Buitenland

Delors krijgt Erasmusprijs voor werken aan Europese integratie

Een filosoferende koning
als EC-voorzitter

APELDOORN – In de Nieuwe Kerk in Amsterdam kreeg de Fransman Jacques Delors vandaag de Erasmusprijs uitgereikt. Waarom? Als voorzitter van de Europese Commissie werkte hij tien jaar (1985-1995) aan de eenwording van Europa. Met succes. De diep gedemoraliseerde Gemeenschap wist hij in korte tijd te inspireren tot initiatieven, waarvan de reikwijdte nog niet zijn te overzien.

Het Amerikaanse magazine Newsweek huldigde hem kort voor zijn aftreden als “de tsaar van Brussel”. Voor Helmut Kohl is de kleine Fransman de “grote inspiratiebron” van eind jaren tachtig, begin jaren negentig.

Beide typeringen zijn treffend. Toen Delors in 1985 commissievoorzitter werd, zat het Europese eenwordingsproces in het slop. Niet voor niets sprak men over eurosclerose. De Fransman lanceerde toen de interne markt en de monetaire unie. De achterliggende gedachte was dat deze twee zaken de regeringen zouden dwingen op tal van andere terreinen te gaan samenwerken. De gok pakte redelijk goed uit. De Europese markt is anno 1997 absoluut niet voltooid, maar in Azië en Noord-Amerika dient ze wel als voorbeeld. Ook het Verdrag van Maastricht was zonder Delors nauwelijks denkbaar. Steeds dreef hij Europa op, omdat het de overtuiging van de Fransman was dat stilstand tot verval zou leiden.

Solidariteit
Zijn Britse biograaf Charles Grant beschrijft de 72-jarige Fransman zo: „Hij is een socialistische vakbondsman, die ooit voor een gaullistische regeringsleider werkte en die zichzelf aanduidt als verkapt christen-democraat. Hij is een praktizerend rooms-katholiek die ook in morele kwesties stelling neemt en van zichzelf zegt niet ambitieus te zijn. Desondanks is hij een gewiekst politiek tacticus, die van de macht houdt en de Commissie in een ijzeren greep hield. Delors is een vaderlandslievend Fransman die in een verenigd Europa gelooft”.

Toch verwordde Delors in de tien jaar dat hij commissievoorzitter was niet tot een opportunist. Hij bleef geloofwaardig. Hoe? Heel eenvoudig: hij handelde volgens bepaalde overtuigingen waarvan hij niet afweek. Zijn eerste luidde: het loont voor Europa te vechten, omdat er de vrede mee wordt gediend. Daaruit volgde: dit resultaat is alleen door integratie te bereiken, samenwerking tussen soevereine staten is niet voldoende. Delors schrok zelfs voor het in Frankrijk en Engeland veel gesmade begrip federalisme niet terug.

En dit Europa, predikte Delors voortdurend, moet ambities hebben. „De dynamische grootmacht die we al zijn op gebied van handel en economie moet uitgroeien tot een politieke macht van betekenis. Anders valt te vrezen dat de gemeenschap ten slotte uit elkaar valt”. Europa slechts besturen? Dat heeft Jacques Delors nooit geïnteresseerd.

Denktank
Delors is een van de weinige politici die op lange termijn denken. De “Cellule de Prospective”, een denktank bestaande uit mensen met de meest verschillende achtergrond, is een creatie van de kleine Fransman. Ze hielp hem ideeën te ontwikkelen en onderwerpen van alle kanten te belichten. Toen de discussie over de subsidiariteit zich aandiende, droeg zijn “think tank” alles aan dat er ooit over dit onderwerp was verschenen: van het 16e-eeuwse calvinistische kerkrecht tot wat paus Leo XIII erover had gezegd. En zijn medewerkers wisten dat ze niet voor Delors' bureaula werkten, ze droegen argumenten voor praktische politiek aan.

Advies en ideeën zocht Delors ook bij intellectuelen. Toen de Deense bevolking in eerste instantie nee tegen 'Maastricht' zei, schrok de Fransman geweldig. Sindsdien nodigde hij drie keer per jaar persoonlijkheden uit alle delen van de wereld bij hem uit om van gedachten te wisselen. Dat gebeurde alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Zijn partijgenoot François Mitterrand maakte van dergelijke evenementen een mediacircus.

