Buitenland

Zie ook: Pronk: Uitkomst van klimaattop is goed noch slecht

Topconferentie Buenos Aires biedt weinig hulp

Klimaatverandering
is niet bij te houden

Door J. Reijnoudt
BUENOS AIRES – Al zijn de ambtenaren nog zo snel, de klimaatverandering achterhaalt hen wel. Dat is zeker. Tot overmaat van ramp opereerden delegaties uit ongeveer 180 landen de afgelopen veertien dagen op de wereldklimaattop in Buenos Aires helemaal niet snel. Er zijn daar nauwelijks besluiten genomen om iets tegen de dreigende klimaatverandering te doen. Voor de vele duizenden doden in Midden-Amerika hielden de ambtenaren één minuut stilte. Dat was alles. Voor het echte werk is niet meer dan een werklijst gemaakt.

Er is in Argentinië niets afgesproken om de verdere opwarming van de aardse atmosfeer aan banden te leggen, terwijl klimaatonderzoekers er al jaren voor waarschuwen dat hogere temperaturen de kansen op verwoestende orkanen, massale overstromingen en grote droogten alleen maar doen toenemen.

Was er vorig jaar op de klimaattop van Kyoto sprake van een historisch akkoord, Buenos Aires kan de boeken in als bedroevende tegenvaller. In december '97 viel op de top in Japan voor het eerst in de geschiedenis een besluit om de uitstoot van broeikasgassen in industrielanden te beperken. Die beslissing viel na dagen en nachten van moeizaam onderhandelen en toen het akkoord er eenmaal lag, was er beslist nog geen overeenstemming over de manier waarop landen aan de afgesproken verplichtingen zouden mogen voldoen.

Welke technieken mag een land allemaal gebruiken om de uitstoot van broeikasgassen omlaag te krijgen, dat stond aan het slot van Kyoto al op de agenda voor Buenos Aires. Maar in Argentinië is niet meer overeengekomen dan een “werkagenda” voor de periode naar de volgende klimaattop in het jaar 2000. Er is in de afgelopen veertien dagen geen enkel besluit genomen om in de periode tot die conferentie ook maar één gram minder kooldioxide in de lucht te brengen.

Pijn
Op weg naar een klimaatakkoord zijn het zeker niet de arme landen die dwarsliggen. Zij voelen de pijn van een ander weerpatroon of klimaatschommeling het hardst, omdat ze nauwelijks geld hebben om zich ertegen te beschermen. „Wij kunnen onze dijken nog versterken”, zo verwoordde minister Pronk dat in Buenos Aires tegenover de rest van de wereld.

De afgevaardigde van de staat Naura, een eilandje in de Stille Oceaan, vertegenwoordigde op de klimaattop slechts 10.000 inwoners en een grondgebied nog kleiner dan Texel, maar hij had wel grotere problemen aan te kaarten dan de delegatieleider van de Verenigde Staten. „Wij op de kleine eilandstaten in de Pacific zijn ons al goed bewust van de effecten die klimaatveranderingen kunnen hebben”, zei hij. „In mijn land was het weer altijd goed voorspelbaar, maar het lijkt nu door allerlei toevallige omstandigheden te veranderen. Alles staat op zijn kop, er is geen regen als het zou moeten regenen; hogere golven komen steeds verder landinwaarts; er is geen vis meer in de ons omringende zee; gewassen gaan dood. Deze dingen gebeuren nu in Naura en andere eilandstaten”, aldus de woordvoerder.

Hij belde dagelijks vanuit Buenos Aires naar huis om te vragen of het al regende. De vice-president van de federatie van Micronesië legt nog meer de schuld bij de westerse landen. „Grote staten zien klimaatverandering als een zaak van winst en verlies. Ze denken in procenten en dollars, maar voor de kleine eilandstaten is het een kwestie van overleven”.

De inwoners van die landen hebben in de strijd tegen de vervuiling door de rijke industrielanden de directeur van de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) aan hun kant. „We hoeven geen zekerheid over het feit of een beetje meer broeikasgas nu wel of geen klimaatverandering tot gevolg heeft. Het is een wetenschappelijk bewezen feit dat tropische wervelstormen alleen kunnen ontstaan boven zeewater met een temperatuur van ten minste 26 graden Celsius. Wij constateren dat de temperatuur van het oceaanwater in de tropen inderdaad toeneemt. Op 25 september registreerden we de achtste hurricane van dit jaar boven de Atlantische Oceaan. Dat is in de laatste honderd jaar nog niet eerder voorgekomen”.

