President laat Serviërs opdraaien voor oorlog in Kosovo
Hoe 'Slobo' Milosevic zijn volk uitbuitDoor prof. dr. Wolf Oschliess BELGRADO Serbien muß sterbien! Servië moet sterven. Een Weense leus, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog. De afloop is bekend: Servië overleefde zelfs twee wereldoorlogen in deze eeuw. Sterker nog, Servië fungeerde telkens weer als de motor van nieuwe Zuid-Slavische eenheidspogingen. Pas nu schijnt Servië echt op instorten te staan. Precies in het tiende jaar van Slobodan Milosevic' heerschappij. Diens antibureaucratische revolutie heeft het land oorlogen, handelsembargo's, economische verwoesting en verpaupering gebracht. Schijnbaar hield Servië zich buiten de vroegere strijd in Kroatië en Bosnië. De Bondsrepubliek Joegoslavië, in april 1992 uit Servië en Montenegro gevormd, stuurde weliswaar vrijwilligers, wapens en geld, maar nam officieel niet aan de gevechten deel. Met de gewelddadige toespitsing van het Kosovo-conflict veranderde dat. Belgrado trad met naar schatting 40.000 zwaargewapende politiekrachten tegen de Albanezen in Kosovo op. De laatsten hadden met hun terroristische Bevrijdingsleger van Kosovo (UCK) immers de aanval geopend. Tot eind november vergden deze Servisch-Albanese vijandelijkheden ten minste 2200 doden. De kosten voor het Servische departement van binnenlandse zaken waren intussen niet gering. Naar verluidt bedroegen zij officieel 3,27 miljard dinar ofwel 545 miljoen D-mark. De werkelijke oorlogsuitgaven moeten evenwel veel hoger liggen. Om die extra lasten te dekken, lanceerde Belgrado begin oktober de Wet ter financiering van buitengewone kosten van de landsverdediging. Een overheidsmaatregel die de belastingdruk met 4 procent opdreef en het inflatiecijfer met 2,5 procent verhoogde. Medio november stak de Servische fiscus andermaal zijn hand uit. Een toeslag van 20 tot 300 procent op huishoudelijke artikelen en openbare diensten. Heffingen die de oorlogskas met 5 miljard dinar dienden te spekken. Het regime dat al vier jaar geleden zijn burgers eventjes van 6 miljard Duitse marken aan deviezentegoeden beroofde, verwacht Servische huishoudens nog eens 5 miljard D-mark afhandig te maken. 'Privatisering' Hoe erg deze jongste belastingen ook zijn, het sociaal-economisch verval van Servië duurt reeds langer en is nog zwaarder. Sinds jaren dalen productie en buitenlandse handel, stijgen inflatie en werkloosheid. De hoop op marktgerichte hervormingen en privatiseringen is vervlogen. Wie oorlog voert, die financiert de strijd het beste met een staatsindustrie. Van de voorgenomen 7000 bedrijfsprivatiseringen zijn er tot op heden 105 gerealiseerd. Die 105 stonden op een speciale lijst van de regering van Servië. Verdienstelijke partijgangers van het regime-Milosevic gingen ermee strijken, vanzelfsprekend niet tegen de marktwaarde. Buitenlandse gegadigden werden zorgvuldig op afstand gehouden. De werknemers schoten er niets mee op. Je reinste corruptiepraktijken. Vier jaar terug toonde sociologe Aleksandra Poarac uit Belgrado aan dat meer dan 80 procent van alle Serviërs op of onder de armoedegrens leefde. Deze zomer bleek dit cijfer volgens haar berekeningen notabene opgelopen tot 95 procent. Let wel, Poarac legde westerse criteria aan voor de armoedegrens. Hanteer je de veel lagere Joegoslavische maatstaven, dan leven vandaag 6.186.268 personen onder het bestaansminimum. Aleksandra Poarac heeft ook aan het verzamelwerk Sociaal beleid tijdens de overgang meegewerkt, een publicatie die het Centrum voor alternatief onderzoek juist deze herfst uitbracht. Lectuur voor lezers met sterke zenuwen, want het boek beschrijft groeiende sociale problemen, vooral verarming, werkloosheid, sociale dreiging, negatieve bevolkingsprocessen, toename van ziekten, teruggang van levenskwaliteit en levensverwachting, versterking van sociaal afwijkend gedrag en criminaliteit. Problemen die niet alleen niet worden opgelost of binnen het sociaal beleid worden onderkend, maar die zich opstapelen en verergeren. Problemen die zich tegelijk opstapelen en verergeren... Ter illustratie een concreet voorbeeld. In 1989 hadden in Servië 2,8 miljoen