Kosovo en de hoofdrolspelers in de provincieRIJSWIJK Bij de oorlog in Kosovo zijn in ruim 11 maanden tijd meer dan 2000 doden gevallen. Ongeveer 400.000 mensen moesten het geweld ontvluchten. Morgen begint in Rambouillet de conferentie over de toekomst van Kosovo. KOSOVO Albanezen noemen Kosovo Kosova en de Serviërs hebben het over Kosovo en Metohija (Kosovo en Oud-Servië). Dachten de Serviërs tijdens de oorlog in Bosnië en Kroatië nog over andere republieken waar Serviërs woonden, bij Kosovo denken ze aan Servië zelf. In het Servische bewustzijn vormt Kosovo onderdeel en zelfs het fundament van de natie, ofschoon er nog maar 200.000 etnische Serviërs wonen op een bevolking van 1,9 miljoen. Het grootste deel van de bewoners zijn etnische Albanezen, die af willen van de heersers in Belgrado. In 1300 leefde er volgens de Serviërs een homogene Servische bevolking. Ze herdenken jaarlijks de slag in 1389 op het Merelveld (Kosovo Polje). Daar zou de lange mars naar de onafhankelijkheid van 1878 zijn begonnen. De Serviërs leden een nederlaag op het Merelveld tegen de Ottomanen. Die heersten eeuwenlang over de Balkan. In die tijd slonk het aantal Serviërs in Kosovo. De historische claim van de Serviërs is nu slechts cultureel hard te maken. Het wemelt er van de Servisch-orthodoxe kerken en kloosters. De Serviërs heroverden Kosovo op het vermolmde Ottomaanse Rijk in 1912. Het Servische deel van de bevolking was minder dan een kwart en is sindsdien gestaag gedaald. De etnische Albanezen zien de restauratie van 1912 als bezetting, maar onder de Ottomanen hadden ze ook niets in te brengen. Belgrado regeerde Kosovo als een ondergeschikte provincie. Tito paaide de Albanezen tijdens de Tweede Wereldoorlog met de belofte dat Kosovo bij Albanië zou gaan horen, maar hij brak deze belofte. Pas in 1974 erkende de maarschalk dat Kosovo toch iets bijzonders was en hij verleende verregaande autonomie. Kosovo kreeg onder meer een eigen parlement en eigen politiemacht. Het is deze autonomie die Milosevic aan het begin van zijn loopbaan als nationalist afschafte. Hij escaleerde zo het slepende conflict. De Albanezen hebben genoeg van de Serviërs en willen niet terug naar een autonome status binnen Servië. Milosevic heeft daar ingewikkelde plannen voor bedacht. Maar de Albanezen willen onafhankelijkheid. Ze zijn wel bereid genoegen te nemen met onafhankelijkheid op termijn: een autonome status, met na bijvoorbeeld 3 jaar een referendum over onafhankelijkheid, waarvan de uitslag makkelijk is te voorspellen. Het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK) wil dat Belgrado niets meer te zeggen heeft. Kosovo zou meteen een internationaal protectoraat moeten worden tot de onafhankelijkheid. De plannen van de Contactgroep gaan ver in die richting, met dwingend internationaal toezicht op het bestuur van Kosovo. Ze voorzien internationale waarnemers met veel bevoegdheden ter voorbereiding op verkiezingen, maar ze beogen juist geen onafhankelijkheid als eindresultaat. De westerse mogendheden oefenen grote druk uit op de partijen om in Rambouillet de overeenkomst te sluiten die ze zelf aanprijzen. Die biedt substantiële autonomie. De westerse mogendheden en Rusland gruwen, net als Belgrado, van plannen die de grenzen van huidig Joegoslavië verleggen. Dit zou 200.000 Serviërs tot vluchteling maken en Albanezen in Macedonië en Serviërs in Bosnië op het lumineuze idee brengen de grenzen van hun land ook grondig te wijzigen. Bovendien heeft het Westen meer dan genoeg van de etnisch zuivere staten die overal opdoemen. Rambouillet moet ellende voorkomen, niet veroorzaken. De Contactgroep en in zekere zin de Joegoslavische leider Milosevic