Buitenland

Niet-geleerde militaire
lessen in Kosovo

Door drs. B. Belder
PRISTINA – Zullen de Albanese guerrilla's opgewassen zijn tegen de Servische troepenmacht in Kosovo? „Heel moeilijk te zeggen”, reageert een kenner ter plaatse telefonisch. „Beide partijen kunnen deze militaire confrontatie mijns inziens niet winnen.”

De Servische zijde kan het Bevrijdingsleger van Kosova (UCK) niet vernietigen, stelt de zegsman. Omgekeerd is het UCK niet in staat het Joegoslavische leger en de Servische veiligheidskrachten uit Kosovo te verdrijven.

De cruciale vraag op dit ogenblik –wellicht bij het begin van de tweede grote gevechtsronde– is: Hoeveel hebben de oorlogspartijen uit de eerste grote gevechtsronde (eind februari tot medio oktober vorig jaar) geleerd?

„Het ziet ernaar uit dat Serviërs en Albanezen daar relatief weinig van hebben opgestoken”, antwoordt de onafhankelijke waarnemer meteen. „Als het UCK iets had geleerd, zou het zich vandaag juist heel rustig houden. Concentratie op een grondige training van de eigen manschappen is nú elementair. Zomer 1998 kwam dit tekort van de UCK-guerrilla's duidelijk naar voren.”

Minstens tweederde van hen had geen enkele ervaring met oorlogvoeren, licht hij toe. „Wil je de tweede gevechtsronde winnen, dan zul je daarvoor hard moeten trainen. Zeker maanden. En wanneer kun je dat beter doen dan in de wintertijd? Punt is echter dat de spanning inmiddels weer zo hoog is opgelopen dat van trainen opnieuw niet veel zal komen.”

Qua militaire uitrusting daarentegen staat het UCK er momenteel aanzienlijk beter voor dan een jaar geleden. „Toch is zij nog onvoldoende. Het Albanese verzet heeft aanzienlijk meer wapentuig nodig om de Joegoslavische armee en de speciale politie-eenheden van de Serviërs effectief het hoofd te kunnen bieden.”

Veel materieel bereikt het UCK via Kroatië. Of de regering in Zagreb rechtstreeks bij deze transacties is betrokken ofwel deze lucratieve wapenhandel oogluikend toestaat, valt moeilijk uit te maken. Van één ding is onze bron overtuigd: „Politiek gezien heeft het zin voor Zagreb. Vanuit de Kroatische optiek zou een groot militair conflict voor Belgrado in het zuiden van Servië ronduit als zeer positief worden ervaren.”

Per ezel
Al met al mag het UCK tegenwoordig niet klagen over de aanvoer van moderne wapenuitrusting. De Serviërs slagen er blijkbaar niet in alle smokkelroutes af te snijden. Tegenmaatregelen bij de grens met buurland Albanië zijn niet afdoende.

„Er bestaan inderdaad andere mogelijkheden”, informeert de insider uit Pristina. „Door Servië zelf bijvoorbeeld. Met geld kun je tenslotte heel veel bereiken. Bovendien lopen die smokkelroutes niet allemaal over land. Schepen worden evengoed ingeschakeld. De lading gaat dan eerst naar Montenegro. Met valse papieren is luchttransport trouwens ook een optie. Idem via het spoor. Er lopen twee treintrajecten naar Kosovo. Eentje vanuit het noorden, het andere vanuit het zuiden. Mogelijkheden voor wapensmokkel zijn er, kortom, vele!”

Het UCK heeft beslist goed ingekocht, weet onze gesprekspartner. „Zeer moderne wapens, die tegelijk makkelijk te transporteren zijn. Voor hun vervoer kunnen de Albanezen slim genoeg met ezels volstaan. Kostbare, zware voertuigen zijn niet nodig.”

Op dit punt steken de Albanezen de Serviërs zonder meer de loef af. „Hun strijdformaties beschikken niet over ezels, maar alleen over zware tanks. Dat gegeven beperkt natuurlijk Belgrado's militaire actieradius in Kosovo. Het UCK kan zich derhalve terugtrekken in regio's die voor Milosevic' leger bijkans ontoegankelijk zijn.

Bijkomend nadeel voor de Federale Republiek Joegoslavië is dat zij haar luchtmacht niet kan inzetten. Gevolg van een internationaal militair vliegverbod boven slagveld Kosovo. In geval van nood zal Belgrado zich overigens heus niet aan dit vliegverbod houden.”

Geen schnaps
We komen terug op de hoofdvraag: Hebben de Serviërs wel geleerd van de eerste gevechtsronde met het UCK? „Ook bitter weinig”, klinkt het direct. „Als Milosevic werkelijk vastbesloten is de groei én professionalisering van het UCK de kop in te drukken, moet hij op zijn laatst nú massief toeslaan. Met het aanrichten van een bloedbad in één dorp –vergeef me deze puur rationele afweging– schiet de Joegoslavische president militair gezien totaal niets op.”

Belgrado heeft dezer dagen maar liefst ongeveer 25.000 man onder de wapenen op het Merelveld (Kosovo polje). Daarvan behoren er 15.000 tot het Joegoslavische leger en ressorteren de resterende 10.000 onder de diverse speciale Servische politie-eenheden.

„Een bijzonder dure operatie. Zij vergt ongeveer 6 miljoen Amerikaanse dollars per dag; 25.000 man paraat is extreem hoog! Niet de normale sterkte. Die 25.000 geeft echter de stand weer van begin maart 1998, ten tijde van het eerste Servische bloedbad in Drenica. Deze troepensterkte van Belgrado weerspiegelt met andere woorden een massieve militaire opbouw.

Naar mijn mening beging de Amerikaanse diplomaat Holbrooke een kardinale fout tegenover Milosevic tijdens de onderhandelingen van oktober 1998. Holbrooke slikte uiteindelijk dat diens ongehoorde machtsconcentratie in Kosovo van 25.000 man gehandhaafd bleef. Dat had nooit mogen gebeuren. Een reductie tot vredessterkte was hier geboden geweest. Zeg tussen 8000 en 11.000 man.”

Behalve op die 25.000 man kan Milosevic daarenboven nog rekenen op de gewapende bijstand van Servische burgers in Kosovo inclusief de eventuele assistentie van ongeregelde eenheden in een crisissituatie. Denk bij de laatste aan de beruchte bendes die tevoren in Kroatië en Bosnië gruwelijk huishielden onder niet-Serviërs.

Aan de overweldigende Joegoslavische respectievelijk Servische militaire presentie kleven twee grote nadelen voor het Milosevic-regime. Naast de reeds genoemde zware financiële lasten is de slechte moraal van de in Kosovo gestationeerde troepen een niet minder groot probleem.”

Angst
„Hun verzorging is ondermaats. Deels hebben zij niets te roken. Drinken is er evenmin bij, want de Albanezen branden geen schnaps. Zijn er geen Servische dorpen of steden in de buurt, dan kunnen de manschappen er zelf niets bijkopen. Angst weerhoudt hun familieleden ervan tijdens de weekwisseling iets extra's te komen brengen.”

Op grond van deze gedrukte stemming binnen de eigen gelederen kan de tweede gevechtsronde met het UCK dus niet snel genoeg aanvangen voor Belgrado. Het tegendeel is waar voor de Albanese guerrilla's. „Beide oorlogspartijen vervallen tot op heden evenwel in dezelfde fouten van de eerste gevechtsronde.”