EU bemoeit zich niet met wetgeving over euthanasie
Debat speelt zich buiten de vergaderzaal afDoor drs. A. A. C. de Rooij BRUSSEL Euthanasie maakt geen deel uit van de gemeenschappelijke politiek van de EU. De regelgeving in die sfeer berust volledig bij de afzonderlijke lidstaten. In het Europees Parlement (EP), een van de instellingen van de Unie, is inmiddels wel over het onderwerp gesproken, maar niet in een officieel debat, alleen in woordenwisselingen soms scherp van toon buiten de vergaderzaal. De wettelijke bepalingen omtrent levensbeëindigend handelen behoren tot het strafrecht en dat terrein valt niet onder het takenpakket van Brussel. Simpelweg omdat er voor een overheveling van bevoegdheden naar dat niveau geen reden is. Een optreden in gezamenlijk verband van de vijftien zou geen voordelen opleveren boven het uitzetten van het beleid door de individuele landen en in dat geval schrijft het zogeheten subsidiariteitsprincipe voor dat de EU zich niet met de zaak moet bemoeien. De Europese Commissie en de ministers zullen dus geen initiatieven ontplooien om een onderling meer geharmoniseerde benadering tot stand te brengen. De regeringen hebben de handen vrij. Raad van Europa Toch is het euthanasievraagstuk al wel aan de orde geweest op het internationale podium, namelijk binnen de Raad van Europa. Die opereert echter niet onder de vlag van de EU. Elk van de 41 erbij aangesloten landen zendt een aantal van zijn nationale volksvertegenwoordigers naar de parlementaire assemblee van genoemd orgaan. Die vergadert in Straatsburg. De Raad van Europa, opgericht in 1949, heeft tot doel toe te zien op het handhaven van de mensenrechten, de democratie en de beginselen van de rechtsstaat. Dat gebeurt op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Artikel 2 daarvan luidt: Het recht van eenieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd. In 1999 hebben de afgevaardigden, aan de hand van een rapport van de Oostenrijkse christen-democrate mevrouw Gatterer, overleg gevoerd over de positie van ernstig zieken en stervenden. In een met grote meerderheid aangenomen resolutie riepen zij de overheden ertoe op, met verwijzing naar artikel 2, het recht op leven van ook deze burgers te eerbiedigen en voorts een goede palliatieve zorg en een adequate pijnbestrijding te waarborgen. De EU staat los van de Raad van Europa, zoals we al vaststelden, maar zij heeft in het Verdrag van Amsterdam wel bepaald dat zij de grondrechten zoals we die aantreffen in het EVRM, aanvaardt als algemene uitgangspunten voor haar doen en laten. Verontrusting Ondertussen heeft de wetgeving die in Nederland in het verschiet ligt, flink wat deining veroorzaakt in het Europees Parlement. Daar heerst verontrusting over het voorstel van het kabinet-Kok. De oppositie wordt aangevoerd door de christen-democraten, de grootste fractie. Die vindt dat paars te ver gaat door actieve euthanasie bij bepaalde situaties uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen. Als een arts de voorgeschreven zorgvuldigheidscriteria hanteert, behoeft hij zich niet meer te verantwoorden tegenover justitie. Een regionale commissie, en niet het openbaar ministerie, toetst of de medicus inderdaad de vereiste procedure in acht heeft genomen. De combinatie van ChristenUnie/SGP verwerpt het ontwerp waarover de Eerste Kamer volgende week praat eveneens, maar de delegatie van de protestantse partijen in Brussel en Straatsburg is met drie man te klein om een vuist te kunnen maken. Zij moet daarom de regie overlaten aan de christen-democraten. Pogingen van die zijde om een debat op de agenda te krijgen, zijn tot nu toe gestrand. Het CDA-smaldeel en de politieke geestverwanten uit de rest van de EU hadden graag zo'n discussie gevoerd vóór de behandeling in de Senaat. Zij rekenden voor een door hen in te dienen afkeurende resolutie in de richting van Nederland op steun vanuit andere groeperingen, van misschien een deel van de groenen en van sociaal-democraten uit de zuidelijke regio's, waar de opvattingen van de rooms-katholieke kerk nog gehoor vinden in de maatschappij. Een eventuele uitspraak van het EP is weliswaar niet bindend, maar je zet er toch druk mee op de ketel, was de redenering. Onlangs gaf de Duitser Peter Liese (CDU) een gezamenlijke persconferentie met zijn landgenote en groene politica Hiltrud Breyer om te illustreren dat de bezorgdheid een breed draagvlak kent. Breyer kwalificeerde de euthanasiepraktijk in ons land als zeer gevaarlijk. Zij constateerde: Ik ben bang dat wat nu nog een vermijdbaar recht is, straks min of meer een plicht wordt. Liese van zijn kant verwoordde de opvatting van de christen-democraten: De Europese Unie wil een gemeenschap van waarden zijn. Dat dient niet enkel tot uitdrukking te komen in strijd tegen vreemdelingenhaat en rechts-extremisme, maar ook in de bescherming van de menselijke waardigheid en van het menselijk leven, in het licht van nieuwe ontwikkelingen op medisch vlak. Grove verwijten Zoals reeds opgemerkt lukte het vooralsnog niet in het EP een debat over euthanasie te organiseren. Socialisten, liberalen en groenen voelden er niets voor via zo'n officiële gedachtewisseling de besluitvorming in Nederland te beïnvloeden. Zij namen het de christen-democraten kwalijk dat die probeerden via Europa de euthanasiewetgeving in een van de lidstaten bij te buigen. Omgekeerd ontlokte minister Borst veel kritiek omdat zij een verzoek om in Straatsburg het voorstel van de regering in Den Haag te komen toelichten, van de hand wees. De tegenstellingen ontaardden in heftige disputen, maar die voltrokken zich buiten de vergaderzaal. Er klonken grove verwijten, de toon was soms bitter. Schandalig, politiek van het laagste niveau, minachting van de Nederlandse democratie, werd de CDA-europarlementariërs toegevoegd. Euthanasie bleek in ieder geval een emotioneel zwaarbeladen onderwerp. De vertegenwoordigers van paars reageerden uiterst geprikkeld, blijkbaar uit angst het imago opgespeld te krijgen dat zij het minder zorgvuldig nemen met kwesties van leven en dood. De discussie belandde in de partijpolitieke sfeer en de verhoudingen raakten dusdanig verziekt dat er geen ruimte was voor een zakelijke confrontatie van inhoudelijke argumenten. Inmiddels lijkt het erop dat er over niet al te lange tijd toch een formeel debat, goed voorbereid via een op te stellen rapport, zal plaatsvinden binnen het Parlement, met wel de afspraak dat het niet de bedoeling is een bepaalde lidstaat in de beklaagdenbank te zetten. Bovendien zal de bespreking zich waarschijnlijk meer toespitsen op het aspect van de zorg voor en begeleiding van ongeneeslijk zieken dan op de strafrechtelijke kant van de zaak. De Eerste Kamer heeft dan al geoordeeld en de beslissing over het wetsvoorstel van het kabinet-Kok is dan al gevallen. |