Buitenland

Zoon president opperde zelfs opblazen Saudische olievelden

Uday een graadje erger dan Saddam

Door drs. B. Belder
LONDEN – „Voor Uday is Irak een melkkoe. Hij leidt er een zeer bevoorrecht bestaan. Wat hij begeert, neemt hij. Evenals zijn vader beschouwt hij de Irakezen als niet meer dan slaven”. Een nieuw ooggetuigerelaas uit de “Republiek van de Angst”.

Tegenover het Arabische dagblad “Al Hayat” deed een politiek interessante Iraakse overloper, niemand minder dan een naaste vertrouweling van Saddams oudste zoon, een boekje open over de voorziene opvolger van de tiran aan de Tigris. Deze Abbas al-Janabi is overigens zeker niet de eerste die ons informeert over de handel en wandel van de gevreesde Uday. Diens dubbelganger, Latif Yahia, publiceerde bijvoorbeeld in 1994 het boek “Ik was Saddams zoon”.

„Ik zie foto's van kinderen die sterven van de honger”, vervolgt Abbas al-Janabi. „Heeft ook maar één lid van de presidentiële familie geleden onder het VN-embargo of is er één gestorven? Vandaag de dag leven Irakezen onder bruggen. Burgers met een uitstekende opleiding verkopen hun boeken voor voedsel. Elke individuele Irakees wil het land wel uit om aan eten te komen. Uday daarentegen wordt niet moe te zeggen: De Irakezen waren een uitgehongerd volk en wij voedden het”.

Exact dezelfde leugenachtige zienswijze houdt vader Saddam erop na. In juni 1990 bestond die het tegenover een Amerikaanse verslaggeefster te beweren: „Ik ben in elk glas melk dat een Irakees kind drinkt”.

Irak-expert Laurie Mylroie licht deze cryptische woorden toe: „Blijkbaar bedoelde hij daarmee te zeggen de vader van het moderne Irak te zijn, verantwoordelijk voor 's lands ontwikkeling. Indien Irakezen iets goeds genoten, dan was dat louter dankzij hem. Deze denkwijze bereidt de weg voor de buitengewone wreedheid en ongeremdheid van het regime. Als de Irakezen iets bezitten, zelfs het leven zelf, danken zij dat aan Saddam, Uday en consorten. Raken zij het weer kwijt, dan komt dat door Saddam, Uday, die het hun tenslotte ook schonk”.

Die mentaliteit wortelt diep bij dit oosterse schrikbewind. Ter illustratie de houding van een van zijn vertegenwoordigers aan de vooravond van de Tweede Golfoorlog van begin 1991. Eind 1990 ontmoette een Egyptische academicus een vroegere Iraakse studiegenoot en persoonlijke vriend, Sadun Hammadi. De laatste bekleedde de positie van voorzitter van de Iraakse Nationale Vergadering. De Egyptenaar waarschuwde de Irakees voor de komende oorlog wanneer Bagdad zich niet terugtrok uit buurland Koeweit. Hammadi repliceerde dat zijn land 8 miljoen inwoners telde toen de Ba'thpartij aan de macht kwam in 1968. Sindsdien was Iraks bevolking met 9 miljoen zielen gegroeid. Het nationale leiderschap was derhalve bereid die 9 miljoen desnoods op te offeren, vertelde Hammadi zonder enige terughoudendheid.

Gehate halfbroer
Welk beeld schetst Abbas al-Janabi van zijn voormalige werkgever en folteraar (!) Uday? Niet minder dan veertien jaar was hij nauw betrokken bij diens criminele en sadistische activiteiten. Is Uday soms een kopie van Saddam? Onder het motto: Zo de vader, zo de zoon?

„Deels”, vindt al-Janabi. „Saddam concentreerde zich in het begin van zijn politieke carrière op de journalistiek. Een middel om de publieke opinie te controleren. Het fenomeen Uday staat geheel in deze traditie. Saddam wil op dit ogenblik eerst binnenshuis orde op zaken stellen. Zodra hij dat karwei heeft geklaard, onderneemt hij weer stappen buiten de deur. Wie zou Saddams interne publiciteitscampagne beter kunnen leiden dan Uday?”