willen een regeling die Kosovo binnen Joegoslavië houdt, maar de Albanezen zelfbestuur geeft met veiligheidsgaranties zoals een eigen politiemacht en internationale troepen en waarnemers. De belangrijkste problemen bij de onderhandelingen vormen de radicale opstelling van zowel de naar afscheiding strevende Albanezen als de Servische autoriteiten. Er is weinig stof voor een compromis. Belgrado wil überhaupt niets weten van Kosovo als deelrepubliek. Milosevic wil in eerste instantie ook geen soort autonomie, die de Albanezen echt de macht geeft. Hij schermt daarom met voorstellen waarbij elke bevolkingsgroep een positie krijgt die feitelijk het vetorecht over het bestuur betekent. Milosevic' apartheid voorziet bijzondere statussen voor de gemeenschappen van Albanezen en Serviërs, maar ook die van minuscule groepen moslims (voornamelijk Bosniërs), slavische moslims, Turken en twee groepen zigeuners. UCK Het Bevrijdingsleger van Kosova (UCK) strijdt voor de onafhankelijkheid van Kosovo. Dat is een stap op weg naar de verwezenlijking van Groot-Albanië, dat ook delen van Macedonië, Griekenland en Montenegro omvat. De guerrillabeweging dook in 1996 op. Toen was het duidelijk geworden dat het vredesakkoord van Dayton van 1995 niets voor de etnisch Albanese Kosovaren betekende. Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Macedonië en Slovenië scheidden zich af van Servisch gedomineerd Joegoslavië, maar de Kosovaren bleven in vergetelheid achter. De lange geweldloze strijd van de politieke leider Ibrahim Rugova had gefaald volgens de Kosovaren en Albaniërs, die naar de wapens grepen. De UCK was al in 1993 opgericht door een verbitterde ex-officier die uit de Servische gelederen van de Joegoslavische strijdkrachten was gezuiverd. De splinterbeweging groeide na de teleurstelling over Dayton. Het UCK eiste voor het eerst in april 1996 de verantwoordelijkheid op voor aanslagen op Servische burgers en politiemannen. In november 1997 vertoonden zich voor het eerst geüniformeerde UCK-mannen bij de begrafenis van een door Servische veiligheidstroepen gedode leraar. De sterkte en de financiering van de UCK is duister. De beweging heeft naar schatting ruim 10.000 man onder de lichte wapenen. De UCK spreekt over 30.000 soldaten. Veel wapens zijn in Albanië gestolen. De organisatie van de UCK is streng geheim. De beweging wordt vanuit het buitenland gefinancierd, onder meer door Albanese groepen in West-Europa. Bij gevechten met de Joegoslavische strijdkrachten delven de strijders meestal het onderspit. Militair stelt het UCK nog niet veel voor, maar de middelen van de beweging groeien. Afgelopen jaar zijn modernere wapens en communicatiemiddelen aangeschaft en heeft het UCK een eigen radiozender en persbureau geopend. VEDRINE De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Hubert Védrine, is een van de initiatiefnemers van de conferentie over Kosovo in Rambouillet. De 52-jarige Védrine leidt Buitenlandse Zaken in Parijs sinds juni 1997. Hij is een carrièrediplomaat noch een politieke persoonlijkheid. Védrine werkte sinds 1981 als naaste medewerker van het staatshoofd lange tijd in de schaduw van zijn vroegere chef, president Mitterrand. Hij geldt als pragmaticus, maar wantrouwt simpele oplossingen. Védrine heeft een zeer goede verstandhouding met zijn Amerikaanse collega Albright. MILOSEVIC Slobodan 'Slobo' Milosevic heeft de macht in Servië al 10 jaar vast in handen. Het land is er alleen maar slechter op geworden. Zijn opmerkelijke gave de oppositie buiten spel te zetten houdt hem echter in het zadel. Ironisch was dat hij zijn carrière begon als nationalist en redder van de Serviërs in 1987 in Kosovo. Van