mensen werk. Dat aantal was in 1997 naar 2,3 miljoen gezakt. Een verlies dus van 500.000 arbeidsplaatsen. In ongeveer dezelfde tijdsspanne steeg het aantal werklozen van 607.000 naar 835.000 (mei 1998). In procenten uitgedrukt, is dat van 17,9 naar 26,7. Welnu, bij deze toename van het werkloosheidsprobleem voegt zich het element van de verergering, de verdieping van dit maatschappelijke euvel. Want bij de echte werklozen moeten we eenzelfde aantal mensen optellen die in naam op een loonlijst staan, maar in werkelijkheid met gedwongen verlof zijn gestuurd en derhalve inkomsten derven. In 1997 betrof dat 47 procent van alle werknemers in staatsdienst. Naar schatting kampt Servië vandaag met een verborgen werkloosheid van circa één miljoen burgers. 350.000 vertrekkers Een elementaire vraag is ook: Hoe komen Servische gezinnen onder zulke omstandigheden nog rond? Neem een gezin van vier personen. In oktober had dat voor zijn onmisbare levensbehoeften 2316,19 dinar nodig. Het gemiddelde maandelijkse inkomen ligt evenwel op slechts 1178 dinar. De huidige inkomens doen duidelijk onder voor die van de late jaren tachtig, namelijk 70 procent. En de situatie verslechtert. Ondanks de jongste devaluatie van de nationale munt, de dinar, met 25 procent, zal de inflatie dit jaar 52 procent bedragen. Voor 1999 wordt alvast in Belgrado gerekend met een hollende inflatie. Van de in totaal 74.000 ondernemingen in Servië zijn er rond 23.000 bankroet. Die kunnen echter vanwege een gebrek aan vakmensen niet worden geliquideerd. Nog enige rampcijfers: de totale economische verliezen van het tweede halfjaar van 1998 zullen dubbel zo hoog zijn als die van het hele jaar 1996 én de maandelijkse exportinkomsten zijn in vergelijking met die van 1990 tot eenzesde ingekrompen. Logisch dat buitenlandse investeerders (bijkans) volledig verstek laten gaan. Van internationale kredieten kan evenmin sprake zijn zolang de Bondsrepubliek Joegoslavië (als enige opvolgingsstaat van de vroegere Joegoslavische Federatie) haar positie tegenover mondiale geldschieters als het Internationaal Monetaire Fonds (IMF) en de Wereldbank niet duidelijk heeft gemaakt. Ondanks een massieve terugloop van de importen beliep het tekort op de Servische handelsbalans voor de eerste maanden van dit jaar nog altijd 1,5 miljard dollar. Nogmaals: Hoe leef je onder zulke omstandigheden? Het geboorteoverschot is, met uitzondering van Kosovo, ronduit negatief. Het sterftecijfer daarentegen stijgt. Van de Servische bevolking is 12,2 procent 60 jaar of ouder. Het land telt bijna 1,2 miljoen bejaarden. Aan hen is de staat inmiddels vijf maanden pensioen schuldig. Uitbetaling zou de staatskas praktisch meteen uitputten. Wie kan, die vlucht weg uit Servië. Tot dusverre zijn plusminus 350.000 mensen weggetrokken. Doorgaans hooggekwalificeerde burgers. Een normaal leven lijkt nauwelijks nog mogelijk. Onderzoek wees uit dat eenderde van alle voedingsmiddelen en min of meer de helft van het drinkwater gevaarlijk is voor de volksgezondheid. De gevolgen zijn evident. Een schrikbarende stijging van ziektes en daardoor ook van de algemene mortaliteit. Tot 1990 daalde het Servische sterftecijfer juist. Ernstig is evenzeer de vlucht die de criminaliteit nam. Dat geldt met name voor de zware misdaad. Steeds meer mensen voelen zich niet meer opgewassen tegen de ellende van alledag en plegen zelfmoord, vooral Serviërs boven de 55. Boeren Apathie maakt zich breed onder de Serviërs. Iedereen heeft hulp nodig en niemand weet waar die vandaan moet komen. Publieke onrust valt niet te vrezen. Servische regimes sidderen traditioneel pas wanneer de boeren in opstand komen. Aan die voorwaarde heeft het bewind van Slobodan Milosevic intussen meer dan voldaan door een verdubbeling van de prijzen voor brand- en kunstmeststoffen. Servië heeft 10 miljoen inwoners. De vruchtbare provincie Vojvodina in het noorden zou alleen al 20 miljoen mensen kunnen voeden. Maar het heeft er alle schijn van dat het regime-Milosevic het grootste Slavische volk van Zuidoost-Europa ten gronde richt. Prof. dr. Wolf Oschliess is Balkanspecialist en doceert aan de Universiteit van Giessen. |