Buitenland

Kosovaren in angstige spanning over eventueel NAVO-ingrijpen

„Iedereen wacht op D-Day”

Door Anne Thompson (AP)
PRISTINA – Toen vorige maand de gevechten uitbraken, staakte ze haar cafebézoek. Ze zat avond aan avond thuis bij haar ouders. Te verdrietig, te gedeprimeerd. Nu de NAVO dreigt met luchtaanvallen op de Serviërs is Jehona weer elke avond in het café te vinden. Drinken met haar vrienden – nerveus, maar ook opgewonden. Eindelijk zal er dan misschien een eind aan komen.

Cafés vormen het sociale hart van Pristina, de hoofdstad van Kosovo. Zoals alles in de Servische provincie zijn zij gesegregeerd: er zijn Servische cafés en er zijn Albanese gelegenheden. En dezer dagen zijn de Albanese cafés vol met jonge mensen zoals Jehona. Ze komen niet zozeer om feest te vieren als wel om stoom af te blazen; hun zenuwen sussen bij het wachten op wat komen gaat.

„Iedereen gaat uit”, zegt Jehona (25). Haar bruine ogen glanzen terwijl zij een sigaret opsteekt en op haar bier wacht. „Het is raar! Misschien drinken ze om te vergeten, of gaan ze uit om vrienden te ontmoeten. Iedereen wacht op D-Day. Vanavond kan de laatste avond zijn.” De jongeren hopen dat de NAVO president Sobodan Milosevic zal kunnen pressen Kosovo onafhankelijkheid te geven. En als de NAVO bommen gaat gooien, hopen ze dat de Serviërs hen niet op straat zullen aanvallen, zoals ze hebben aangekondigd.

Balkantraditie
De Servische cafe-eigenaar Predrag Ilic vouwt een zwartleren portefeuille open, haalt er een pistool uit en legt het op de chroomgerande bar. Zeker, hij heeft Albanese buren. Zo veel Serviërs in Pristina hebben dat. Nogal wiedes, want van 200.000 Serviërs in Kosovo wonen er 60.000 in Pristina. De twee groepen wonen boven op elkaar in de drukke, steile straatjes van de hoofdstad. Maar daarbinnen leven de twee groepen strikt gescheiden. Aparte cafés, aparte winkels, aparte scholen, zelfs aparte taxidiensten hebben de Serviërs en Albanezen.

Wat zou er gebeuren als er een Albanees, zelfs een van zijn buren, het café van Ilic binnenstapte? Hij haalt zijn vinger langs zijn keel. „Albanezen vinden mij aardig”, zegt hij. „Maar ik wil ze allemaal doden”. Hoewel er in Kosovo negenmaal zoveel etnische Albanezen wonen als Serviërs, zijn de laatsten naar Balkantraditie vaak tot de tanden bewapend. En ze aarzelen niet om hun wapens te gebruiken. Bruiloften, verkiezingen, zelfs overwinningen op sportief terrein worden opgeluisterd met schoten die vanuit appartementen en auto's worden afgevuurd. En dat zijn dan de vréúgdevolle gelegenheden.

Als de NAVO de Serviërs aanvalt –daar doen de Serviërs niet geheimzinnig over– zullen zij met hun wapens de straat op gaan om onmiddellijk wraak te nemen. De Servische accountant Miso Perovic, die gekleed in spijkerbroek een avondje in het café doorbrengt, reageert als het gesprek op de NAVO komt: „Ik heb vier geweren”, zegt hij. „Wat er ook gebeurt, ik ga er onmiddellijk op uit om de eerste Albanees te doden die ik tegenkom”.

Een 30-jarige Servische agent die naast hem zit heeft zijn antwoord al net zo klaar. „Mijn grootvader heeft in 1944 Amerikaanse piloten gered”, zegt de agent, „Ik ga de eerste Amerikaanse piloot die ik te pakken krijg doodmaken”.

Diplomaten
De Albanezen zijn niet de enigen die zich zorgen maken. Buitenlanders vormen ook een doelwit van Servische woede en hun situatie wordt met de dag precairder. Diplomaten en humanitaire organisaties hebben al dagen geleden hun spullen gepakt om snel te kunnen vertrekken. Velen zijn al gegaan. Gisteren vertrokken Amerikaanse, Russische en Europese waarnemers die de ontwikkelingen in Kosovo in de gaten hebben gehouden vanuit het naburige Macedonië.

Een van de voornaamse doelwitten van Servische woede is het Grand Hotel, waar journalisten uit verschillende NAVO-landen huizen. Elke avond komen er bij het hotel dronken figuren rondhangen die de journalisten uitschelden en dreigen hen te doden en hun auto's in elkaar te stampen. Ze worden na verloop van tijd weggejaagd door leden van de Servische politie die in het hotel zijn gestationeerd om een oogje op de buitenlanders te houden. Een Nederlandse journalist heeft zijn blonde haar zwart geverfd om op straat minder op te vallen.

De sfeer in Kosovo was al vijandig voordat Milosevic de provincie in 1989 haar autonome status afpakte en de etnische Albanezen voor het eerst over onafhankelijkheid begonnen te praten. Maar sindsdien zijn de Albanese en Servische gemeenschappen steeds verder uiteengedreven en is de woede almaar gegroeid, tot het dit jaar uitliep op openlijke oorlog. En de dreigementen van de NAVO hebben het verdeelde Kosovo op een breekpunt gebracht. „Voorheen waren we gemengd”, zegt een 46-jarige Servische lerares, die anoniem wil blijven, hoofdschuddend. „Maar na dit alles weet ik niet of we ooit nog samen kunnen zijn”.

In de binnenlanden, waar honderden Kosovaarse Albanezen zijn gedood in de afgelopen maanden en honderdduizenden hun huizen hebben moeten ontvluchten, is de angst voelbaar. Hoewel veel van de vluchtelingen NAVO-luchtaanvallen zouden verwelkomen, zijn ze bang dat Servische politie-eenheden hun wraak op hen zullen richten.

Sommigen denken bovendien dat de NAVO het verkeerde doelwit kiest voor haar acties. Ljubisa, een ambtenaar uit Pec, zegt: „Ik heb een hekel aan Amerikanen. Als zij iets tegen Slobo hebben, waarom schieten ze dan niet gewoon hém dood? Ik heb drie kleine kinderen en ik heb niemand iets misdaan”.

Jasna zegt: „Ik heb tegen mijn man gezegd dat ik zodra ze gaan bombarderen, met de kinderen naar Servië zal vluchten. Maar daarna zal ik hier in Kosovo terugkeren en zal ik het de Albanezen betaald zetten”.

De laatste Amerikaanse, Russische en EU-diplomaten van de Diplomatieke Observatie Missie in Kosovo, die in juli naar de Servische provincie werd gestuurd op instigatie van de Russische president Boris Jeltsin, hebben zich gisteren uit de voeten gemaakt en een veilig heenkomen gezocht in Macedonië. Het personeel van de Britse, Duitse en Deense ambassades is vertrokken naar het Hongaarse Boedapest. De Amerikaanse ambassade werkt nog slechts met de kleinst mogelijke bezetting.