zijn idee van een Groot-Servië is niets terechtgekomen. Zelfs Kosovo lijkt hem nu te ontglippen. De sober levende Milosevic werd in 1941 geboren in het suikerbietenplaatsje Pozarevac, 60 kilometer ten zuidoosten van Belgrado. Hij lijkt vooral te zijn gestimuleerd door zijn ambitieuze vrouw Mirjana Markovic, politica, warrig columniste en amateur helderziende. Het pad naar de top begon voor 'Slobo' en zijn echtgenote op de universiteit. De latere leider van de Servische communistische partij, Ivan Stambolic, was zijn mentor en kruiwagen. Stambolic zei later publiekelijk te betreuren dat hij blind was voor het kwaad in de huidige Joegoslavische president. Vier jaar nadat Joegoslavië door de dood van Tito in 1980 op zijn grondvesten had geschud, werd Milosevic hoofd van de communistische partij (CP) in de hoofdstad. Twee jaar later volgde hij Stambolic op als leider van de Servische CP, die toen president van Servië werd. De Joegoslavische federatie kraakte in zijn voegen. Toen er in 1987 problemen waren in Kosovo werd Milosevic naar de autonome provincie gestuurd. Hij maakte er, ondanks zichzelf, een publiciteitsstunt van en riep de Serviërs in Kosovo toe: Niemand zal jullie nog durven slaan! Daarmee werd hij in één klap de held van alle bedrukte Serviërs. In 1989 werd Milosevic president van Servië. Zijn nationalistische koers bespoedigde het einde van de federatie. De oorlogen werden een economische ramp en een militaire en diplomatieke nederlaag. De internationale gemeenschap deed Servië in de ban, Milosevic verwierf de bijnaam Slager van de Balkan, mede omdat zijn stromannen delen van Bosnië en Kroatië op brute wijze etnisch zuiverden. Formeel bleef Belgrado buiten spel en speelde 'Slobo' de rol van staatsman. In 1995 tekende hij de vredesakkoorden van Dayton, feitelijk een nederlaag van de Serviërs. Maar het was voor Milosevic beter de oorlog te verliezen dan de macht. Inmiddels is de mislukte nationalist teruggekeerd naar oude socialistische waarden. Die zijn belangrijk, want zijn positie stoelt vooral op de houdgreep waarin de staat de economie houdt. In 1998 werd Milosevic president van de geruïneerde federatie, als machthebber nog steeds onbetwist.
RUGOVA De leider van het geweldloze verzet tegen het Servische regime in Kosovo, Ibrahim Rugova (54), spreekt op zachte toon en draagt een zijden sjaaltje. De voormalige hoogleraar Albanese literatuur lijkt beter op zijn plaats op de Parijse Sorbonne-universiteit dan op patrouille in de ruige heuvels van Kosovo. Eind jaren tachtig werd Rugova voorzitter van de Kosovaarse schrijversbond en leider van de Democratische Liga van Kosovo (LDK), de eerste niet-communistische partij van het naoorlogse Kosovo. Rugova stippelde een politiek van geweldloosheid uit en wilde daarbij de internationale gemeenschap betrekken. De Albanezen zetten een alternatieve regering (in ballingschap) op, organiseerden hun eigen gezondheidszorg en scholen en kozen Rugova in 1992 tot president. Begin jaren negentig viel de Joegoslavische federatie. Rugova wilde geen oorlog zoals in Kroatië en Bosnië-Herzegovina. Hij bleef pacifist maar verwachtte dat ook Kosovo uiteindelijk van de Serviërs zou worden verlost. Het vredesakkoord van Dayton (1995) was een grote teleurstelling. De internationale gemeenschap beloonde Rugova's pacifisme niet. Sindsdien kampt hij met de opkomst van militante strijders, vooral die van de UCK. De meerderheid van de Kosovaren weet dat het UCK nog vele jaren en veel meer wapens nodig heeft om de Serviërs te verslaan. De geweldloze Rugova kan eerder vrede en vrijheid brengen, als hij er, bijvoorbeeld in Rambouillet, in slaagt een regeling met Belgrado te treffen. |