„Hij zoog ideeën als een spons op”, schrijft Grant, „en na een paar weken kwam hij dan met een voorstel”. Teamwerk was echter niet Delors' sterkste kant. Hij gaf leiding aan een equipe en trok als een marionettenspeler aan de touwtjes. Hij haat ongestructureerde debatten, kan echter goed luisteren, noteert veel, verlangt steeds nieuwe informatie, gunt zichzelf tijd om iets af te wegen, neemt dan zijn beslissing. En maakt die soms ongedaan.

Van zijn medewerkers verlangt hij volledige inzet. Zij bestrijden overigens dat hij autoritair is: „Nee, hij was een strenge leraar met grote pedagogische talenten en hij verlangde dat zijn leerlingen de beste prestaties leverden”.

Bewondering
April 1991 viel de door Margaret Thatcher geïnspireerde Brugge-groep Delors aan. Hij werd bestempeld als een Frans nationalist die „hoopt de dromen van Lodewijk XIV, Napoleon of De Gaulle te realiseren. Van het nieuwe Europa wil hij een groter Frankrijk maken”. Was Delors Parijs' stroman in Brussel?

Nee. Delors was eerder een vriend van Duitsland. Welke andere politicus had de moed twee dagen na de val van de Muur de Duitsers te zeggen: „U hebt zoveel voor Europa gedaan, laten we samen verdergaan”. In de weken dat de Duitse eenheid in zicht kwam en François Mitterrand meende dat hij Michail Gorbatsjov moest consulteren, stond de Fransman Delors al aan Kohls kant. „Ik heb geen ogenblik getwijfeld de vereniging van de beide Duitse staten te steunen”, zei hij in 1991.

De socialist Delors had een zekere bewondering voor de Duitse bereidheid tot het sluiten van compromissen. De econoom Delors bewonderde hun efficiëntie. Maar het zat dieper. „Ik ben Fransman. Mijn vader werd in de Eerste Wereldoorlog voor 80 procent invalide. Mijn beste vriend is in een concentratiekamp omgekomen. Iemand moet hun toch de hand reiken”.

In Helmut Kohl vond de vroegere EC-voorzitter een van zijn betrouwbaarste partners. Delors, die in klein gezelschap Europese politici genadeloos neersabelde, heeft zich altijd in lovende woorden over de Duitse bondskanselier uitgelaten.

Vijanden
Delors maakte ook vijanden met zijn visie op Europa. „Brussel moet tevreden zijn met wat het heeft”, riepen zijn critici. „Het moet consolideren in plaats van verder integreren”. Dat was ook het standpunt van Douglas Hurd, de vroegere Britse minister van buitenlandse zaken. In 1994 schold hij: „We hebben geen filosoferende koning als commissievoorzitter nodig”.

Delors wilde te veel en vooral te snel. Steeds riepen tegenstanders een uitspraak van Delors uit juli 1988 in herinnering dat „binnen tien jaar 80 procent van alle economische wetten en mogelijk ook regels op het gebied van belasting en sociale wetgeving in Brussel en niet meer in de nationale hoofdsteden van Europa wordt gemaakt”. Met zijn woorden joeg hij niet alleen de Britten tegen zich in het harnas.

Stellig heeft Delors berouw van zijn uitspraak gekregen. Keer op keer werd hem voor de voeten geworpen dat hij een machtswellusteling was, expansionisme nastreefde en centralistische ambities koesterde. De burgers konden hem in zijn missiedrang niet volgen.

Daar leed Delors onder. Toen de interne markt niet enthousiast werd begroet, gaf hij toe: „Men wordt niet op een binnenmarkt verliefd”. De afwijzing door de Denen van 'Maastricht' was voor hem een persoonlijke nederlaag, de uiterst magere meerderheid waarmee de Fransen akkoord gingen deprimeerde hem. Daarbij kwam dan nog de machteloosheid van de Europeanen in Bosnië. Het ging hem aan het hart.

Europa was niet af, toen hij afzwaaide. „Op rouwkaarten staat vaak: geen bloemen, geen kransen”, antwoordde hij kort voor zijn vertrek op de vraag naar zijn politieke nalatenschap. „De bloemen die u mij aanbiedt schenk ik u. Voor kransen is geen aanleiding, daarvoor is Europa nog te levendig”.

Door R. R. Zeeman