal verouderd is, mede gelet op de jongste grootscheepse offensieven van Belgrado, valt moeilijk te beoordelen.

Interessant en wellicht tekenend voor het ondoorzichtige oorlogstoneel, is de observatie van de Balkancorrespondent van de Neue Zürcher Zeitung (zie de editie van maandag). In het uiterste zuiden van Kosovo, in het historische stadje Kacanik, dicht bij de grens met Macedonië, ontmoette hij een Russische OVSE-verificateur. De man vertelde hem dat het UCK tot voor kort in het hele grensgebied ten westen van Kacanik de lakens uitdeelde. Maar sinds het Servische offensief waren de guerrilla's 'verdwenen'.

Hoe dan? „Een andere verificateur geeft tekst en uitleg: op een dag sprak hij met een lokale UCK-commandant in uniform. De volgende dag zag hij dezelfde man op dezelfde plaats terug in burgerkleren.”

Communicerende vaten
Hoe dit ook zij, Jens Reuter acht de geschetste krachtsverhouding zonder meer in het voordeel van de Serviërs. Zij houden immers alle strategisch belangrijke punten bezet. „Desondanks zijn de Servische veiligheidseenheden niet in staat heel Kosovo aan de invloed van het UCK te onttrekken. Een absoluut niet te verwaarlozen psychologische factor.”

Van niet geringe betekenis voor de in- en externe status van het UCK was daarenboven de verkiezing van zijn „politieke directeur” Hashim Thaci (31!) tot leider van de Albanese delegatie naar de vredesbesprekingen in Rambouillet en dezer dagen in Parijs.

Beide conflictpartijen hebben een gemeenschappelijk kernprobleem bij dit overleg, analyseert Reuter: de stationering van een NAVO-vredesmacht in Kosovo. „Stemt Servië daarmee in, dan moet het op de middellange termijn voor het totale verlies van Kosovo vrezen. Arriveert zo'n vredesmacht inderdaad, dan raakt ook het UCK in een identiteitscrisis. Het UCK zou zijn rol van bevrijdingsleger verliezen. Van voortzetting van de strijd tegen de Serviërs kan in zo'n nieuwe situatie niet langer sprake zijn. Hoogstens rest het UCK omzetting in een soort politiemacht, wat met het zelfgestelde doel niets meer van doen zou hebben.”

De vraag laat zich stellen of de NAVO wel de zo gewenste rol van neutrale instantie in het Kosovo-vraagstuk kan vervullen. „UCK en Servische veiligheidskrachten in Kosovo verhouden zich tot elkaar als communicerende vaten. Verzwak je de een militair, dan versterk je automatisch de ander en wek je bij hem de hoop op de definitieve overwinning.

Conflicten van dit soort kunnen in de regel slechts door de uiteindelijke nederlaag van een van beide zijden worden beslist. Verzwak je op „evenwichtige” wijze nu eens de een en dan weer de ander, dan zou dat het conflict kunstmatig verlengen.” Stellig geen onbekend, schier onoplosbaar dilemma voor het NAVO-hoofdkwartier.