Struikelblok
De drie grote partijen in de klimaatonderhandelingen, de Verenigde Staten, de Europese Unie en de ontwikkelingslanden, zien ieder op hun eigen manier voetangels en klemmen bij de in Kyoto voorgestelde manieren om de CO2-uitstoot te beperken. Een belangrijk struikelblok in de onderhandelingen zijn de zogenaamde flexibele instrumenten. Daarbij gaat het om handel in emissies, gezamenlijke implementatie en de schone ontwikkelingsmechanismen.

Bij handel in emissies kunnen landen die minder broeikasgassen uitstoten dan ze volgens het verdrag van Kyoto mogen, dat overschot verkopen aan staten die niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. IJsland bijvoorbeeld, met veel schone energie uit warmwaterbronnen, houdt makkelijk wat vervuilingsrechten over. Een land als Rusland zal, vanwege de stagnerende economische ontwikkeling, ook een flink quotum in de aanbieding kunnen doen. De koper, bijvoorbeeld de Verenigde Staten, krijgt daarmee een soort aflaat.

Een andere aflaatmogelijkheid is gezamenlijke implementatie. Daarbij kunnen staten die in eigen huis de vervuiling onvoldoende willen aanpakken, projecten opzetten in andere landen waar makkelijker een beperking valt te realiseren. Gezamenlijke implementatie mag volgens het akkoord van Kyoto alleen plaatshebben tussen twee geïndustrialiseerde landen. Bij het derde punt, schone ontwikkelingsmechanismen, gaat het juist om projecten die een westers land opzet in een derdewereldland.

Vooral de VS worden er door Europa en de ontwikkelingslanden van verdacht dat ze de grootste beperking in de uitstoot van broeikasgassen willen binnenhalen met het pakket van flexibele instrumenten. De Amerikanen willen daar onbeperkt gebruik van kunnen maken, dan hoeven ze voor hun energieverbruik niet op rantsoen.

Het mag volgens de Europeanen en de ontwikkelingslanden echter niet zo zijn dat een land thuis weinig of niets doet en toch de doelstelling van Kyoto haalt. De Amerikanen willen daarin juist heel soepel zijn. Ze zeggen een bepaald plafond voor de flexibele instrumenten nooit te zullen accepteren, terwijl Europa, met Nederland en minister Pronk voorop, daar wel voorstander van is.

Ten slotte willen de ontwikkelingslanden dat het rijke deel van de wereld eerst maar eens het goede voorbeeld geeft. De Europese Unie billijkt dat standpunt, maar de VS denken daar anders over. De Amerikanen dringen, ook in Buenos Aires, voortdurend aan op een „vrijwillige, betekenisvolle bijdrage” van de arme landen. De Amerikanen hebben duidelijk gemaakt dat dit voor hen een voorwaarde is om ooit het verdrag van Kyoto te ratificeren.

Hypocriet
Dat de derde wereld daar moeite mee heeft, is begrijpelijk. Het is nog steeds zo dat een klein, rijk deel van de wereld zorgt voor het overgrote deel van de vervuiling. Daarom is het een moedige daad, en ook een tactische zet van Argentinië om als ontwikkelingsland op deze klimaattop op vrijwillige basis verplichtingen aan te gaan. Als meer ontwikkelingslanden dat goede voorbeeld volgen, hebben de Verenigde Staten op de volgende klimaattop een belangrijk argument minder in handen om het verdrag van Kyoto niet te ratificeren.

De les van Kyoto was dat het uiterst moeilijk is om over de beperking van de uitstoot van broeikasgassen een mondiaal akkoord te bereiken. De les van Buenos Aires moet zijn dat er tussen twee conferenties veel werk valt te doen om te voorkomen dat op een volgende top nauwelijks meer tot stand te brengen valt dan een werklijst op weg naar weer een volgende top.

Voor Nederland geldt dat de tijd dringt. Het protocol van Kyoto schrijft voor ons land een vermindering van broeikasgassen met 6 procent voor; te halen in 2010, ten opzichte van 1990. Inmiddels loopt het percentage alleen maar op: de stand is nu plus 7. Het is ook hypocriet om op een topconferentie tegen de VS te zeggen dat ze niet te veel aflaten in het buitenland mogen kopen, maar eerst thuis hun energieverspilling aan banden moeten leggen, terwijl in Nederland de uitstoot nauwelijks te beteugelen is.

Nog hypocrieter zou zijn dat de wereld op de volgende klimaattop opnieuw een minuut stilte in acht neemt en weer verder discussieert over procenten en dollars. Om dat te voorkomen dienen politici klimaatverandering op de agenda díé plaats te geven die het onderwerp noodgedwongen moet hebben.