Buitenland

Nabestaanden reageren teleurgesteld

Slachtoffers Estonia
worden niet geborgen

Van onze correspondent
STOCKHOLM – Na lang getouwtrek en tegenstrijdige signalen heeft de Zweedse regering gisteren de knoop eindelijk doorgehakt en besloten de lichamen van de slachtoffers van de veerboot Estonia te laten rusten in hun zeegraf.

De Zweedse regering maakte het besluit gistermiddag bekend na overleg met de fractieleiders in het parlement. De regering gaat daarmee in tegen een advies van een speciale overheidscommissie die recent meende dat wel pogingen moesten worden ondernomen om zo veel mogelijk van de ruim 850 lichamen uit het wrak te halen.

De Estonia leed op 28 september 1994 op weg van Stockholm naar de Estlandse hoofdstad Tallinn schipbreuk: 852 passagiers en bemanningsleden vonden de dood. De ramp leidde in Zweden tot nationale vertwijfeling, die door schandalen rond omstreden onderzoeken alleen maar werd verergerd. De uiteindelijke beslissing werd zo belangrijk gevonden, dat de bekendmaking rechtstreeks op de nationale televisie werd uitgezonden.

Geruime tijd na de ramp kwam de Zweedse regering ook al –voornamelijk uit ethische overwegingen– tot het besluit om het wrak te beschouwen als de laatste rustplaats van de omgekomenen. De protesten daartegen verstomden echter nooit en dat was de reden voor de instelling van de commissie. De afgelopen weken bleek, overigens tot verrassing van velen, uit in opdracht van Zweedse kranten gehouden opiniepeilingen dat lang niet alle nabestaanden ervoor waren om de overledenen te bergen.

Identificatie
De voor de kwestie verantwoordelijke minister Mona Sahlin zei gisteren in de Rijksdag, het Zweedse parlement, dat een van de redenen om de aanbeveling van de commissie niet te volgen het verzet vanuit Estland en Finland tegen berging is geweest. Deze landen hebben net als Zweden zelf een verdrag geratificeerd dat voorziet in de bescherming van de grafrust rond het wrak. Bij de ramp zijn tevens Estlanders en Finnen omgekomen, hoewel de overgrote meerderheid van de slachtoffers de Zweedse nationaliteit had. Een andere reden is dat grote problemen bij de identificatie van de slachtoffers zouden ontstaan.

Spijtbetuiging
Sahlin erkende dat bij de gang van zaken na de ramp van regeringszijde grote fouten zijn gemaakt, onder meer ten aanzien van de begeleiding van de overlevenden en nabestaanden van de slachtoffers. De spijtbetuiging resulteert bovendien toch in een concrete beleidswijziging, ondanks het besluit om de lijken te laten waar ze zijn. Het aanvankelijke voornemen om het wrak in te kapselen in een soort betonsarcofaag wordt namelijk niet verder uitgevoerd. Concreet houdt dit in dat het al een paar jaar stilligende werk hieraan niet wordt hervat.

Bij de Estlandse vereniging van nabestaanden Momento Estonia werd instemmend gereageerd op de jongste ontwikkelingen. Heel anders was daarentegen de reactie van de Zweedse nabestaandenstichting SEA. Voorzitter Lennart Berglund was verbitterd: „Dit besluit is net zo slecht als dat van het najaar van '94, net zo slecht onderbouwd en net zo foutief. Wij beloven de nabestaanden dat we ons werk zullen voortzetten.”

Of de Zweedse discussie over de ramp nu definitief tot het verleden zal gaan behoren, is daarom hoogst onzeker.