Ondertussen bezorgt zoonlief de president nogal wat hoofdbrekens. Uday toonde en toont zich een agressief tegenstander van de tweede echtverbintenis van Saddam met Samira Shahbandar. Zo doodde hij Saddams lijfwacht en voedselproever Kamel Hanna Juju, die in dit huwelijk als bemiddelaar was opgetreden. Die moord –Uday sloeg Kamel de schedel in– gebeurde notabene in het openbaar, tijdens een officiële ontvangst voor de vrouw van de Egyptische president Hosni Moebarak.

Uday, zelf nakomeling uit Saddams eerste huwelijk met Sajida Tulfah, kan zijn halfbroer Ali niet zien of luchten. „Saddam heeft één zoon, Ali, bij Samira Shahbandar”, bevestigt al-Janabi. „Een jongen van dertien. Hij zit in het bestuur van een atletiekclub. Zijn vader legt hem in de watten, inclusief tal van bedienden en lijfwachten. Uday zorgt er echter voor dat de pers totaal geen aandacht aan Ali besteedt. Hij gunt Ali geen publieke rol. Uday haat Ali. Hij kan zijn bloedeigen broer Qusay niet eens verdragen, laat staan Ali”.

Auto's en vrouwen domineren het dagelijkse leven van de volgens Abbas al-Janabi „complexe persoonlijkheid Uday”. „Dat zijn geen geruchten. Die verhalen kloppen precies. Uday bezit een groot aantal wagens. Hij stal zo'n 160 auto's in Koeweit. Je kunt me geloven of niet, maar het wagenpark van Uday telt 1300 peperdure voertuigen. Rolls-Royces, Porsches, Ferrari's, Range Rovers, Lincolns”.

Kidnapping en verkrachting van vrouwen kwam Uday in 1996 op een moordaanslag te staan. De reden waarom hij zich tot op heden niet zonder krukken kan voortbewegen.

Drie fouten
Saillant detail in het gesprek met al-Janabi is diens weergave van een veelzeggend politiek meningsverschil tussen Saddam Hoessein en Uday. Saillant in het licht van de nieuwe crisis tussen Irak en de VN. Veelzeggend omdat Uday zich in deze passage ontpopt als een gevaarlijker, meedogenlozer en vooral destructiever tegenstander van de westerse wereld dan de opperste despoot himself.

„Naar de opvatting van Uday beging zijn vader drie fouten ten tijde van de invasie van Koeweit en de Golfoorlog. Ten eerste dwaalde hij door de gijzelaars –wij noemden ze ''onze gasten”– vrij te laten. In de tweede plaats had Saddam nooit die massieve troepenconcentratie van geallieerde zijde in Centraal-Saudi-Arabië mogen toestaan. Hij had toentertijd voor de directe aanval moeten kiezen tijdens die militaire opbouw van zijn tegenstanders. Ten derde had Saddam de oostelijke provincies van Saudi-Arabië moeten veroveren, met inbegrip van de olie-installaties. Een ideaal pressiemiddel in zijn hand. Stel dat de VS Irak dreigden aan te vallen, dan kon Saddam terugdreigen met het finaal opblazen van die olievelden. Ik heb Uday deze uitspraken zelf horen doen”.

Bij de tijdelijke Iraakse bezetting van Koeweit leefde Uday in elk geval zijn ongeremde hebzucht uit. „Ik bezit een rapport over alles wat Uday daar wegnam”, onthult Abbas al-Janabi. „Drukpersen, auto's, kleding, tapijten, meubilair, kroonluchters, een complete vloot Volvo's, goud en juwelen. Hij piekerde er niet over deze goederen ooit terug te geven. Een deel van die buit verkocht hij. De drukpers van het leger van Koeweit, gloednieuw, deed Uday bijvoorbeeld van de hand aan een Iraakse zakenman”.

Innerlijke Iraakse politieke tegenstrijdigheid: geloven we de vluchteling annex balling al-Janabi op zijn woord, dan is „Uday de grootste profiteur” van de na de Golfoorlog opgelegde VN-sancties. Een smokkelaar in het groot! Desalniettemin fulmineert het regime in Bagdad onafgebroken tegen de handhaving van het embargo. Zeker niet terwille van de onmiskenbare nood van het eigen volk.