Buitenland

Militante UCK-commandant „erg goed in het jagen op Serviërs”

De “Leeuw van Kosovo”
weet van geen wijken

Door Anne Thompson
PRIZREN – Het is opnieuw een smoorhete dag in Kosovo. In de verte doemen groene heuvels op en in het dal staan de maïsstengels roerloos in de hitte. Plotseling komt er een zwarte Mercedes de bocht door scheuren en blokkeert hij een naderende auto. Vier mannen, gekleed in camouflagepak en zwaaiend met kalasjnikov-geweren, springen uit het voertuig. Op hun groene baretten prijkt het zwarte insigne met de arend van het Kosovo Bevrijdingsleger (UCK).

Iedere dag verkent de “Leeuw van Kosovo” met zijn mannen een stuk weg van zo'n 20 kilometer, op zoek naar Servische aanvallers. De bezoekers zijn hem deze keer echter vriendelijk gezind en na een uitwisseling van sigaretten, stemt de UCK-leider in met een kort gesprek. Hij geeft alleen zijn schuilnaam. Zijn echte identiteit blijft geheim, net als de naam van zijn dorp en de grootte van zijn gevechtseenheid. Hij geeft wel enige details prijs over de etnische Albanese rebellenbeweging UCK, over haar wortels en over haar ontwikkeling. Zijn keiharde doelstellingen geven aan hoe het komt dat buitenlandse diplomaten zoveel moeite hebben om via onderhandelingen een einde te maken aan de oorlog tussen de etnische Albanese rebellen en de Servische politie- en legereenheden in Kosovo.

De Kosovaarse Albanezen die onafhankelijkheid van het door Serviërs geleide Joegoslavië willen, zijn in drie kampen verdeeld. De politieke leider Ibrahim Rugova is een pacifist. Een gematigde vleugel van het UCK neigt ernaar zich bij Rugova aan te sluiten om samen een autonome status voor Kosovo te bereiken. Daarnaast is er de extremistische vleugel van het UCK, het kamp van de Leeuw.

Groot-Albanië
Deze tak wil niets minder dan onafhankelijkheid. De Leeuw en de zijnen minachten Rugova evenzeer als zij de Joegoslavische president, Slobodan Milosevic, haten. Voor hen is het veroveren van heel Kosovo slechts een stap op weg naar nog meer strijd, naar het ultieme doel: het trekken van nieuwe Europese grenzen om delen van Macedonië en Montenegro te laten opgaan in een “Groot-Albanië”.

„Ik weet niet eens of Rugova wel een Albanees is. Hij zou een Serviër kunnen zijn. Voor mij is hij dood. Ik zou Rugova nog eerder om zeep helpen dan Milosevic”, aldus de Leeuw. Hij lacht spottend zijn scheefgegroeide, duidelijk ongepoetste tanden bloot. Ook zijn mannen lachen. Zijn door de zon bruin gebakken rimpels doen hem ouder lijken dan de 36 jaar die hij is. Hij is tenger en ongeveer 1,70 meter lang, maar heeft de ongedwongenheid en het charisma van een natuurlijk leider. „Ik zie er niet uit als een leeuw”, geeft hij toe. „Maar als ik op jacht ga, jaag ik erg goed op Serviërs”.

In 1981 was de commandant student biochemie aan de universiteit van Pristina, toen de Serviërs hard optraden tegen een Albanese opstand. Er kwamen tachtig mensen om het leven. In hetzelfde jaar begonnen hij en zijn vrienden plannen te beramen om Kosovo van de Servische overheersing te bevrijden.

In 1991 –zeven jaar voor de oorlog uitbrak– trainden strijdgroepen van het UCK al voor een guerrillaoorlog. In Kosovo oefenden de Leeuw en zijn vrienden na voetbalwedstrijden in de bossen. Volgens hem trainden er ook rebellen in Duitsland en Albanië.

Te slap
Hij sloot zich aan bij Rugova's partij, maar vertrok weer na drie maanden omdat hij Rugova veel te slap vond. Om geld te verdienen om een daadkrachtiger doelstelling te realiseren, vertrok de Leeuw in 1994 naar Duitsland en ging in een dorp bij München aan de slag als bouwvakker. Hij verdiende 5000 gulden per maand en gaf het meeste daarvan uit aan UCK-propaganda en reisjes naar Albanese gemeenschappen in Frankrijk, Zwitserland, Slovenië en Nederland, om daar steun voor de afscheidingsbeweging te zoeken.

Dit voorjaar sloeg hij een krant open en zag foto's van het conflict in zijn thuisland. De datum was 6 maart, één dag nadat bij een aanval van de Servische politie op het dorp Prekaz vijftig Albanezen om het leven waren gekomen, onder wie vrouwen, kinderen en UCK-leider Adam Jashari. Hij liet zijn vrouw en kind achter in Duitsland, kwam terug naar Kosovo en werd “de Leeuw”.

Hij sprak vorige week donderdag op een van de twee doorgangswegen naar de Kosovaarse hoofdstad Pristina, die door het UCK scherp werden bewaakt. Inmiddels hebben de Servische strijdkrachten een van de wegen heroverd, maar niet die van de Leeuw.

Ontvoerders
Hij zegt dat zijn sluipschutters in het verleden Servische tanks hebben verdreven. Daarnaast zijn zijn mannen actief als ontvoerders. Ooit nam de Leeuw met zijn eenheid een passagiersbus in beslag, waarbij hij de vrouwen liet vertrekken, maar de Servische politiemensen vasthield om ze te ruilen voor UCK-gevangenen.

Het aanhouden van voertuigen is zijn normale bezigheid. Hij rijdt rond in zijn Mercedes, vergezeld van zijn manschappen en uitgerust met geweren, en luistert naar patriottische Albanese volksmuziek tot het moment daar is om toe te slaan.

Wanneer een vrachtwagen met hulpverleners komt aanrijden, houdt de Leeuw ze enkele minuten staande. Hij controleert paspoorten, noteert vluchtig enkele namen in een notitieboekje en laat ze weer vertrekken door een grote zwaaibeweging te maken. Enkele journalisten komen echter in de problemen, omdat hun auto uit de Servische hoofdstad Belgrado komt. De Leeuw heeft hen al eerder gewaarschuwd. „Waarom rijden jullie nog steeds rond met nummerplaten uit Belgrado”, brult hij. „Het is een huurauto”, zegt een van de mannen schaapachtig. „Deze keer is het goed”, zegt de Leeuw. „Maar de volgende keer, pas dan maar op”.